Over terrorisme en media

Iris Weges • 27 mrt 2016

Bij mijn buren, een moskee in Amsterdam Oost, werd afgelopen week een Turkse vlag over vier verdiepingen heen gehangen. Een teken van rouw. Daarna 'gebeurde' Brussel, en was de Belgische vlag wereldwijd te zien. Media zijn er vol mee. De Correspondent legde zelfs even alle andere publicaties stil, na verantwoording over hun selectieve verontwaardiging gegeven te hebben: ‘Onze verontwaardiging over aanslagen elders is even groot, maar we willen de menselijke neiging om nieuws dichtbij zwaarder te wegen dan nieuws verder weg toch niet helemaal wegdrukken'.

Voor mijn buren en vele andere Nederlanders was het nieuws uit Istanbul en Ankara net zo 'dichtbij' als Brussel. Voor mij voelt Brussel ook heel dichtbij. Ik kom er regelmatig, en vrienden en bekenden zijn er op dit moment. Dat geldt voor Istanbul in mindere mate. Voor Ankara nog minder. Maar ik vraag mij af wat het met iemand met wortels, vrienden en familie in Turkije doet om te zien hoe de westerse media voor Brussel en Parijs vrijwel platgelegd worden,  terwijl aanslagen in Turkije diezelfde aandacht niet krijgen. Gaat dit echt alleen over een 'menselijke neiging' zoals de Correspondent het noemt (en die ik herken)? Volgens mij is dat het niet alleen. Door de term menselijke neiging te gebruiken wordt verantwoordelijkheid ontweken. Indirect maakt De Correspondent (pijnlijk) duidelijk hoe de demografische achtergrond van hun redactie in elkaar steekt. En daarmee zijn zij zeker niet de enigen.

Ik vraag me af wat het met een mens doet die zich in mindere mate thuis voelt bij die Belgische of Franse vlag, maar wel bij die van Turkije of Irak, die nergens te zien zijn. Ik vraag me af wat het doet met een mens om de City Hall in Belfast, de Portrait Gallery in Londen, de Eiffeltoren in Parijs, de Brandenburger Tor in Berlijn, het paleis op de Dam, en al die andere internationale gebouwen wereldwijd de Franse of Belgische vlag te zien kleuren, maar niet de Turkse, Afghaanse of Syrische vlag. Ik vraag me af wat het met een Turkse Nederlander doet om ieder slachtoffer uit Brussel een gezicht en persoonlijk verhaal te zien krijgen, terwijl dat voor Turkse slachtoffers in Ankara nooit gebeurde. Volgens mij bevestigt het de kloof tussen de blanke mediawereld en publiek en confronteert biculturele Nederlanders ermee.

Of is dit logisch? Gebeurtenissen van dichtbij wegen immers zwaarder. Dichtbij refereert echter niet naar de geografische betekenis alleen. Als er iets in West-Europa gebeurt krijgt dat immers niet alleen meer aandacht van buurlanden. Ook Australië, Canada en de Verenigde Staten besteden daar disproportioneel veel aandacht aan. Wat door de media en politiek als dichtbij wordt gezien lijkt deel uit te maken van een soort (post)koloniale solidariteit. De manier waarop wereldwijd gereageerd wordt op aanslagen of gebeurtenissen waarbij Westerse – vooral blanke – mensen worden getroffen, laat het idee ontstaan dat deze solidariteit nu wordt bedreigd. Alsof terrorisme een conflict is tussen het Westen en de rest van de wereld.

 

Belgische_vlaggen_in_Europese_steden

 

Twitter, Facebook en andere media zorgen voor een hele nieuwe manier van nieuws ervaren. Ze zorgen er niet alleen voor dat we dingen eerder horen, ze maken ook extreem pijnlijk duidelijk hoe de verhoudingen liggen in de wereld, of versterken een gevoel van verdeeldheid dat er helemaal niet is. Cultuur, huidskleur en religie spelen een grote rol in wat nieuwswaardig wordt gevonden.

Arnon Grunberg schreef over het geheime kameraadschap van extreem-rechts en terroristen, waarbij media een belangrijke rol speelt.

Op Tijdschrift LOVER schreven wij ook over de manier waarop de Media reageerden op Keulen. Selectieve verontwaardiging drukt goed uit wat er toen gebeurde, maar selectieve compassie nog beter (dank, wijblijvenhier). 'Onze' vrouwen moesten beschermd worden voor de barbaarse verkrachters, de vreemdelingen. Twee weken geleden waren Dennis Kerckhoffs en ik in Brussel voor een seminar over vluchtelingenvrouwen, waar pijnlijk duidelijk werd dat seksueel geweld voor (niet-Westerse) vrouwen op de vlucht dagelijkse realiteit is. Dit gebeurt ook op Europese bodem. Maar voorpagina's zoals Keulen halen deze verhalen niet. De mannen die zich plotseling aansloten bij anti-seksisme bewegingen na Keulen, zetten die zich net zo hard in voor de bescherming van Syrische, Iraakse, of Afghaanse vrouwen? Ik ben bang van niet.

Over terrorisme en media, of: over ongelijkheid en media. Ik ben bang dat wat we nu online en offline zien alleen maar meer een voedingsbodem is voor radicalisering, 'hier' en 'daar'. En journalisten en de mediawereld waar zij deel van uitmaken voorzien volgens mij in een aanzienlijk deel van die voeding. Er wordt wereldwijd het signaal afgegeven dat bepaalde levens belangrijker zijn dan andere. De media zijn onderdeel van een postkoloniaal systeem, waarin aandacht scheef verdeeld is. Het is ook aan hen om te reflecteren op de consequenties van hun persoonlijke positionering en vooroordelen op niet alleen beeldvorming, maar de publieke ruimte (en wat daarin gebeurt)[1].

Ik vraag mij af wat mijn –ons- aandeel als mediagebruikers is op wat er in de wereld gebeurt. Leed is niet te wegen, te meten, of te vergelijken. Inderdaad, je kunt niet elk moment om al het leed in de wereld rouwen. Maar wat er nu gebeurt is groter dan dat. Met het aantal Turkse Nederlanders dat dit land inmiddels telt zou Turkije net zo dichtbij kunnen voelen als België, toch? Dat wij dit niet terugzien in krantenkoppen is veelzeggend voor ons medialandschap en voor onze compassie met mede Nederlanders. Extreme visies blijken interessanter, de genuanceerde mening van de middenmoot haalt de kranten niet - maar dat is niet hetzelfde probleem en daar kun je het ook niet op afschuiven. Waar o.a. Rob Wijnberg afgelopen week opriepen voor meer aandacht voor dit ‘grijze midden’, denk ik dat we vooral een bredere visie nodig hebben: voorbij onze koloniale club en de bril uit die tijd die we nog steeds dragen.

 



[1] De bekende feministische denker Adrienne Rich bedacht hiervoor in 1984 de term ‘politics of location’. Zij benadrukte het belang van positionering, omdat objectiviteit (ja, ook voor onderzoekers of journalisten) altijd relatief is.