‘Je moet als vrouw serieus uit zijn op gelijkheid’

Evelien Tonkens over de meritocratie, PVV-aanhang en het belang van participatie

Tamar Doorduin • 1 dec 2010

Women on top heeft ze spottend deeltijdfeministen genoemd. Vrouwen met een parttime job. Ook hoogleraar Evelien Tonkens kijkt bezorgd naar de hoeveelheid vrouwen die de handdoek in de ring van de prestatiemaatschappij gooien en vrede hebben met een klein baantje. Dat terwijl de feminisering van de arbeidsmarkt juist meer kansen voor vrouwen biedt.

Evelien Tonkens is vooral bekend om haar wekelijkse column in de Volkskrant, waarin onderwerpen als emancipatie en sekse regelmatig de revue passeren. Ze zat dan ook ooit in actiegroep ‘Tegen Haar Wil’ en schreef in de jaren negentig met drie andere academicae het boek Wel Feministisch, Niet Geëmancipeerd. Tonkens was een tijdlang Tweede Kamerlid voor GroenLinks, maar heeft sinds 2005 haar politieke carrière verruild voor het hoogleraarschap Actief Burgerschap aan de Universiteit van Amsterdam. LOVER sprak met haar over het belang om je in te zetten voor de publieke zaak.

Je schrijft veel in de Volkskrant en andere media. Zie je het als jouw taak als feministische academica om je in het publieke debat te mengen?
‘Ja zeker. Ik vind dat je dingen moet doen die je belangrijk vindt en die je kan. Uiteraard zijn er naast het bijdragen aan het publieke debat veel andere zaken die van groot belang zijn, maar die kan ik dan weer niet zo goed. Zo simpel is het ook. Maar op de universiteiten zie ik wel een zorgelijke trend. De laatste tien jaar is het steeds minder belangrijk wat je als academica in het publieke domein doet en steeds belangrijker dat je in zogenaamde gewichtige, academische tijdschriften publiceert. Dat is nogal armoedig. Ik wil niet bepleiten dat iedereen zo zou moeten zijn als ik. Ik ben er juist een groot voorstander van dat er op de universiteit meerdere stijlen van wetenschap worden erkend en gestimuleerd. Dat gebeurt nu veel te weinig.’

De internetreacties op sommige van jouw columns zijn niet altijd even aardig.
‘Als ik over sekse of etniciteit een column publiceer, dan wil ik daarna even niet bestaan. Ik lees de reacties erop bijna nooit meer. Dat is eigenlijk wel zonde. Maar zaken die iets met sekse of etniciteit te maken hebben, triggeren op de een of andere manier altijd veel mannen om hun ongezouten mening erover te geven. Ooit heb ik deze mannen in een column politieke potloodventers genoemd. Internet roept in mensen het idee op dat het publieke debat een openbaar riool is, dat ze van alles neer kunnen smijten, hoe smeriger, hoe beter, en dan snel weglopen. Niet bepaald het summum van democratie.’

Afgelopen februari kwam het boek De beste de baas uit, dat je samen met je partner Tsjalling Swierstra schreef. In dit boek plaatsen jullie vraagtekens bij de meritocratie, een samenleving gebaseerd op merits, verdiensten, in plaats van op standen zoals vroeger het geval was. Waarom is kritiek op de meritocratie belangrijk in de huidige, gepolariseerde samenleving?
‘We leven natuurlijk niet in een meritocratie in de zin dat we allemaal gelijke kansen hebben. Dat is nog steeds niet zo. Maar in vergelijking met vijftig jaar terug is dat wel al veel meer het geval. Heel lang hebben we in Nederland gedacht dat een samenleving gebaseerd op gelijke kansen het toppunt van rechtvaardigheid is. Rechtse mensen dachten dat het tot eerlijke competitie zou leiden en namen daar genoegen mee, en linkse mensen dachten, heel naïef, dat gelijke kansen tot gelijke uitkomsten zouden leiden. Naïef, want gelijke kansen leiden niet tot gelijkheid, maar tot meer competitie.
Er zijn tegenwoordig ontzettend veel meetmomenten waarin je succes kan hebben of kan falen. Kinderen die van de basisschool komen, schijnen nu honderd keer een citotoets te hebben gedaan. Volgens mij weten alle kinderen van tegenwoordig hoeveel punten ze waard zijn. En daar komt lang niet iedereen gunstig vanaf. Ons zelfrespect is kwetsbaar en als je bijna nooit gunstig uit de competitie komt, dan wordt het wel heel moeilijk. Waar kun je dan je zelfrespect aan ontlenen? Voor een deel door je af te zetten tegen andere mensen. Niet op basis van prestatie, want dat ging nou net even niet goed, maar op basis van zogenaamde “toegeschreven kenmerken” zoals religie en etniciteit. En die zijn niet afhankelijk van verdiensten, dus kun je je er fijn aan omhoog halen.’

 Wordt sekse ook gebruikt om het eigen zelfrespect op te krikken?
‘Natuurlijk, ook sekse speelt hier een rol. De feminisering van de arbeidsmarkt heeft bijvoorbeeld veel te maken met wat mijn geliefde een testosteronoverschot noemt, namelijk dat mannen zich miskend voelen en racistisch worden. PVV-aanhangers zijn in de meerderheid mannen en dat is niet helemaal toevallig. Je ziet een bepaalde maatschappelijke verschuiving van de industriële naar de postindustriële samenleving en die laatste is veel meer op dienstverlening, zorg, empathie en communicatie gericht. Allemaal van die klassiek ‘vrouwelijke’ dingen. Dat betekent eigenlijk dat iedereen een beetje moet feminiseren. Vrouwen hebben dat al meer en in die zin is het ook logisch dat meisjes het beter doen in het onderwijs. Hun opvoeding heeft hen er gewoon beter voor toegerust.
Ik vermoed dat hoger opgeleide jongens deze ‘vrouwelijke’ vaardigheden als praten, vragen stellen en begrip tonen door het hoger onderwijs leren. Tenminste, dat zie ik bij mijn mannelijke studenten. Ik denk dan ook dat de feminisering van de arbeidsmarkt in grosso modo best positief is. Alleen zijn sommige mensen, en voornamelijk mannen, er niet geschikt voor opgevoed. Gevolg is dat deze groep mannen zich niet aanpast en zich vervolgens afzet tegen mannen van bijvoorbeeld een andere etniciteit of geloof om hun eigenwaarde te versterken. Ik wil niet zeggen dat vrouwen dit nooit doen, maar er is wel een sterk, gegendered patroon. Kijk maar naar die reacties op internet; die onbeleefde politieke potloodventers zijn bijna allemaal mannen.

Feminisering als positief begrip? De laatste tijd is het juist vaak negatief in het nieuws.
‘Ja, en dat vind ik, eerlijk gezegd, gestoord. Ten eerste denk ik: wees trots op die meisjes dat ze het allemaal zo ontzettend goed doen. Aletta Jacobs en Wilhelmina Drucker zouden dat eens moeten weten! Maar in plaats van om te denken: de meisjes gaan goed, nu eens kijken hoe we de jongens verder kunnen krijgen, zeggen we: er zijn te veel vrouwen in het onderwijs! Belachelijk.’

Denk je dat de feminisering ertoe kan leiden dat vrouwen meer macht krijgen in de samenleving?
‘Ik ben bang dat dat niet genoeg is. Waar ik nooit goed ben uitgekomen, is de mate waarin vrouwen zelf schuldig zijn aan hun eigen ondergeschikte positie. Mannen dragen hier uiteraard ook verantwoordelijkheid voor, maar als vrouw vind ik het moeilijk hoe ik mij tot de medeplichtigheid van vrouwen zelf moet verhouden. Er zijn bepaalde dingen die vrouwen collectief anders zouden moeten doen, maar dat doen ze domweg niet. Als ik somber ben, denk ik wel eens: dat wordt nooit meer wat.’

Wat zouden vrouwen anders moeten doen?
‘Jonge vrouwen dreigen zich vaak terug te trekken uit de meritocratie in plaats van dat ze een plaats erin bevechten. Ze denken dat ze aan hun kleine baantje genoeg maatschappelijke macht, status en invloed kunnen ontlenen. Bovendien gaan ze er veel te gemakkelijk vanuit dat er van alles voor hen geregeld wordt. Ze denken dat de arbeidsmarkt wel wat voor hen in petto heeft en dat ze wel een man aan de haak slaan om voor het merendeel van de inkomsten te zorgen.
Vaak hoor ik ook dat deze groep jonge vrouwen totaal geen zin hebben in die ratrace. Maar ze maken deze impliciete maatschappijkritiek niet zichtbaar. Ze zien het terugtrekken uit de strijd om topposities als persoonlijke keuze in plaats van dat ze op de discriminerende gevolgen van de prestatiemaatschappij wijzen. Als vrouw genoegen nemen met een paar uur werk per week en dan wel over het percentage vrouwelijke fractieleiders verbaasd zijn, dat vind ik niet kunnen. Je moet als vrouw serieus uit zijn op gelijkheid, anders lukt het niet.’

Hoewel je dus kritiek uit op de veronderstellingen achter de meritocratie, verwijt je het vrouwen toch dat ze er niet aan mee willen doen.
‘Ja, tenzij ze hun kritiek omzetten in een sociale beweging. We hebben ons in ons boek laten inspireren door Michael Young. Hij schets in The Rise of the Meritocracy (1958) een meritocratische wereld als dystopie. Die meritocratie eindigt uiteindelijk door een opstand van arbeiders die zich te goed voelden voor de meritocratie, en vrouwen die er kritisch tegenover stonden. De mensen die het niet redden en de vrouwen die al een marginale positie innamen, vormden samen een beweging. Dat zou ik nu een nuttige vorm van kritiek vinden. Maar dat privé terugtrekken en de maatschappij laten voor wat het is, daar kan ik heel kwaad over worden.’

fotografie: Cathelijne Berghouwer (website)