Gefluit en boe-geroep

De wetenschappelijke conferentie Sexual Nationalisms

Markha Valenta • 15 jun 2011

De internationale conferentie begin dit jaar over het fenomeen ‘seksueel nationalisme’ was veelbelovend. De discussie over hoe om te gaan met de kaping door rechts populisme van (homo)seksuele- en vrouwenrechten als hét door moslims bedreigde Europees culturele erfgoed, werd echter overschaduwd door de harde kritiek op de organisatie als racistisch. Markha Valenta onderzoekt hoe deze conferentie in een waar strijdtoneel kon ontaarden.

Onlangs heb ik iets in Nederland meegemaakt wat ik tot dan toe alleen vanuit Amerika kende: het publieke ritueel van de racismeaanklacht, waarbij de witte elite hard terechtgewezen wordt op hoe zij een discriminerend systeem bestendigt door haar eigen gedrag. In dit geval, tijdens de tweedaagse conferentie Sexual Nationalisms in Amsterdam, liep het volledig uit de hand. De slotsessie ontaardde in een spiraal van misverstanden, aanklachten en tegenreacties. Internationaal gerenommeerde wetenschappers sloegen op tafels, een spreker werd met gefluit en boe-geroep onderbroken, en achter mij riep een vrouw hardop naar het podium: ‘Fuck you!’. Hiermee werd een belangrijk wetenschappelijk initiatief tegen de groei van uitsluitend en racistisch nationalisme in Europa, in Nederland en binnen de homogemeenschap opgeblazen. In de nasleep ervan blijft de vraag: hoe heeft het zo ver kunnen komen?

AUTORITEIT
Uniek aan de conferentie was dat zij wetenschappers bij elkaar bracht vanuit verschillende politieke, seksuele en wetenschappelijke culturen. Er waren radicale queer antiracisten vanuit Duitsland, Amerika en Engeland; linkse lesbische sterren van de Amerikaanse wetenschap; Nederlandse homosociologen, -antropologen en -historici; felle Turks-Duitse potten; transnationale sekswerkers; een Servische performance kunstenaar; wetenschappers en studenten uit alle hoeken van Europa; en er was één eigenwijze Groninger die een sleutelrol in het conflict zou gaan spelen.

Wie bepaalt onder zulke omstandigheden wat de regels zijn van de onvermijdelijke debatten die deze verschillen oproepen? Queer Muslim betekent in London of Berlijn iets anders dan in Amsterdam, en hoewel elders radical queers of color floreren, zijn ze als zichtbare beweging nog maar weinig aanwezig in Nederland. Terwijl wetenschappers in de Verenigde Staten op het gebied van ras, cultuur en identiteit geacht worden zich publiekelijk te mengen in actuele vraagstukken, werkt dat in Nederland vaak juist ondermijnend voor de autoriteit van de wetenschapper. En terwijl andere West-Europese landen een goed ontwikkelde cultuur kennen van publieke confrontatie – waarbij de onrust en breuken die door conflict kunnen ontstaan voor lief genomen worden – wordt in Nederland de nadruk gelegd op het verbergen van conflicten ten dienste van het publiekelijk sluiten van compromissen. Door dit gebrek aan gedeelde kaders kon het dat een belangrijke en potentieel vruchtbare discussie escaleerde.

BOYCOT
Hoewel het een hoofddoel van de conferentie was om een grondige wetenschappelijke kritiek te ontwikkelen op het groeiende racistisch nationalisme in Europa en binnen de homogemeenschap, werden de organisatoren beticht hiervan zelf een voorbeeld te zijn. Hun werd verweten dat zij niet in een vroeg genoeg stadium voldoende academics of color en queer activists of color betrokken hadden, dat zij te weinig ontzag hadden voor jonge academics of color en dat zij te veel ruimte gaven aan blanke wetenschappers met cultuurnationalistische standpunten. En deze kritiek, hoewel ongenuanceerd gebracht, was niet geheel ongegrond. Het was een vrij witte conferentie; de eerste uitgenodigde sprekers waren voor het merendeel blank en de processen binnen Nederlandse universiteiten die hun overwegend ‘blanke’ denkkaders in stand houden, werden niet geanalyseerd. Al voor aanvang van de conferentie dreigden een aantal radicale queer wetenschappers hierom met een boycot. De organisatie gaf aan hun bezwaren gehoor door deze wetenschappers en activisten samen een plaats te geven in een belangrijk panel alsook in de slotsessie. Maar de critici namen hier geen genoegen mee: ze gebruikten het panel dan ook niet om hun papers te presenteren, maar om een felle kritiek op de conferentie te lanceren. De slotsessie werd door hen alsnog geboycot.

Misschien kwam de oplossing te laat en was het leed van uitsluiting al geschied. Maar het gaat te ver om te zeggen dat we hier, zoals in de slotsessie gesuggereerd werd, te maken hadden met organisatoren die de normen van een racistisch wetenschappelijk en sociaal stelsel klakkeloos volgden. Een aantal van hen, zoals Jan Willem Duyvendak, Laurens Buijs en Paul Mepschen, hebben zich juist herhaaldelijk in het openbaar uitgesproken tegen het racisme en islamofobisch nationalisme binnen hun eigen land en (homo)gemeenschap. En ook in het wetenschappelijk werk van de andere organisatoren staat seksualiteit in verhouding tot cultuur, ras, macht en natiestaat centraal.1 De kritiek van de academics of color  werd dan ook heel goed begrepen. Toen Jasbir Puar als vertegenwoordiger van de critici hun standpunten tijdens de slotsessie nogmaals presenteerde, gaven een aantal van de organisatoren herhaaldelijk en publiekelijk aan dat ze graag naar de kritiek wilden luisteren. Maar ondanks dat ontwikkelde de slotsessie zich tot een waar strijdtoneel.

RECALCITRANTIE
De bom barstte tijdens de toespraak van de eigenwijze Groninger: Gert Hekma. Hekma is een man van wie zowel de kracht als de zwakte is dat hij denkt en zegt wat hij niet mag zeggen en denken. Mede door deze eigenschap heeft hij een plaats voor de wetenschappelijke studie van homoseksualiteit weten te creëren. Zijn standpunten zijn nog altijd controversieel. Zo vindt hij dat het taboe rond seksuele relaties tussen kinderen en volwassenen opgeheven moet worden en dat religieuzen zich dienen te schikken naar seculiere Nederlandse seksuele normen. Hekma deed de twee meest kwetsende uitspraken van de conferentie in zijn toespraak: ‘Ik ben trots om een white supremacist te zijn die zijn waarden aan anderen wil opdringen’ en ‘iedereen weet dat moslims pedofielen zijn’. Dat hij de eerste opmerking ironisch bedoelde en de tweede als compliment, is pas begrijpelijk als ze geplaatst worden in de context van zijn werk en de ontwikkelingen eerder op de dag.2 Zijn stijl van performatieve recalcitrantie – die uitstekend kan werken als antigif tegen de drukkende Nederlandse consensuscultuur – wakkerde in deze gespannen setting echter het conflict aan tot ongekende hoogte.

De conferentiegangers die naar aanleiding van deze uitspraken in woede waren ontstoken, vatten Hekma’s standpunten onterecht op als die van de organisatoren. Ondanks de felle roep van deze internationale academics of color om het werk van minder gevestigde jonge wetenschappers te lezen, hadden zij zelf niet de moeite genomen om kennis te nemen van het werk van lokale wetenschappers en hun geraffineerde kritiek op het racisme en nationalisme in Nederland. Dat er niet meer lokale activists of color aan de conferentie zelf deelnamen, hadden de critici ook als racistisch beoordeeld. Maar dat veel lokale activisten de internationale queer theorieën en academische debatten te slecht beheersten om veel aan de conferentie te hebben, zagen de critici over het hoofd. Om deze en andere redenen hadden de organisatoren voorafgaand aan de wetenschappelijke conferentie een Nederlandstalig publiek debat georganiseerd van lokale activisten, waarvan een deel moslim en/of immigrant was. Dit debat was een effectieve manier om lokale activisten over seksueel nationalisme te laten spreken. Maar blijkbaar waren de critici al zo overtuigd van het Nederlandse racisme onder de organisatoren en zo vervuld van hun moreel gelijk, dat zij deze oplossing simpelweg negeerden.

MORELE SUPERIORITEIT
In 1979 hield de zwarte lesbische feminist Audre Lorde een belangrijke toespraak met de titel ‘The Master’s Tools Will Never Dismantle the Master’s House’. Zij deed dit naar aanleiding van een feministische conferentie van grotendeels witte vrouwen uit de middenklasse, die zelf de uitsluiting en uitbuiting van zwarte en arme vrouwen in stand hielden. Lorde hield een fel pleidooi om deze hypocrisie te doorbreken. Aan de hand van citaten van Adrienne Rich en Simone de Beauvoir  riep zij zowel zichzelf als haar publiek op om naar binnen te kijken en de afkeer voor de ander die ze daar zouden aantreffen te erkennen – ‘see whose face it wears’ – om het des te beter te overstijgen. ‘Then the personal as the political can begin to illuminate all our choices.’

Hoewel de boze academics of color in de voetstappen van Audre Lorde trachtten te treden, lukte hen dat op de conferentie geenszins. In plaats van in discussie te gaan, hebben ze de discussie doodgeslagen, en in plaats van een brug te bouwen, hebben zij die opgeblazen. Daarachter liggen, voor zover dat te zien is, de twee belangrijkste zwaktes van het radicalisme: een teveel aan moreel superioriteitsgevoel en een tekort aan strategisch inzicht. En dat is precies wat knaagt. Niet alleen wilden de organisatoren graag samenwerken en aanpassingen maken, maar een aantal van de organisatoren zijn op dit moment de meest actieve critici van het seksuele nationalisme binnen hun eigen gemeenschap. Als zij afgeschoten worden, dan blijft alleen het seksuele nationalisme over.

Markha Valenta is interdisciplinair onderzoeker aan de Universiteit van Amsterdam en Universiteit van Tilburg. Haar werk richt zicht op diversiteitspolitiek in wereldsteden – met name Amsterdam, Mumbai en New York – en op de verhouding tussen religie, politiek en cultuur.

Illustratie: Wildvlees

Noten:

1 De organisatoren waren: Laurens Buijs, Sébastien Chauvin, Robert Davidson, Jan Willem Duyvendak, Eric Fassin, Paul Mepschen, Rachel Spronk, Bregje Termeer en Oskar Verkaaik. Zie voor de thema’s van het werk van de meeste organisatoren: www.arcgs.uva.nl/arcgs_members/home.cfm.
2 Tijdens het middagpanel waarbij de academics of color hun kritiek op het racisme van de conferentie voor het eerst publiekelijk uitspraken, beschreven ze Hekma als een ‘white supremacist’. Hekma had toen geen kans op repliek, maar nam deze beschrijving aan als geuzennaam tijdens de slotsessie. Hij liet echter na om de achtergrond van zijn retorische politiek uit te leggen, waardoor een groot gedeelte van het publiek het letterlijk opvatte. Hekma vertelde daarna over zijn samenwerking met Gloria Wekker en Isabel Hoving – vanuit een expliciet antiracistisch en postkoloniaal kader – maar dat was niet genoeg om het effect van zijn eerste zelfbeschrijving ongedaan te maken. Het publiek wist ook niet dat Hekma ‘pedofilie’ als compliment gebruikte. De gewraakte zinsnede van Hekma was namelijk niet een herhaling van het bekende stereotype van de ‘achterlijke moslim’ maar het tegenovergestelde: een bewering dat islamitische culturen voorop lopen op Europese culturen door, in zijn ogen, ruimte te geven aan seksuele relaties die in het westen nog onderdrukt worden.