Brusselse Berichten
Vrouwen aan de top
Van alle landen in Europa lijkt feminisme in Nederland het minst te leven. Hoe dat komt, daar ben ik nog niet achter. Het is niet zo dat feminisme alleen leeft in landen waar de situatie van vrouwen nog erg ongelijk is. In Zweden en IJsland, die het qua emancipatie een stuk beter doen dan Nederland, is het ´alive and kicking´. Van vooral jonge en succesvolle vrouwen hoor ik vaak dat feminisme in Nederland achterhaald en overbodig is. De structuren van de samenleving zijn voldoende aangepast, het is nu aan individuele vrouwen met lef, talent en kwaliteit om het pleit te winnen aan keukentafel en vergadertafel. Er zijn momenten dat ik geneigd ben hen gelijk te geven. Bijvoorbeeld als ik andere moeders op de crèche hoor zeggen dat ze met hun universitaire opleiding gewoon thuis zitten en denken over een ‘baantje erbij’, maar alleen als het leuk is, wil ik ze het liefst door elkaar rammelen.
Toch ben ik ervan overtuigd dat er nog altijd structurele problemen zijn met de positie van vrouwen, ook in Nederland. Als je kijkt naar het aantal vrouwen in de top van de politiek en het bedrijfsleven is het duidelijk dat er nog en flinke weg is te gaan. Vrouwen maken in heel Europa slechts een kwart van de politieke top uit. In het Europees Parlement is 35% van de volksvertegenwoordigers vrouw. We hebben vorige week gestemd over de nieuwe voorzitter, en dat was wederom een man. In de hele periode sinds 1979 is het Europees Parlement slechts vijf van de 33 jaar voorgezeten door een vrouw. En het belangrijkste: er is geen positieve trend waar te nemen. Van 1997 tot 2004 nam het aantal vrouwen in de politieke top nog toe, maar sindsdien is dat aantal gelijk gebleven en in sommige gevallen zelfs gedaald. Met het bedrijfsleven is het nog veel treuriger gesteld. In de Raden van bestuur van grote bedrijven in Europa is slechts 11% vrouw. Van de topmanagers is dit zelfs maar een magere 3%. Bovendien gaat vooruitgang tergend langzaam. Als het in dit tempo doorgaat duurt het nog ongeveer 50 jaar voordat 40% van de bedrijfstoppen bestaat uit vrouwen. Genoeg redenen om op de barricades te blijven staan.
Het is niet verwonderlijk dat er op dit moment in het Europees Parlement een debat woedt over quota. Een manier om het aantal vrouwen in de politiek en in het bedrijfsleven geforceerd op te stuwen. Links is redelijk verenigd als voorstander van quota, rechts is totaal verdeeld op dit onderwerp. Sommigen vinden quota een vorm van discriminatie. Quota denigreren vrouwen die het veel liever op kwaliteit zouden winnen. Quota zijn slecht voor bedrijven, en zeker in een economische crisis moeten we dat niet willen. Quota gaan voorbij aan het feit dat er momenteel gewoon te weinig vrouwen zijn die het niveau hebben en bereid zijn de offers te brengen die een positie aan de absolute top vergt.
Er zijn gelukkig ook rechtse politici die ondertussen bekeerd zijn. In hun visie zijn quota een ‘noodzakelijk kwaad´. De Nederlandse Eurocommissaris Neelie Kroes is zo iemand, en de Eurocommissaris voor Justitie, Fundamentele Rechten en Burgerschap
en Gendergelijkheid, ook. Zij geloven niet meer dat kwaliteit vanzelf boven komt drijven.
Zijn quota leuk? Nee. Maar wat mij betreft is het, nadat we zo’n dertig jaar hebben geprobeerd om bedrijven via zelfregulering aan te sporen meer vrouwen in topposities aan te nemen, er nu tijd voor. Niet tot in het einde der tijden, maar lang genoeg om machtsstructuren te doorbreken die de bedrijfstop in hun greep houden. Van mij mag een quotawet met sancties over twintig jaar automatisch komen te vervallen, maar geef dit instrument eerst dezelfde kans als we zelfregulering al die jaren gegeven hebben. Ik ben ervan overtuigd dat de resultaten tegen die tijd stukken beter zullen zijn. En wie weet, misschien blazen we en passant het feminisme in Nederland weer nieuw leven in.
Marije Cornelissen is Europarlementariër voor GroenLinks. Zij is lid van de Commissie Werkgelegenheid en Sociale Zaken van het Europees Parlement.