Vergeten vrouwen #4: kunstspecial

Vergeten Vrouwen kunstspecial Beeld door Isabelle Zumbrink
Vergeten Vrouwen kunstspecial Beeld door Isabelle Zumbrink
Miranda Valkenburg (bestuursvoorzitter)

Dat de geschiedenisboeken weinig melding maken van heldhaftige, geniale en excellerende vrouwen, is voor menig manspersoon een verklaring voor zijn vermeende superioriteit. Maar deze vrouwen waren er wel degelijk. Ze zijn echter genegeerd, bestolen of simpelweg uit de annalen weggeschreven. Een enkele keer is er eerherstel, soms pas eeuwen later. Deze herontdekte vrouwen vormen slechts een topje van de ijsberg, want van hen wéten we inmiddels dat ze iets gepresteerd hebben. Deze vierde editie van Vergeten Vrouwen staat in het teken van kunst.

Vrouwelijke kunstkopers, kunstverzamelaars, kunsthistorici en conservatoren drukten in de afgelopen twee eeuwen hun stempel op de vorming van de museale kunstcollecties in Nederland, maar veel van hun bijdragen en activiteiten zijn in de vergetelheid geraakt. De reden: tot ver in de jaren vijftig van de vorige eeuw werden financiële acties van vrouwen -waaronder de aankoop van kunstobjecten - veelal onder de naam van hun man genoteerd. Hierdoor zijn veel vrouwelijke kunstkopers en -verzamelaars onder de radar gebleven. Kunsthistoricus Rachel Esner brengt hier verandering in met het project De andere helft. Het aandeel van vrouwen in de Nederlandse kunstwereld, waarin de rol van vrouwelijke kunstbemiddelaars in de periode 1780-1980 centraal staat. Zie ook het instagram-account @deanderehelft

Film en televisie
In 1968 was Ida Lupino (1918-1995) de enige vrouwelijke regisseur die vermeld werd in de Amerikaanse ‘filmbijbel’ The American Cinema: Directors and Directions 1929-1968. Er waren er echter veel meer, onder wie Dorothy Arzner (1897-1979). Arzner regisseerde na 1929 maar liefst vijftien films, waarvan er twee overigens niet op haar naam werden gezet. Zo zijn er tal van vrouwelijke regisseurs wier werk ten onrechte onderbelicht is. Om daar verandering in te brengen heeft het British Film Institute (BFI) een lijst uitgebracht van 100 films, geregisseerd door vrouwen die meer waardering verdienen dan ze kregen. Ook verscheen in 2018 de documentaire Women Make Film: A New Road Movie Through Cinema: een marathon van veertien uur over dertien decennia filmgeschiedenis met werk van 183 regisseuses. Daarin zijn ook scènes te zien van Nederlandse filmmaaksters, onder wie Marleen Gorris (De stilte rond Christine M., 1982), de vorige week overleden Heddy Honigmann (O amor natural, 1996), Nanouk Leopold (Brownian Movement, 2010) en Paula van der Oest (Tonio, 2016).

Lucille Ball (1911-1989) kan met geen mogelijkheid een vergeten vrouw genoemd worden, maar verdient hier wel een vermelding. De roodharige actrice en comédienne werd wereldwijd bekend door haar shows I Love Lucy en The Lucy Show. Veel minder bekend is dat zij ook succesvol was als eigenaresse van een tv-productiebedrijf. Zo stond zij aan de wieg van de populaire serie Star Trek.

Hattie McDaniel (1895-1952) ontving in 1940 een Oscar voor beste vrouwelijke bijrol voor haar rol in de kaskraker Gone with the Wind. Ze was de eerste Zwarte Amerikaan die een Oscar won. Om de uitreiking bij te mogen wonen was speciale dispensatie nodig: de ceremonie vond namelijk plaats in een hotel waar Zwarte mensen niet naar binnen mochten. McDaniel kreeg toestemming, maar mocht niet bij de overige (witte) cast aan tafel zitten. Ze moest achterin de zaal plaatsnemen, aan een kleine tafel tegen de muur aan. Het duurde overigens decennia voordat een tweede Zwarte Amerikaan een Oscar won: Sidney Potier won de Oscar voor beste acteur in 1964. In 2002 werd de Oscar voor beste actrice voor het eerst uitgereikt aan een Zwarte vrouw, namelijk Halle Berry.

Het geschreven woord
Phillis Wheatley (1753-1784) werd als kind ontvoerd uit West-Afrika en in de Verenigde Staten (VS) tot slaaf gemaakt. In 1773 publiceerde ze de poëziebundel Poems on Various Subjects, Religious and Moral, waarmee ze de eerste Zwarte Amerikaanse schrijfster werd die een boek uitbracht in de VS. Haar boek bleef decennialang de enige literaire publicatie van een Zwarte Amerikaan en wordt algemeen beschouwd als het beginpunt van de Afrikaans-Amerikaanse literatuur.

De uitspraak ‘Ik keur af wat je zegt, maar ik zal het recht om het te zeggen tot de dood toe verdedigen’ wordt ten onrechte toegeschreven aan Voltaire. In werkelijkheid is de uitspraak afkomstig van de Engelse schrijfster Evelyn Beatrice Hall (1868-1956), die schreef onder het pseudoniem S. G. Tallentyre. Hall verwierf bekendheid door haar biografie over Voltaire uit 1903, waarin ze met haar formulering zijn houding tegenover de vrijheid van meningsuiting beschreef.

Lucretia van Merken (1721-1789) schreef op jonge leeftijd al gelegenheidsgedichten. Op latere leeftijd verwierf ze faam door haar heldendichten en toneelstukken. Zo schreef ze in 1774 het treurspel Het beleg der stad Leyden, waarna ze tot ereburger van Leiden werd benoemd. Ook is ze de auteur van de bekende psalm 't Hijgend hert der jacht ontkomen, schreeuwt niet sterker naar 't genot, van de frisse waterstromen, dan mijn ziel verlangt naar God. Haar treurspelen werden regelmatig opgevoerd in de schouwburgen van Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Leiden. Tegenwoordig wordt Van Merken vaak de achttiende-eeuwse ‘vrouwelijke Vondel’ genoemd. Met deze merkwaardige typering past ze naadloos in de literatuurgeschiedenis, waarin vrouwelijke auteurs enkel enige erkenning kregen wanneer mannen hun werk waardeerden.

Jules Verne (Reis om de Wereld in 80 Dagen, 1873) en H.G. Wells (War of the Worlds, 1898) worden beschouwd als grondleggers van het genre sciencefiction. Ten onrechte. Voordat deze twee mannen geboren waren, schreef de Engelse Mary Wollstonecraft Shelley (1797-1851) Frankenstein, dat ze in 1818 anoniem publiceerde. In 1831 verscheen een door Shelley zelf herziene versie. Frankenstein verhaalt over de vreselijke gevolgen wanneer een wetenschapper kunstmatig een mens creëert. Shelley schreef diverse andere boeken die tot het genre sciencefiction gerekend moeten worden, waaronder The Last Man (1826) dat zich afspeelt in een toekomst waarin de mensheid door een plaag wordt vernietigd. 

De Nederlandse Betsy Perk (1833-1906) publiceerde haar eerste roman Een Kruis met Rozen in 1864. Haar schrijftalent gebruikte ze ook om de positie van vrouwen te verbeteren. Ze begon tijdschriften voor vrouwen, met daarin artikelen over de kansen van vrouwen op onderwijs en betaald werk. Ook richtte ze in 1871 de vrouwenvereniging Arbeid Adelt op om het lot van onbemiddelde vrouwen te verbeteren. De vereniging organiseerde onder meer tentoonstellingen om de handwerkproducten van die vrouwen te verkopen.

Schilderkunst
Toen Michelangelo het werk van Sofonisba Anguissola (1532-1625) zag, zei hij: ‘Ze heeft het talent van een man’. Schilderen was voor vrouwen in de zestiende eeuw hoogst ongebruikelijk. Hun lot was immers trouwen en kinderen baren, en leren schilderen was niet echt een goede voorbereiding op hun taken. Anguissola had gelukkig progressieve ouders en mocht haar talent ontwikkelen. Ze werkte jarenlang als schilderes aan het Spaanse hof.

Elisabetta Sirani (1638-1665) is slechts 27 jaar geworden, maar maakte in haar korte leven een indrukwekkend aantal schilderijen. Vele daarvan hadden religieuze thema’s, maar Sirani had een duidelijke voorkeur voor krachtige en strijdbare vrouwen. Zo heeft ze menig schilderij gemaakt waarop te zien is hoe vrouwen hun verkrachter in een put gooiden of onthoofdden. Ook opende Sirani een school voor vrouwelijke kunstenaars.

Berthe Morisot (1841-1895) was een van de grondleggers van het impressionisme. Maar terwijl haar collega’s Monet, Degas en Renoir wereldfaam verwierven, werd zij bij leven gemarginaliseerd en raakte zij na haar dood in de vergetelheid. Veel van de belemmeringen die zij in de negentiende eeuw tegenkwam, zijn voor vrouwen nog steeds actueel. Regisseur Klaas Bense maakte een mooie documentaire over Morisot en portretteert daarin ook jonge kunstenaressen in het hedendaagse Parijs voor wie zij een inspiratie is.

De Franse kunstschilderes Louise Moillon (1610-1696) werd in haar tijd gezien als een van de beste schilders van stillevens. Haar werk vond onder meer gretig aftrek bij het Engelse hof en de Franse adel. Van Moillon, die in de Vlaamse stijl schilderde, zijn ongeveer veertig kunstwerken bekend, die in musea en privécollecties worden bewaard.

Elisabeth Vigée-Le Brun (1755-1842) was in haar tijd een veelgevraagd portretschilderes. Naast Angelika Kauffmann (1741–1807), Adélaïde Labille-Guiard (1749–1803) en Marguerite Gérard (1761-1837) behoorde ze tot de bekendste schilderessen van haar tijd. Koningin Marie Antoinette liet zich meermaals door Vigée-Le Brun portretteren. In 1783 werd ze lid van de Koninklijke Academie voor Beeldhouw- en Schilderkunst. Het bestuur van de academie maakte bezwaar tegen haar kandidatuur, maar op koninklijk verzoek ging de benoeming toch door. Na het uitbreken van de Franse Revolutie vluchtte Vigée-Le Brun met haar dochter het land uit. Ze woonde onder meer in Italië, Oostenrijk, Rusland, Duitsland, Engeland en Nederland en zette haar carrière overal met succes voort. Haar oeuvre bestaat uit bijna 700 portretten en 200 landschappen.

Lee Krasner (1908-1984) was een kunstschilderes die zich toelegde op het abstract expressionisme. Ze verwierf populariteit met de serie Little Images, kleine doeken die op een nachtkastje passen. Ook maakte ze mozaïeken en collages. Tijdens haar huwelijk stond haar carrière op een laag pitje, maar na de vroegtijdige dood van haar man maakte ze nog decennialang naam, vooral in de VS. In Europa is vooral haar echtgenoot bekend, de kunstschilder Jackson Pollock.

De Utrechtse Magdalena de Passe (1600-1638) was een bekwaam graveur. Ze zette haar naam al op prenten toen ze pas veertien jaar was. Ze specialiseerde zich in kopergravures van landschappen en mythologische en religieuze voorstellingen, met sterke tegenstellingen van licht en donker. Al snel onderscheidde haar werk zich van dat van haar vader en drie broers, eveneens graveurs. Met het maken van afdrukken op linnen mutsen en ander textiel, waarvoor ze het alleenrecht verwierf, betoonde ze zich ook een modern onderneemster.

Beeldhouwkunst
Nadat Edmonia Lewis (1844-1907) op jonge leeftijd wees werd, ging ze wonen bij de Ojibwa-familie van haar moeder. Toen ze twintig jaar was, verhuisde ze naar Boston, waar ze les kreeg van een beeldhouwer. Het eerste werk van Lewis dat publiekelijk te zien was, was een medaillon met de beeltenis van de militante abolitionist John Brown. Ze verkreeg ook veel lof voor de buste die ze vervaardigde van de militair Robert Gould Shaw. Van het geld dat ze daarmee verdiende, reisde Lewis in 1865 naar Rome. Daar begon ze met het maken van beeldhouwwerken van oorspronkelijke Amerikaanse bewoners. Zo vervaardigde ze sculpturen van de personages Hiawatha en Minnehaha. Ook slavernij was een veel voorkomend thema in haar werk. Zo creëerde ze onder meer het werk Forever Free. Haar carrière bereikte in 1876 een hoogtepunt met het beeldhouwwerk The Death of Cleopatra, waarin Cleopatra niet als serene koningin is uitgebeeld, maar in doodsstrijd. Dat was behoorlijk vernieuwend voor die tijd. Het beeld heeft enige tijd in een café gestaan, stond vervolgens bij een paardengraf en belandde uiteindelijk in de collectie van het Smithsonian American Art Museum. Lewis, die op latere leeftijd in Parijs en Londen woonde en werkte, kreeg ruim een eeuw na haar dood een eerbewijs: op 26 januari 2022 werd er een postzegel van haar uitgebracht.

Als klein meisje boetseerde de begaafde Camille Claudel (1864-1943) al mensen in klei. Haar talent werd opgemerkt en ze mocht lessen volgen bij een gerenommeerde beeldhouwer. Omdat vrouwen destijds niet werden toegelaten tot kunstacademies, huurde ze samen met bevriende kunstenaressen een atelier. Toen ze achttien jaar was en haar eerste beelden al waren tentoongesteld, ging ze in de leer bij Auguste Rodin. Al snel was ze niet alleen leerlinge van de ruim twintig jaar oudere beeldhouwer, maar ook zijn geliefde en muze. Na tien jaar samenwerken besloot Claudel voor zichzelf te gaan werken, omdat Rodin haar creativiteit beknotte en haar gebruikte. Ze maakte talloze prachtige beelden in marmer, onyx, brons, klei en gips.
In 1913 liet haar broer haar krankzinnig verklaren en opnemen in een psychiatrische kliniek. Over haar mentale toestand circuleren verschillende lezingen. Volgens geromantiseerde films en biografieën zou ze verscheurd zijn door liefdesverdriet vanwege Rodin en daardoor depressief en paranoïde zijn. Aannemelijker is dat Claudel als te eigenzinnig werd gezien en dat haar broer jaloers was. Na haar opname schreef hij namelijk in zijn dagboek dat hij een goede taak had volbracht, omdat vrouwen niet geniaal mogen zijn. Hoewel ze twee jaar na haar gedwongen opname genezen werd verklaard, weigerde haar broer haar vrijlating. Na dertig jaar opsluiting stierf ze in eenzaamheid. Ze werd niet bijgezet in het familiegraf. De kinderen van haar broer ontdekten jaren later pas - na de dood van hun vader - dat ze een tante hadden en hebben alsnog een gedenkteken bij het familiegraf laten plaatsen.

Meer vergeten vrouwen leren kennen? Eerder publiceerde LOVER al over: zie hier en hier en hier.


Steun LOVER!
LOVER draait uitsluitend op vrijwilligers en donaties. Wil je dat Nederlands oudste feministische tijdschrift blijft bestaan? Help ons door een (eenmalige) donatie. Elke euro is welkom en wordt gewaardeerd. Meer informatie vind je hier.

Meer LOVER? Volg ons op TwitterInstagramLinkedIn en Facebook.