Moedwillig vergeten

De tijden van Franz Fanon zijn voorbij

Het debat rond racisme in Nederland lijkt eind vorig jaar meer dan voorgaande jaren geëscaleerd. Sinds de vraagtekens op te roepen. Internationale media probeerden de tegenstrijdige discussie die in het kleine Europese land plaatsvond uit te leggen. Alleen het Nederlandse kabinet deed alsof haar neus bloedde. In een gevoelig debat blijken juist vooraanstaande Nederlandse politici als Mark Rutte moeite te hebben met het innemen van een standpunt. Deze ontkenning van de politiek samen met de veelal agressieve reacties rondom de Zwarte Pietendiscussie legt een veel groter probleem bloot, namelijk dat van racisme in Nederland en de eeuwenlange bagatellisering hiervan. Het liberale gedachtegoed zoals Tim de Visser dat in december vorig jaar in Tijdschrift LOVER beschreef, lijkt een dominante positie in te nemen in de hoofden van blanke Nederlanders. Het is pas een probleem als jij er een probleem van maakt, racisme bestaat alleen omdat jij het racistisch maakt.

Tijdschrift LOVER vindt dat het tijd wordt dat deze belangrijke discussie niet stopt op 6 december. Daarom deze keer iets anders dan Zwarte Piet, maar niet minder zorgwekkend.

Vlak voor de discussie rondom racisme in Nederland losbrak, werd de videoinstallatie van de Hongaarse kunstenaar en filmmaker Peter Forgacs onthuld in het EYE filmmuseum in Amsterdam. Peter Forgacs snijdt met zijn nieuwe thema van het Nederlandse koloniale verleden een gevoelig politiek onderwerp aan.

De kunstenaar is de Nederlandse archieven ingedoken en heeft daar een selectie gemaakt van brieven, dagboeken, foto’s en homevideo’s gemaakt in Nederlands-Indië tussen 1900 en 1940. Uit deze selectie heeft Forgacs verschillende combinaties gemaakt die de wereld van toen dichtbij brengen. Dit roept de vraag op in hoeverre Peter Forgacs rekening heeft gehouden met de implicaties van het herproduceren van dit koloniale verleden. Tijdens de persvoorstelling uitte Forgacs helaas de woorden dat zijn installatie geen politiek statement is. Dat is bijzonder, want door het kiezen van deze thematiek is het onvermijdelijk om een politiek werk neer te zetten. Maar nee, Forgacs gaf aan dat hij zich realiseert dat het Nederlandse koloniale verleden inderdaad gevoelig ligt, maar dat zijn werk desondanks geen politiek statement is. ‘Nederland hoeft zich niet meer schuldig te voelen over de geschiedenis van Nederlands-Indië. De tijden van Franz Fanon zijn voorbij,’ aldus Forgacs. Ondanks dat de maker zelf zijn werk probeert te distantiëren van het politieke; met thematiek rond een complex verleden als dit lijkt de vraag hoe Nederland met het koloniale verleden dient om te gaan toch onvermijdelijk. Dus wat zijn de implicaties van Forgacs’ werk en zijn afstandelijke houding ten opzichte van een politiek debat over racisme en een onbesproken koloniale geschiedenis?

Forgacs’ tentoonstelling bestaat uit zeven grote schermen waarop een verzameling fragmenten uit homevideo’s van de Nederlanders geprojecteerd wordt. Voorgelezen dagboeken, brieven en andere schriftelijke bronnen worden gebruikt om de homevideo’s aan te vullen en een verhaal te creëren. De bronnen mogen dan authentiek zijn, de combinatie van verschillende bronnen zijn een keuze geweest van de kunstenaar zelf en dragen bij aan de problemen bij het herproduceren van deze gevoelige geschiedenis van Nederland.  De beelden en verhalen in verschillende vormen over en uit Nederlands-Indië roepen vragen op over het koloniaal verleden van Nederland. De vraag ontstaat wiens verhalen dit zijn en wat de implicaties zijn van  - onder andere -  het laten zien van beelden die gemaakt zijn in een tijd die ook bestond uit bezetting en onderdrukking. Hoe moet een verbeelding van Nederlands-Indië, de representatie van beelden uit een complex en pijnlijk verleden, worden uitgelegd?

Onderdeel van Forgacs’ installatie in het EYE is een geluidsfragment waarin een anonieme Indo-Europese vrouw vertelt over haar leven.  De bron voor deze vertelling is een interview uit een boek over Nederlands-Indië. Er is een vrouwenstem te horen die deze vrouw representeert en zij vertelt hoe het was om op te groeien in Nederlands-Indië. Gender, klasse en etniciteit komen in dit geluidsfragment samen. Als niet-blanke leefde ze anders dan Nederlanders. Zo maakte ze bijvoorbeeld wel eens afspraakjes over de telefoon met Nederlandse jongens, maar wanneer ze die dan ontmoette waren ze teleurgesteld over haar donkere uiterlijk en weigerden verder te gaan met het afspraakje. Ook vertelt ze hoe het voor haar en haar Indo-Europese vriendinnen normaal was om al meerdere abortussen te ondergaan voor ze eventueel trouwden, terwijl blanke vrouwen die zwanger raakten gelijk trouwden of ergens heen gingen om de zwangerschap uit te zitten. De anonieme vrouw vertelt ook andere persoonlijke verhalen, waarbij ze aangeeft dit allemaal alleen te vertellen omdat ze anoniem blijft.

Een tweede, niet anoniem verhaal gaat over de Nederlandse Rien Kuyk. Waarschijnlijk zorgt haar status als vrouw van een koloniaal ervoor dat zij zonder gêne vertelt over haar leven in Nederlands-Indië. Tenminste, via persoonlijke brieven aan haar familie krijgen we een inkijkje in haar belevingswereld van het Nederlands-Indië van haar tijd. Een interessante opmerking van Kuyk is dat er veel drank onder de Nederlanders in Nederlands-Indië genuttigd werd. Verder schrijft ze aan haar familie over de voedselprijzen, over de lokale politiek en over het contact met haar personeel. Op de schermen bij de verhalen van beide vrouwen komen foto’s en bewegende beelden voorbij.        

De verhalen die Forgacs weet te vertellen via oude beelden en ander archiefmateriaal zijn zeker waardevol, doch niettemin problematisch. Door deze selectie te maken uit historisch materiaal ontstaat een eenzijdige reproductie van deze geschiedenis.  Als postkoloniale macht heeft Nederland nog steeds moeite om de koloniale tijd van Nederlands-Indië niet te romantiseren. Forgacs speelt daar op in, en reproduceert een verleden dat overeenkomt met de romantische gevoelens over Nederlands-Indië die nog steeds dominant aanwezig zijn. Dat lijkt ook een groot probleem in het racismedebat in Nederland. Een regelmatig terugkomend argument is dat de koloniale tijd en de rol van Nederland in de internationale slavenhandel al ver achter ons ligt en dat dit geen rol meer speelt. Omdat het bespreekbaar maken op deze manier wordt gebagatelliseerd, wordt het ook onmogelijk gemaakt om de problematiek aan te kaarten. Zo kunnen de romantische gevoelens over het koloniale verleden worden behouden en wordt er tegelijkertijd een extra drogreden in stand gehouden die bijdraagt om de argumenten van niet-blanke Nederlanders ten aanzien van racisme en Zwarte Piet te negeren.

Waarom Forgacs in eerste instantie verwijst naar Franz Fanon - de man die onder andere het boek Black Skin, White Masks schreef, over het psychologische en politieke effect van het hebben van een donkere huidskleur in een witte, raciale samenleving - blijft onduidelijk.  Het verband is echter niet oncontroversieel. Het maakt duidelijk dat de maker van de tentoonstelling niet veel ziet in het idee van een gezondschuldgevoel over wat er zich in die tijd afspeelde in Nederlands-Indië en in Nederland. Forgacs legt met zijn verwijzing naar  Franz Fanon een belangrijk sentiment bloot. Een sentiment dat stelt dat het verleden is gebeurd en er niet meer toe doet en dat pijnlijk herkenbaar is in het hedendaagse debat over racisme in Nederland.