Ten Broeke gooit een balletje op

Over politiek incorrect onderzoek

Asha ten Broeke • 20 aug 2012

Afgelopen mei bood de Amerikaanse psychiater Robert Spitzer zijn excuses aan voor een wetenschappelijke paper die hij in 2001 had gepubliceerd in het vooraanstaande vakblad Archives of Sexual Behavior. Daarin concludeerde hij dat in zeldzame gevallen psychotherapie erin kon slagen om van een homo een hetero te maken.

De paper viel in goede aarde bij enge, merendeels ultra-christelijke, 'homogenezers'. Zij claimden dat er eindelijk wetenschappelijk bewijs was geleverd dat hun aanpak werkte, en dat seksuele oriëntatie inderdaad iets was dat je kon veranderen als je maar gemotiveerd genoeg was. In alle andere kringen viel Spitzer subiet van zijn voetstuk. Een diepe val, want aan het begin van de jaren zeventig was hij nog de held van de internationale homogemeenschap toen hij als enige binnen de werkgroep de strijd aanbond met het feit dat volgens het psychiatrisch diagnosehandboek DSM homoseksualiteit een stoornis was. Zijn strijd was succesvol: in de nieuwe editie gold het niet langer als ziekte.

De Spitzer die deze overwinning behaalde voor de homogemeenschap was geen andere man dan degene die de paper over homotherapie publiceerde. In een interview met een American Prospect-journalist die zelf– zonder succes – in veranderbehandeling was geweest omdat zijn ouders hoopten dat hij kon 'genezen', vertelde Spitzer, onderhand hoogbejaard en Parkinsonpatiënt, hoe erg hij het vond dat zijn paper was gebruikt als aanbeveling voor verandertherapie. Hij bleek de redactie van Archives te hebben gevraagd de publicatie in te trekken, maar dat was geweigerd. Nog steeds trots op zijn optreden rondom de DSM, was hij bang dat zijn nalatenschap op het gebied van diversiteit nu voor altijd bezoedeld zou zijn. De reden dat hij in eerste instantie aan het onderzoek was begonnen, had niets te maken met homohaat in welke vorm dan ook. “Ik heb me altijd aangetrokken gevoeld tot controverse”, zei hij. Hij wilde het gewoon weten.

Ik herken mezelf daarin. Zo'n drie jaar geleden las ik voor het eerst de papers van Michael Bailey, waarin hij uitzoekt hoe erfelijk homoseksualiteit is. Afgaand op die proefpersonen die zich meldden na advertenties in homobladen stelde hij vast dat wanneer de ene helft van een genetisch identieke tweeling homo of lesbisch is, de kans dat de ander dat ook is rond de 50 procent ligt. In een later, beter onderzoek, waarbij de proefpersonen niet via advertenties binnenkwamen maar uit het Australische tweelingenregister werden gehaald, daalde die kans naar 20 à 24 procent.

Sindsdien ben ik gefascineerd. De genetische component van homoseksualiteit is blijkbaar zeer bescheiden; veel kleiner dan bijvoorbeeld schizofrenie of overgewicht. Aangezien het erg onwaarschijnlijk is dat eeneiige tweelingen aan verschillende doses prenataal testosteron zijn blootgesteld – ze hebben immers dezelfde genen en verkeerden in de baarmoeder onder dezelfde omstandigheden – moeten er dus andere factoren zijn die ná de geboorte nog de kans om homo te worden beïnvloeden. Een ander percentage van Bailey wijst ook in die richting: als de ene adoptiebroer homo is, is de kans dat de ander dat ook is maar liefst 11 procent. Voor zussen is het 6 procent. Beide getallen liggen hoger dan je zou verwachten op basis van statistische gegevens over hoeveel procent van de mensen in westerse landen homo of lesbisch zijn.

De vraag welke factoren ná de geboorte nog bijdragen aan iemands seksuele oriëntatie, is een vraag die je eigenlijk niet behoort te stellen. Het feit dat homoseksualiteit is aangeboren is momenteel zo'n belangrijk wapen in de strijd voor gelijke rechten dat je daar eigenlijk niet aan mag twijfelen, zelfs niet op zuiver intellectuele gronden. Net zoals Spitzers nieuwsgierigheid over de mogelijkheid om van oriëntatie te veranderen om politieke redenen eigenlijk niet bevredigend had mogen worden. Maar evenals Spitzer voel ik me aangetrokken tot controverses, en kon ik het niet laten hier en daar een balletje op te gooien. Dat leidde regelmatig tot positieve reacties en nuttige tips; anderen lieten me weten dat ik gek, dom en verkeerd bezig was.

Net als Spitzer wil ik toch een antwoord vinden. Dit najaar begin ik daarom met de research voor mijn derde boek, dat helemaal zal gaan over het nature-nurture vraagstuk van homoseksualiteit. Ik hoop natuurlijk van harte dat enge veranderdenkers geen munitie voor hun kwalijke streven gaan vinden in de antwoorden. Maar het zou nog enger zijn als politieke motieven, zelfs respectabele, zouden voorschrijven welke vragen wetenschappers en journalisten al dan niet mogen stellen. En wie weet, misschien kom ik wel heel bevrijdende kennis tegen. Ik houd jullie op de hoogte.