Brusselse berichten

Hormoondronkenschap

Marije Cornelissen • 5 dec 2011

Ik geniet van mijn laatste weken bevallingsverlof. Eind augustus ben ik bevallen van een prachtige zoon, de tweede. De afgelopen weken zijn één grote hormoongedreven achtbaan geweest. Er is geen periode in mijn leven dat ik zo dicht bij het lichamelijke sta als na mijn bevallingen. Een kind krijgen is zoiets dierlijks.

Eerst die negen maanden waarin ik gaandeweg veranderde van een professionele zelfstandige vrouw in het omhulsel van een nieuw mensje. Mijn bijdrage aan het sociale leven anno 2011 werd vervangen door een bijdrage aan het biologische leven, het creëren van een nieuwe generatie. Tijdens en na de bevalling produceerde ik adrenaline, endorfine en allerlei andere hormonen in werkelijk bizarre hoeveelheden, waardoor ik opensta voor ieder babygeluidje, iedere babybehoefte en ik plots de minimale communicatiemogelijkheden van mijn nieuwe kind zonder problemen begrijp. Dit gaat dan weer wel ten koste van de communicatieve vaardigheden die ik in mijn werkzame leven nodig heb. Woorden verdwijnen uit mijn hoofd voor ik ze uit kan spreken, alles wat niet opgeschreven is vergeet ik meteen, en de eerste keer dat ik weer achter het stuur kroop na de bevalling dacht ik 'Dit is totaal onverantwoord, verbazingwekkend dat er geen regels zijn tegen hormoondronkenschap in het verkeer.'

Een vriend dacht hiermee eindelijk zijn punt gemaakt te hebben. Het verschil tussen mannen en vrouwen is en blijft biologisch, betoogt hij. Je kunt nog zoveel gelijkheid eisen, maar uiteindelijk krijgen vrouwen kinderen en mannen niet. Hij vindt het goed dat ik als Europarlementariër pleit voor een betere combinatie van arbeid en zorg, met meer verlof voor nieuwe moeders, goede kinderopvang en meer mogelijkheden voor deeltijdwerk. Hij vindt het heel goed als moeders naast de zorg voor kinderen ook een beetje kunnen werken. Hij kan me echter niet meer volgen als ik wil dat de samenleving zo georganiseerd wordt dat ook mannen de mogelijkheid krijgen en gestimuleerd worden om veel meer voor hun kinderen te zorgen en vrouwen in de top van het bedrijfsleven kunnen doordringen op gelijke voet met mannen, ook als ze kinderen hebben. Voor hem zijn de structuren van de samenleving een vaststaand gegeven en is daaraan tornen een verloochening van de biologische werkelijkheid.

Ook in mijn hormoondronken toestand kan ik hem - natuurlijk - geen gelijk geven. Ja, ik ben nu even een slaaf van mijn moederlichaam. Maar of ik dat vertaal naar de structuren van de samenleving is een keuze. Vroeger dacht ik dat gebrek aan emancipatie met name een probleem van sociale structuren was. Dat die structuren door de eeuwen heen, generaties lang, opgebouwd zijn en daarom zo moeilijk te doorbreken zijn, en dat de enorme uitdaging is om de manier waarop de samenleving hierover denkt te veranderen. Inmiddels denk ik er iets anders over. Het blijkt helemaal niet zo moeilijk om de manier waarop een samenleving denkt over emancipatie te veranderen. Toen ik met een aantal Europarlementariërs op bezoek was in IJsland, werd me verteld dat een bouwvakker die minder dan drie maanden babyverlof neemt door zijn vrienden in de kroeg voor gek wordt verklaard. Van mijn collega´s uit Spanje weet ik dat het een paar jaar na de invoering van het homohuwelijk normaal is geworden dat homo's kunnen trouwen. Met wetten en maatregelen zoals verlof, quota, recht op deeltijdwerk, flexibele uren en kinderopvang kan de combinatie van arbeid en zorg worden gefaciliteerd én wordt blijkbaar tegelijk het denken daarover veranderd. Het probleem is niet zozeer dat sociale structuren zo moeilijk te veranderen zijn. Het probleem is dat rechtse en conservatieve politici die verandering tegenwerken. Dat blijkt helaas maar al te duidelijk nu de Europese ministers van sociale zaken weigeren om vaders twee weken verlof te geven na de geboorte van hun kind, terwijl een meerderheid van het Europees Parlement daarom vraagt. Gebrek aan emancipatie is niet in eerste instantie een biologisch of sociaal probleem, het is allereerst politiek.