De druk buiten het heterohokje
Sinds een jaar heb ik, als vrouw, een relatie met een vrouw. Doordat mijn vorige relatie met een man was, kan ik bij uitstek analyseren hoe ik nu anders behandeld word dan toen, als biseksueel in een relatie met een man. En er zijn nogal wat verschillen…
Om met de spreekwoordelijke deur in huis te vallen, een oproep aan de mevrouw in een kledingwinkel waar ik was met mijn vriendin. Beste mevrouw, waarom wendde u uw hoofd niet af toen wij elkaar een knuffel gaven? Dat deden mensen namelijk wel in het verleden als ik mijn toenmalige vriend omhelsde, met een flauwe glimlach wendden ze hun ogen af. U staarde en bleef staren. Het was geen boze blik, maar de duivel schuilt in het detail van uw onverholen nieuwsgierigheid. Glimlachend het hoofd afwenden heeft iets respectvols, het is een teken van de privacy die een verliefd stel wordt gegund. Maar blijkbaar is die privacy alleen gereserveerd voor man-vrouwstellen.
In het begin van mijn relatie met mijn ex-vriend vond ik het ongemakkelijk om te merken dat ik met meer respect behandeld werd omdat ik naast hém liep. Als vrouw met een mannelijke partner krijg je blijkbaar bonuspunten in de sociale omgang. Het was evengoed een privilege waar ik eenvoudig aan kon wennen. Het riep in elk geval minder afkeer bij me op dan mensen die mijn huidige ‘ons’ aanstaren. Ik kan hun gedachten bijna horen. In hun ogen ligt vastbeslotenheid, mijn vriendin en ik zijn een puzzel die meteen moet worden opgelost. Wat nou, mensen, wil ik uitroepen. Er was toch een ongeschreven afspraak over geliefden in de openbare ruimte? Dat de mensen glimlachend zouden wegkijken uit respect voor de liefde?
Aangestaard worden is een vorm van te gezien worden. Het andere uiterste komt ook veel voor: de onzichtbaarheid van mijn relatie. Mensen zien mijn vriendin en mij letterlijk niet samen. Ze lopen tussen ons door op straten en stations waar ze dat met man-vrouwstellen niet zouden doen. De heterokoppels om ons heen worden niet doorkruist. Ze gaan samen winkels in waar mijn vriendin en ik onnadenkend door passanten van elkaar gescheiden worden. Zulke passanten zijn dezelfde mensen die ons vragen of we samen willen afrekenen als we onze boodschappen doen, dezelfde mensen die met één van ons flirten waar de ander bij staat, dezelfde mensen die ons in een restaurant lang laten wachten, want stellen gaan immers voor ‘vriendinnen’, toch?
Dit té zichtbaar en onzichtbaar zijn, doet denken aan het imposter-fenomeen (imposter = bedrieger). Witte vrouwen en niet-witte mensen ervaren dit vaak bij betaald werk in organisaties waar de meerderheid wit en mannelijk is. Ze moeten harder werken, maar krijgen alsnog een slechtere behandeling. Het imposter-fenomeen wordt zo een recept voor roekeloos perfectionisme. Het vraagt meer van een individu om relaties die niet man-vrouw zijn als wél waardevol te zien. Als wél mooi. Als wél dierbaar en met een kans op een mooi heden en een mooie toekomst. Wat helpt, is hulp van anderen die zo’n liefdesrelatie in openbare ruimten met meer privacy, zorg en respect behandelen.