‘Racist’ is geen scheldwoord
Over Zwarte Piet en het bespreken van racisme
Eerder besteedde LOVER al aandacht aan het debat rondom de figuur van Zwarte Piet (Tim de Visser schreef het artikel 'Rob Wijnberg’s oproep voor kleurenblindheid). Nu Sinterklaas in het land is en de tijd is aangebroken om verlanglijsten op te stellen, bespreekt LOVER-redacteur Marit Bosman in dit kader een boek dat ze voor ieders verlanglijstje kan aanraden.
Al jaren is er protest tegen het spelen van Zwarte Piet, maar dit jaar lijkt het debat bijzonder veel huiskamers in Nederland bereikt te hebben. Met als gevolg bijtende reacties van mensen op nieuws- en opiniewebsites; publieke demonstraties voor en tegen; politici om wiens mening gevraagd wordt (en die vervolgens weglopen, het onderwerp weglachen of van de gelegenheid gebruik maken om racistische propaganda voor de PVV uit te slaan). Bij mij persoonlijk zorgt het voor menig ongemakkelijk moment, vooral veroorzaakt door mijn eigen onzekerheid over wat te vinden, waarvoor te staan en vooral: hoe er met andere mensen over te praten. Daarom bespreek ik in dit artikel een boekentip: Voorbij de Onschuld van Baukje Prins.
Maar eerst even over het onderwerp ‘wat te vinden’. Ik merkte dat mijn mening wisselde. Het ene moment was ik vol overtuiging dat (voornamelijk) witte mensen die zich zwart schilderen, een verkleedpakje aandoen en rond gaan huppelen echt niet kan. Zonder deze mening verder te onderbouwen wil ik je meenemen in de volgende stemming die zich bij mij aandiende, namelijk een gevoel van onvrede over het feit dat de figuur van Zwarte Piet er niet meer zou mogen zijn. Ik had zelfs zo nu en dan een (waarschijnlijk heel misplaatste) overtuiging dat als Zwarte Piet er niet meer mag zijn, dít een vorm van racisme is. Dan rijdt er begin december alleen nog een oude witte man door de steden en dorpen van Nederland. Brrr, in mijn blanke feministische ogen is een oude witte mannenfiguur die alle eerbied krijgt en er wel mag zijn, en Piet niet, fout. Deze twee totaal niet gerelateerde en hier niet verder onderbouwde meningen speelden rond in één persoon, net als nog andere meningen en ook oplossingen want oh, ik ben zo’n oplossingsgericht persoon.
Aangezien mijn meningen over het probleem en de oplossing zo chaotisch zijn en op dit moment de stijl van dit artikel over dreigen te nemen, is het misschien productiever om nu over te gaan op het tweede lastige onderwerp: hoe er met mensen over te praten. Hierbij is het belangrijk om op te merken dat een heleboel mensen in mijn omgeving er niet over wíllen praten. Ik hoor hier ook vaak bij. Mijn eigen gevoel kan ik het beste omschrijven als een combinatie van schaamte, ongeduld en ongemak; en hier dan weer een portie schaamte ongeduld en ongemak overeen omdat ik blijkbaar zo’n watje ben dat ik geen gesprek over de figuur van Zwarte Piet durf en hoef te voeren. Dames en heren, daarom nu de boekentip: Voorbij de Onschuld van Baukje Prins. Deze titel baant zich een weg door mijn hersenspinsels vol meningen en angsten, en is het enige waarover ik me zeker voel wanneer ik dan toch in gesprek ga met mensen over Zwarte Piet.
Voorbij de Onschuld” verscheen in het jaar 2000 en is de boekversie van Prins’ proefschrift dat ze in 1997 schreef aan de Universiteit van Utrecht. Het mooie aan het boek is dat het een oplossing biedt voor zowel probleem 1 (wat te vinden) als probleem 2 (hoe er met andere mensen over te praten). Dit doet het boek door het onderliggende probleem te bespreken: racisme in Nederland. Theatermaker Anousha Nzume riep landelijk op om racisme nu eens te bespreken in haar personal_en_political op Joop.nl, naar aanleiding van haar optreden bij Pauw en Witteman. Maar ja, praat er maar eens over als veel (witte en niet-blanke) Nederlanders liever de benen nemen dan dit te doen. Baukje Prins analyseert in haar boek wat er vaak gebeurt wanneer mensen wel over racisme proberen te praten. Ze stelt dat in dit soort gesprekken er sprake is van een paradox, een chaotische tegenstelling. De paradox die zich voordoet is: ‘vergeet dat ik anders ben; maar vergeet nooit dat ik anders ben’. Beide bevelen zijn niet heel behulpzaam, want ze brengen de luisteraar in een lastig parket: hoe eraan te voldoen zonder de kans te lopen dat de bevelgever opeens beslist dat je het fout doet?
Echter, Prins beschrijft hoe deze paradox een rechtstreeks gevolg is van de Nederlandse mentaliteit tegenover ‘allochtonen’ die luidt: ‘doe gewoon normaal zoals wij, je zult nooit zijn zoals ons’. Volgens Prins is de paradox ‘vergeet dat ik anders ben; maar vergeet nooit dat ik anders ben’ het gevolg van onrecht en racisme (het gaat ook op voor seksisme en andere vormen van discriminatie). Ze schrijft hierover: ‘In algemene zin kun je stellen dat elke kritiek op achterstelling op grond van een bepaalde identiteit, elk beroep op gelijkheid door hen die “anders” zijn, dezelfde paradox oproept. Immers, men wil de eigen identiteit relativeren teneinde gelijkheid te benadrukken, maar men wil haar ook bevestigen teneinde haar niet volledig te marginaliseren’ [1]. In het geval van discussies over Zwarte Piet willen een heleboel mensen niet voor racist uitgemaakt worden, en ze willen dat degenen die er een probleem mee hebben zich er overheen zetten en stoppen met zeuren, ook voor hun eigen bestwil. Ik zou deze reactie willen typeren als een (onhandige, maar niet kwaad bedoelde) poging om uit de machteloosheid die deze paradoxen oproepen te geraken, en de ander er ook uit te halen. Het vervelende is alleen dat dit tot gevolg heeft dat de discriminatie tegen bijvoorbeeld donkere mensen in Nederland en de onmacht die dit veroorzaakt ontkend wordt.
In dit artikel ga ik niet in op de conclusie van Prins in Voorbij de Onschuld, omdat het te mooi is om niet zelf te lezen. Ik wil het artikel afsluiten met een bespreking van Prins’ oproep om voorbij de onschuld te gaan. Niemand in Nederland of waar ook ter wereld kan zeggen dat iedereen gewoon zoals ‘ons’ is, niet met de geschiedenissen van slavernij, onderdrukking en het moderne Verlichtingsideaal van de vrije individu, die bij nader onderzoek een witte, Westerse, volwassen, heteroseksuele, welvarende en ‘gezonde’ man blijkt te zijn. Wanneer een kind in Nederland tegen zijn moeder zegt dat hij niet meer bruin wil zijn, kun je niet zeggen dat hij maar gewoon wat meer zelfvertrouwen moet krijgen. Je moet de schuld van de Nederlandse samenleving erkennen. Echter, voorbij de onschuld gaan en onderkennen dat discriminatie bestaat en het hierover hebben met elkaar betekent niet hetzelfde als rechtstreeks de schuld in fietsen. Je wordt in Nederland niet gebrandmerkt met een glooiende pook met het woord racist erop. Racist is geen scheldwoord.
Het behandelen van het woord racist als een scheldwoord en belediging miskent namelijk opnieuw, paradoxaal genoeg, het leed van iemand die discriminatie (wat voor soort ook) ervaart. Begrijp je dit niet? Stel je voor: een pester in de klas wordt heel erg boos wanneer zij/hij in persoonlijk contact met het slachtoffer ‘pester’ genoemd wordt, in plaats van even stil te staan bij het leed dat zij/hij een ander kind blijkbaar heeft aangedaan. Wie neemt er dan de ruimte en krijgt dan de aandacht om eens even in het openbaar zelfmedelijden met zichzelf te hebben? Wie lijkt dan mee weg te komen om ook nog eens de schuld van haar/zijn acties in de schoenen van het slachtoffer te schuiven? (‘Noem mij geen pester, dat doet me pijn!’ ‘Beticht me niet van racistische daden en tradities, dat doet me pijn!’)
Tijdens gesprekken blijven hangen in de angst om voor racist uit gemaakt te worden is niet productief. Wat productief is bij het probleem van 1. je eigen mening over de figuur Zwarte Piet vormen en 2. er met andere mensen over praten, (niet perse in deze volgorde, trouwens), is erkennen dat er niet één gemiddelde Nederlander en één objectieve waarheid bestaat, zonder daarbij te vervallen in relativiteit. En het meest productieve om te doen is het boek Voorbij de Onschuld van Baukje Prins dit jaar voor Sinterklaas vragen.
[1] Baukje Prins, Voorbij de Onschuld. Amsterdam: Van Gennep (2000), pagina 124.
Foto: Anousha Nzume (links op de foto) kaartte op eloquente wijze de noodzaak van het bespreken van racisme aan bij de talkshow Pauw en Witteman (en nogmaals tijdens P&W op 22 November).