Hoe een oude dystopische roman ons nieuwe hoop kan geven
Negenendertig vrouwen zitten gevangen in een kooi diep onder de grond, en geen van hen weet waarom. Zes mannelijke bewakers zien erop toe dat de vrouwen elkaar niet aanraken en serveren op willekeurige tijden armzalige maaltijden. De veertigste vrouw – een jong meisje – heeft als enige geen herinneringen aan een wereld buiten de kooi. Jacqueline Harpmans post-apocalyptische roman Ik die nooit een man heb gekend is bijna 30 jaar na verschijning opnieuw uitgegeven en vertaald door Uitgeverij Orlando, en heeft bij de lezer uit de 21e eeuw een breder publiek gevonden dan dat het ooit heeft gehad. Waar is dit aan te danken?
Het boek opent met de inmiddels volwassen veertigste vrouw die alleen is overgebleven in een wereld die niet te ontcijferen is. Ze besluit te schrijven om haar verhaal en dat van de vrouwen die er niet meer zijn te vertellen, en vertelt de lezer over de reeks gebeurtenissen die haar naar laatste rustplaats hebben gebracht.
Het plot van deze roman lijkt op het eerste gezicht vrij eenvoudig. Een groep vrouwen van alle leeftijden leeft gevangen in een ondergrondse kooi waar gewapende bewakers hen in de gaten houden. De vrouwen hebben geen idee van de gebeurtenis die tot hun gevangenneming heeft geleid en hebben enkel vage herinneringen aan het leven dat ze leidden vóór hun gevangenschap. Op een dag klinkt er een alarm en de bewakers vluchten. De sleutel steekt nog in het slot van de kooi en de vrouwen banen voorzichtig hun weg naar buiten. Ze bevinden zich op een immense kale vlakte, zonder enig teken van leven, en zonder enig idee wat er met de wereld is gebeurd.
De cover van de Engelse vertaling van deze roman was al meermaals op mijn Instagram feed verschenen voordat ik het las voor mijn boekenclub. In 1995 publiceerde de Waalse psychoanalytica Jacqueline Harpman haar gedachtenexperiment al onder de titel Moi qui n’ai pas connu les hommes, dat in 1998 door Peggy van der Leeuw vertaald werd als Ik die nooit een man heb gekend. Zoals dat vaker gaat met vrouwelijke auteurs is Harpman samen met haar oeuvre na haar overlijden in 2012 in de vergetelheid geraakt. Een kantelpunt kwam in 2022, toen de Britse uitgever Transit Books Harpmans werk opnieuw publiceerde als I Who Have Never Known Men, waarna het volop de aandacht kreeg van lezers op het internet.
In de bespreking voor The New York Review of Books ontgaat deze herwaardering ook Deborah Eisenberg niet. Voor Eisenberg is Harpmans hernieuwde succes te danken aan de nagalm van de problemen die de huidige samenleving teisteren, van mass incarceration om ‘sociale problemen’ aan te pakken tot de harmonie tussen enerzijds het Amerikaanse geloof in de doodstraf en anderzijds de beweging om abortus te criminaliseren. De lijst aan gelijkenissen tussen Harpmans post-apocalyptische maatschappij en die van ons is lang, maar naast deze hedendaagse verschrikkingen spreekt Ik die nooit een man heb gekend bovendien tot het eeuwige existentiële vraagstuk: “We’re here – now what?”
Harpmans hoofdpersoon is, in de woorden van Joachim Stoop, in staat om de gevolgen van een “extreem beperkt realiteitsbesef” uiterst overtuigend te onderzoeken. In de vlakke, heldere proza van Harpman spelen triviale overwegingen geen rol en wordt onze aandacht in plaats daarvan gericht op het fundamentele raadsel van het menselijk leven zelf. Wellicht vond ik hier ook het antwoord op mijn vraag waarom het boek de bestsellerlijsten haalt. In een maatschappij waar druk bezig zijn geassocieerd wordt met productiviteit – in het Engels ook wel bekend als hustle culture– kan het haast niet anders dat deze vragen door ons hoofd spoken. Harpmans hoofdpersoon – ook wel “de kleine” genoemd – heeft geen enkel oriëntatiepunt en ervaart dan ook geen neiging om zich bezig te houden met basale ideeën.
Beter gezegd: de hoofdpersoon overweegt niet zozeer of een actie ‘productief’ is of niet. Zodra de vrouwen door het klinken van een mysterieus alarm ontdekken dat er boven de kooi een uitgestrekt landschap met enkel een wachthuisje staat, besluiten ze om te lopen. Het eenzame, lege landschap strekt eindeloos ver uit, maar dit weerhoudt ze er niet van om te blijven lopen. Ze lopen en lopen voor jaren zonder dat er een einde aan lijkt te komen. Stoppen met lopen is echter nooit een reële optie, gezien je volgens de verteller “nergens zomaar van uit kan gaan in een wereld waarvan je de regels niet kent.”
Dit laat lezers die op de titel afkomen en een feministische dystopische roman verwachten wellicht eenzaam achter in Harpmans landschap. De titel roept tenslotte direct associaties op met de 4B-beweging, een van oorsprong Zuid-Koreaanse feministische vrouwenbeweging die voorstander is van seksueel separatisme. Dit thema van separatisme wordt door Harpman echter niet of nauwelijks uitgewerkt.
Mijn persoonlijke leeservaring is hierdoor niet aangetast. Wie tussen de regels door leest ziet namelijk een jonge vrouw die het verlangen in zichzelf opnieuw uitvindt, en deze zoektocht naar intimiteit en sociale cohesie maakt dit boek nu juist zo sterk en actueel. Het lijkt Harpman te gaan om de existentiële eenzaamheid van de mens, en dit is in de huidige maatschappij wellicht relevanter dan ooit. De relaties tussen de vrouwen in het leven na hun gevangenschap staat centraal, en dit gevoel van samenhorigheid onder zelfs de wreedste omstandigheden weet Harpman te vangen op papier.
In een wereld waar de keuzes soms eindeloos lijken is Harpmans roman welkom. Zelfs als hun wereld nog zo onbegrijpelijk leeg lijkt, blijven de vrouwen lopen in de hoop dat er aan de andere kant van de glooiende heuvel ditmaal wel iets is. En misschien is dit dan ook de essentie van de vraag over wat we moeten nu we hier zijn: blijven verbeelden, blijven verlangen, blijven hopen en blijven lopen.
Steun LOVER!
LOVER draait sinds de start in 1974 volledig op vrijwilligers en donaties. Wil je dat een van Nederlands oudste feministische tijdschriften blijft bestaan? Help ons door een (eenmalige) donatie. Elke euro is welkom en wordt gewaardeerd. Meer informatie vind je hier.