"Laat het maar mysterieus zijn."

Jongensachtige meisjes en meisjesachtige jongens

Nora Uitterlinden • 1 dec 2009

Zes jaar lang, tussen 2003 en 2009, fotografeerde Van Gemert meisjesachtige jongens en jongensachtige meisjes tijdens hun ontwikkeling van kind tot puber. Het resultaat: uiterlijkheden die eens níet snel te plaatsen, laat staan te beoordelen zijn.

‘Mannelijkheid in meisjes en vrouwelijkheid in jongens hebben mij altijd geboeid’, zegt Van Gemert in haar atelier in Nijmegen. ‘Twintig jaar geleden fotografeerde ik voor een project meisjes die met poppen speelden. Het was een soort ontdekkingstocht naar vrouwelijkheid, maar daar kwam ik toen niet uit. Later, tijdens mijn ‘grote gezinnen’-project, merkte ik dat ik de jongensachtige meisjes en meisjesachtige jongens uit die gezinnen een leuke uitstraling vond hebben en interessant vond om te fotograferen.’
Maar hoe is iemands uitstraling in een foto vast te leggen? Hoe kijkt een fotograaf naar de kleine details die de uitstraling bepalen? Voor Van Gemert is iemands blik belangrijk. ‘Ik kijk vooral naar hoe de ogen staan’, zegt ze. ‘Sommige mensen kijken heel indringend, anderen juist niet.’ Maar Van Gemert kijkt ook naar beweging en houding: ‘Sommige mensen kunnen goed poseren, anderen zijn houteriger. Maar daar weet ik wel goed mee om te gaan. Dan loop ik om zo’n houterig persoon heen en fotografeer ik vanuit allerlei hoeken. Soms zet ik iemand ergens op, of geef ik een voorwerp om vast te houden.’ Op die zoekende manier heeft Van Gemert ook de androgynie van de kinderen gefotografeerd.
‘Het zit vaak in de houding: meisjes die wijdbeens staan of zitten of met armen over elkaar, een houding van “kom maar op”. Bij sommige jongens zag ik een ballethouding. Maar soms kijk je toch naar kleine trekken in het gezicht, die uiteindelijk een groot effect kunnen hebben op de uitstraling. Bij bijvoorbeeld de puberjongen met de krullen bijvoorbeeld zit het zachte in het gezicht, met name in de volle lippen en de zachte ogen. Ik ben ook expres van de zijkant gaan fotograferen om hetzelfde gezicht juist als mannelijk te benadrukken. Maar als je van voren kijkt en naar de ogen, dan kun je die blik niet negeren, en die is zacht.’

Het decolleté-tijdperk
Van Gemert wil de kijker in verwarring brengen, niet om te shockeren, maar om de schoonheid te tonen van iets dat nog onbenoembaar is. Als kijker word je geconfronteerd met een situatie die je niet kunt duiden. Van Gemert lacht: ‘Ik heb op een kunstmarkt een keer een groot vel met kleine printjes van deze kinderen laten zien. Eén man werd boos. “Welke geaardheid hebben deze kinderen? Ik vind het verschrikkelijke foto’s.” Zo’n reactie is veelzeggend. Veel mensen kunnen iets pas waarderen als ze het kunnen plaatsen. De media maken het er niet beter op. Als je naar tv-programma's kijkt waarin jongeren auditie doen voor hun zang- of topmodeltalent, dan zie je hoe traditioneel de rollenpatronen in die programma’s zijn. Meisjes komen heel ver als ze uitdagend gekleed en sexy zijn. Zij worden gewaardeerd om hun uiterlijk, bij jongens gaat het meer om een ruige uitstraling. Zij mogen geen zacht karakter hebben, want dan worden ze afgeschreven als een mietje. Ik wil van die etiketten af. We leven in een etiketjesmaatschappij waar alles benoemd moet worden en als dat niet lukt, dan krijg je tóch iets opgeplakt. Dan is het leuk om eens stil te blijven staan bij die momenten dat het niet lukt. En waarom moeten onze vragen over categorisering altijd een antwoord hebben? Ik ben geïnteresseerd in het nog ongedefinieerde, juist omdat dat minder gewaardeerd wordt in de media. In de modewereld zie je gelukkig al wat meer mannelijkheid en vrouwelijkheid door elkaar lopen.’
Veel mensen vinden dat we al vrij genoeg zijn en ‘onszelf’ kunnen zijn, maar daar is Van Gemert het zeker niet mee eens. ‘Die etiketten komen telkens weer terug. De kinderen uit mijn project werden vaak gepest. Op de Vrije Scholen wat minder, maar daar zat dan ook meteen het grootste aandeel androgyne kinderen op. Zo heb ik ook maar één Surinaams meisje en één Chinees meisje in mijn project. Veel kinderen uit het project komen uit hoogopgeleide, vaak kunstzinnige milieus die hen blijkbaar wel de mogelijkheid bieden androgyn te leven. Maar als je naar populaire televisieprogramma’s kijkt dan zie je dat vrouwen worden afgerekend op hun mannelijkheid en mannen op hun vrouwelijkheid. Veel vrouwen die inhoudelijk weinig te zeggen hebben, zitten om hun vrouwelijke buitenkant toch in de televisiewereld. Dan leren ze door de jaren heen wel gebruik te maken van hun andere kwaliteiten. Maar dat hun carrière met hun uiterlijk moet beginnen, dat is armoede. Net als het beeld trouwens dat het publiek krijgt voorgeschoteld, een eenzijdig, standaard beeld. Ik noem dit ook wel het decolleté-tijdperk: vrouwen die hun imago gebruiken om carrière te maken. Het zou om het innerlijk moeten gaan.’

Testosteron
Een foto blijft toch beeld en draait dat niet altijd om uiterlijk? ‘Ik hoop’, zegt Van Gemert, ‘dat je soms aan de blikken van mensen iets van een innerlijk ziet. Daarom laat ik mensen nooit lachen op een foto, dat vind ik zonde, dan krijg je een oppervlakkiger beeld.’ Diepgang bereikt Van Gemert ook door de ontwikkeling van de kinderen te laten zien. Doordat ze de kinderen gedurende enkele jaren telkens weer opzocht om te fotograferen, raakt de kijker betrokken bij die ontwikkeling. Zo zie je Julia op drie foto’s als weerbarstige tiener, en op de vierde en vijfde met dezelfde sterke ogen maar een beetje eyeliner ineens als vrouw. Of Laurens, die er als tienjarige sereen uitziet, als elfjarige en profile als een zelfbewuste vrouwelijke filmster uit de jaren zestig oogt, maar op twaalfjarige leeftijd ineens zichtbaar testosteron door zijn lichaam heeft gieren en gel door zijn haar. Van Gemert stond er zelf ook versteld van hoeveel de kinderen veranderden. ‘Vaak dacht ik, vooral van de meisjes, dat ze wel jongensachtig zouden blijven, en niet dat ze zo om zouden slaan naar “vrouw”.’

Stopcontact
Eigenlijk zijn de geportretteerde kinderen zelf in grote mate het kunstwerk van dit project. Had Van Gemert deze serie dan ook kunnen maken door een selectie te maken uit hun schoolfoto’s? ‘Nee’, zegt ze stellig. Dat heeft te maken met haar manier van naar het kind en door de lens kijken. ‘Een schoolfotograaf zet de kinderen er op hun voordeligst op, zonder na te denken over wat “voordelig” dan is. Hij wil zijn foto’s verkopen dus moeten ze geaccepteerd worden. Hij maakt één of twee foto’s en dan is de volgende aan de beurt. Ik maak altijd veel opnames van één kind, en wacht tot de uitstraling goed is. Die is pas goed als de kinderen wat rustiger zijn en niet meer op de camera letten. Soms zie ik dat het beter is om van opzij te gaan fotograferen, dat je dan bepaalde trekken beter ziet. Een schoolfotograaf zoekt daar niet naar.’
Een overeenkomst is wel de neutrale achtergrond waarvan zowel een schoolfotograaf als Van Gemert in dit werk gebruik maken. In haar boek Uniformiteit, waarvoor ze meisjes in internaten heeft gefotografeerd, heeft ze juist veel aandacht voor de verschillende achtergronden waarin de meisjes zich begeven, bijvoorbeeld voor hun kamers die in tegenstelling tot de uniformen niet eenvormig zijn. Daar was een portret eigener in een eigen omgeving. ‘Het is bij portretten moeilijk om een balans te vinden tussen de geportretteerde en de omgeving’, legt Van Gemert uit. ‘Maar de kamers van deze kinderen waren vaak te druk. Ik wilde een nadruk op de uitstraling van de kinderen. Daar had ik een rustige omgeving voor nodig. Ik vind het vaak al storend als je een stopcontact of een stuk kast ziet.’
Dit boek is in tegenstelling tot veel van Van Gemerts eerdere werk grotendeels in kleur. Dat was een bewuste keuze. ‘Ik heb zo lang met zwart-wit gewerkt, ik had echt zin in kleur. Maar ook zou er zonder kleur informatie verloren zijn gegaan. Een beeld van een kind geef je toch beter in kleur weer. Voor mijn kloosterproject was ik geïnteresseerd in ruimtes en lichtval, en dat komt mooi uit in zwart-wit, daar zou kleur juist afleiden. Van deze kinderen wilde ik de kleur van hun kleren, ogen en lippen kunnen laten zien.’

Geen lachende marionetten
Kleur of geen kleur, mensen die kinderen het liefst op een vakantiekiekje zien, snappen soms niet dat de kinderen in Van Gemerts werk niet lachen. ‘Vroeger ging ik er nog uitgebreid op in, maar nu vind ik: het spreekt je aan of niet. Je kan ook aan een touwtje trekken zodat die lipjes omhoog gaan. Dat zou leuk zijn, een fototentoonstelling waarbij je op een knopje drukt zodat alle kopjes ineens gaan lachen. Dat zou wel een grap zijn. Maar ik vind het niks vertellen. Mensen kennen andere mensen vaak als lachende mensen, maar wat weet je dan van iemand? Ik laat kinderen wel in de lens kijken, zodat je, zoals iemand dat zo mooi zei: “bijna bij hen naar binnen kan kijken’’.’
Wanneer is iemand dan zichzelf en waar kan een fotograaf dat aan zien? ‘Ik wacht tot het moment dat een kind niet meer op de camera reageert’, zegt Van Gemert. ‘In het begin weten ze zich vaak geen houding te geven. Vaak gaan ze lachen, dan wacht ik totdat dat moment over is. Kinderen zijn het meestal niet gewend. Dan zeg ik dus niet “je mag niet lachen”, want daar schrikken ze van, dan is het moment kapot, dat is natuurlijk niet de bedoeling.’

Borsten
Van Gemert neemt de kwetsbaarheid van de kinderen die ze heeft gefotografeerd, zeer serieus: ‘De kinderen hebben altijd meegekeken naar de foto’s van henzelf en de andere kinderen uit het project’, zegt ze. ‘Ik had een mapje dat elk jaar dikker werd en waarin je de ontwikkeling van de kinderen mooi zag. Dat mapje was echt van die kinderen, dat kenden ze, en gaf hen misschien ook een gevoel van controle over of betrokkenheid bij het project.’
De kinderen hebben ook wat te zeggen in de tekst van het boek. Marijke Libert met wie Van Gemert eerder samenwerkte, heeft een aantal kinderen geïnterviewd over hun ontwikkeling en (vroegere) androgyniteit. Wat zij te vertellen hebben, is vaak zo reflecterend en zelfbewust dat je je afvraagt of er nog wel volwassenen nodig zijn om hen te helpen bij de acceptatie van hun androgyniteit. Veel kinderen zien voordelen. ‘Ik kan twintig pannenkoeken op voor een weddenschap’, zegt Ruth, die blij is dat ze door haar sportieve achtergrond niet in de meisjesval van diëten is gestapt. Of Jelle, die trots is op zijn kennis van ‘wat vrouwen belangrijk vinden’ aan borsten. De geïnterviewden zijn over het algemeen blij met de zichtbare nieuwe gender waarin de puberteit hen duwt. Slechts één van de geïnterviewde kinderen heeft zich even echt willen verzetten tegen de uiterlijke veranderingen in de puberteit, zij drukte met te strakke hemdjes haar beginnende borsten plat. Sommigen vonden het zelfs een periode leuk om als ander geslacht gezien te worden. Maar het boek gaat niet over kinderen die een volledige geslachtsverandering zouden willen.
Als de gefotografeerde kinderen al moeite hebben met de veranderingen in de puberteit dan komt dat meer door verandering an sich dan door het krijgen van hormonen van een geslacht waar ze niet bij willen horen. Zoals de elfjarige Alex, die blij is dat zich bij haar nog geen borsten ontwikkelen, zegt: ‘We hebben een meisje in de klas dat al borsten heeft en bij haar vind ik het dus niet mooi. Maar bij mama omdat die al volwassen is, vind ik het niet lelijk. Stel je voor dat mama geen borsten had, dát was pas lelijk geweest. Het kan natuurlijk te maken hebben met het feit dat ik mama alleen ken mét borsten.’

Jongens en meisjes is een prachtboek dat uitdaagt tot nadenken en ook gewoon mooi is om naar te kijken. Gewoon mooi? Van Gemert: ‘Ik vind het esthetisch mooi om het mysterieuze wat betreft de gender van de kinderen in mijn foto’s in stand te houden. Daarnaast vanwege de sociale kant. De moeilijkheid om het geslacht van het kind op mijn foto’s te bepalen, doet immers recht aan de verschillende kanten van het kind. Als serie vertellen de foto’s een verhaal over de ontwikkeling van de kinderen. Ik heb bewust geen namen onder de foto’s gezet, die staan achterin, want een naam verraadt soms al of het een jongen of een meisje is. Laat het maar mysterieus zijn.’

Jongens en meisjes, fotografie door Annie van Gemert, tekst door Marijke Libert, ISBN: 97890806958. Verkrijgbaar in de boekhandel.

Exposities:
5-9-2009 t/m 3-1-2010 in het Nationaal Onderwijsmuseum te Rotterdam

24-7-2010 t/m 24-10-2010 in het Limburgs Museum te Venlo.