De economie is dood, leve de economie: feministisch en intersectioneel
Nu alleen nog een nieuw kabinet dat die keuze durft te maken
De van oudsher door mannen gedomineerde vrijemarkteconomie is aan banden gelegd, met als gevolg een ongekende ruimte voor overheden om een wereld te creëren die duurzamer is en inclusiever. Dat vraagt om een visie op economie waarin naast de zorg voor het milieu ook gelijke kansen voor iedereen factoren zijn die meewegen. Die brede, inclusieve visie ligt er al, beschreven in vele boeken en artikelen over intersectioneel feministische economie. Nu nog een nieuw kabinet dat aan deze kansen op meer welzijn voor iedereen concreet vorm en inhoud wil geven.
Het einde van de vrijemarkteconomie
Sinds de zogeheten bankencrisis hebben overheden een veel nadrukkelijker rol op zich genomen in het beheersen van economische recessies. De crisis werd opgelost door geld bij te drukken en andere economische maatregelen, zoals het structureel laag houden van de rente en financiële steun voor bedrijven en zzp’ers. Diezelfde mechanismes worden nu ook bij de coronacrisis ingezet en zorgen ervoor dat talloze ondernemingen en zzp’ers het hoofd boven water kunnen houden.
Met dergelijke maatregelen is echter een nieuwe wereld ontstaan met een nieuwe visie op de economie, die heel anders is dan het traditionele model van een economie die geregeerd wordt door een vrije markt: het systeem van ruilhandel waarmee de ruilende partijen ieder hun voordeel, hun winst, halen uit de uitruil van goederen of van geld voor goederen. Een systeem dat, volgens de aloude theorie van the invisible hand van Adam Smith, uiteindelijk voor iedereen sociaal wenselijke resultaten oplevert.
Die oude vrijemarkteconomie is dood, ter ziele gedragen door overheden die wel moesten en moeten ingrijpen. Niet omdat opeens was gebleken dat the invisible hand helemaal niet altijd voor sociaal wenselijke uitkomsten zorgt. Dat wisten dezelfde overheden net zoals wij al veel langer. De vrije markt creëert en versterkt sociale en maatschappelijke ongelijkheid, maakt kansrijken kansrijker ten koste van diegenen die door allerlei factoren te maken hebben met onderdrukking, discriminatie en uitsluiting. Maar dat is niet de reden voor overheden om zo drastisch bij te sturen. Ze deden en doen het omdat die vrijemarkteconomie extreem kwetsbaar blijkt te zijn. Voor interne risico’s als de bankencrisis of het inzakken van de huizenmarkt, maar ook voor externe ‘aanvallen’ zoals van het coronavirus.
Van boekhoudkunde naar een echt sociale wetenschap
Adam Smith reduceerde economie tot een vorm van boekhoudkunde, een huishoudboekje met inkomsten en uitgaven, kosten en opbrengsten, waarin sociaal rendement een resultaat was, maar niet een factor die genoteerd en meegewogen werd in de balans van kosten en opbrengsten. Het was, ander gezegd, geen factor binnen de economie zelf. De politiek heeft door het roer van de vrije markt, van the invisible hand, over te nemen nadrukkelijker dan ooit de economie getransformeerd van een boekhoudwetenschap tot een sociale wetenschap. Waarbinnen sociale overwegingen en keuzes een intrinsieke economische factor zijn. Waarbinnen de politiek sociale maatregelen kan afdwingen ten gunste van meer welzijn voor iedereen, ten gunste van meer inclusiviteit en gelijkheid in allerlei opzichten en ten gunste van een duurzamere samenleving, omdat dat allemaal intrinsieke factoren zijn geworden van de economie en niet langer hypothetische resultaten.
Window dressing door bedrijven en politiek
Dat sociale aspecten intrinsieke economische factoren zouden moeten zijn, is geen nieuwe gedachte. Sinds het rapport Grenzen aan de groei van de zogeheten ‘Club van Rome’ in 1972 heeft het milieu steeds nadrukkelijker een plek gekregen in ons denken over economisch welzijn. Het resultaat, een veel sterker besef dat bedrijven niet alleen een verantwoordelijkheid hebben voor financieel welzijn, maar ook voor maatschappelijke winst in brede zin, heeft echter tegelijk een enorm spanningsveld blootgelegd. Het snel geld willen verdienen, de focus op financiële resultaten en de behoefte om vooral de kortetermijnbelangen van de aandeelhouder voorop te stellen zijn nog steeds ingebakken in het strategisch denkraam van vrijwel elke ondernemer en maken alle mooie woorden over maatschappelijk verantwoord ondernemen telkens weer tot loze kreten en inhoudsloze window dressing. Geholpen door een overheid die in woorden het belang van het milieu vooropstelt, maar in de praktijk zich vooral laat leiden door lobbyisten van boeren en beursgenoteerde bedrijven en de grote vervuilers ongemoeid laat.
Groeiende rol van vrouwen in de ontwikkeling van een sociale economie
De opwarming van het klimaat, de gigantische ontbossing en de uitputting van de aarde lijken niet voldoende om de politiek echt in beweging te zetten. De enorme kwetsbaarheid en de schadelijke gevolgen van de nog steeds door mannen gedomineerde vrijemarkteconomie hebben tot nu toe de (ook nog steeds door mannen gedomineerde) politiek niet aangezet tot acties die echt invulling geven aan haar taak als hoeder van het algemeen welzijn. Ondanks alle grote beloftes en ondanks de talloze politieke overlegpodia, nationaal en internationaal, over milieu, emancipatie, discriminatie, armoede en de almaar groeiende kloof tussen kansrijken en kansarmen.
Misschien moet het dan van vrouwen komen. Sinds de eerder genoemde bankencrisis lijkt er immers naast de veel prominentere rol van overheden ook een andere ontwikkeling in versnelling: de groeiende aanwezigheid van vrouwen in invloedrijke functies in het bedrijfsleven. In een artikel in FD in 2019, nog vóór de coronacrisis dus, wordt gesteld dat de eerder genoemde bankencrisis ertoe geleid heeft dat er in de financiële sector veel meer besef is ontstaan voor de maatschappelijke verantwoordelijkheid van banken en beleggers en dat de aanwezigheid van vrouwen belangrijker wordt geacht, omdat zij veel waarde hechten aan het maatschappelijk belang en minder bezig zijn met enkel hun eigen carrière. We zijn er nog lang niet wat betreft een gelijke positie van vrouwen in de financiële wereld, zo stelt het artikel, maar de ontwikkeling is onmiskenbaar. Dat die ontwikkeling er is en door de huidige coronacrisis alleen maar versterkt wordt, blijkt ook uit een recente uitzending van het programma Buitenhof, waarin drie vrouwelijke hoofdeconomen van de drie grootste Nederlandse banken nadrukkelijk pleiten voor verkleining van de inkomenskloof, meer duurzaamheid en een gezondere huizenmarkt waarin starters ook een kans hebben. Kortom, voor een veel meer sociale economie in plaats van een economie die alleen geleid wordt door boekhoudkundig denken en de financiële belangen van aandeelhouders. Waarbij misschien aangetekend moet worden dat het merendeel van de economen nog steeds man is en dat deze drie banken in veel opzichten nog steeds ‘vuile handen’ hebben, maar de ontwikkeling – hoe moeizaam die soms ook verloopt en hoe mager misschien de resultaten nog zijn – lijkt onmiskenbaar. Meer vrouwen en meer oog voor de sociale en duurzame ‘bijwerkingen’ van onze economie.
Feministische intersectionele economie
Ongeveer gelijktijdig met de publicatie van het rapport van Rome kwam ook het boek uit dat als eerste aanzet wordt beschouwd voor de ontwikkeling van een economische visie die bekend onder de naam ‘feministische intersectionele economie’. Feministisch, omdat ze ontwikkeld is door vrouwen en de allereerste wortels ervan ontstaan zijn vanuit de gedachte dat ook alle onbetaalde arbeid van vrouwen mee zou moeten tellen en wegen in de economie, omdat die economie helemaal niet zou kunnen bestaan zonder die arbeid. En intersectioneel omdat al heel snel na het uitschieten van die eerste wortels deze feministische economie zich ontwikkelde tot een volwaardige economische visie die gericht is op het welzijn van iedereen. Een economie ook waarin niet alleen maar een selecte groep hoger opgeleide vrouwen welkom ontvangen wordt in het mannenbolwerk van ondernemers en banken maar waarin iedereen ongeacht gender, huidskleur, geboorte of sociale stratificatie even welkom is, gelijke kansen heeft én meetelt en meeweegt in het totaalbeeld dat we creëren van ons welzijn.
Feministische economie versus neoliberaal feminisme
Een feministische economische visie is radicaal anders dan het zogeheten neoliberaal feminisme – ook wel post-, pop- of marktfeminisme genoemd – dat ervan uitgaat dat individuen zelf in de vrije markt hun problemen van ongelijkheid wel kunnen en dus moeten oplossen. In de praktijk werkt dat feminisme alleen voor de kleine groep hoger opgeleide vrouwen, zoals de bovengenoemde bankeconomen, maar niet voor de grote groep vrouwen die door opleiding of achtergrond minder gewild is in die vrije markt. In de visie van intersectioneel-feministische economen bevestigt neoliberaal feminisme ongelijkheid veel meer dan het bestrijdt.
Feministische intersectionele economie vraagt in tegenstelling tot neoliberaal feminisme om een overheid die sterk sturend optreedt om het welzijn en de gelijke kansen van iedereen te waarborgen. Omdat de vrije markt dat niet vanzelf doet. Omdat die vrije markt en het welzijn dat ze kan brengen ook enorm broos en kwetsbaar zijn. En omdat de druk van de vrijemarkteconomie juist een belangrijke factor is bij het in stand houden van genderdiscriminatie en andere vormen van ongelijkheid.
Een oproep aan het nieuwe kabinet
De politiek, die als primaire plicht heeft om te zorgen voor het welzijn van de samenleving, blijft bij het inhoud geven aan die plicht ernstig in gebreke. Ze heeft feitelijk het stuur overgenomen van de vrije markt – die zich ook nu nog steeds alleen richt op de eigen belangen, financiële kortetermijnresultaten en op ongebreidelde groei – maar laat na om de kansen te grijpen die ze nu meer dan ooit heeft om aan haar primaire taak daadwerkelijk vorm en inhoud te geven. Ze laat na om maatregelen te nemen die de schadelijke gevolgen van de vrije markt bestrijden en laat na om te zorgen voor beleid dat niet alleen ons milieu beschermt en de uitputting van de aarde tegengaat, maar ook waakt voor het welzijn van allerlei groepen die door gender, ras, geboorte of sociale stratificatie niet direct tot de meest kansrijken behoren.
Laten we hopen dat het nieuwe kabinet de enorme kansen die het heeft met beide handen grijpt. Kansen om daadwerkelijk stappen te zetten op het terrein van duurzaamheid en inclusiviteit. Met wellicht een aantal daadkrachtige vrouwen in het nieuwe kabinet moet het gaan lukken. Vrouwen die ook buiten de eigen groep van hoger opgeleiden en beter gesitueerden willen kijken en gefocust zijn op een gelijke verdeling van mogelijkheden en welzijn voor iedereen. De kansen voor de politiek zijn groter dan ooit. Nu nog de politici die die kansen concreet gaan benutten.
Steun LOVER!
LOVER draait uitsluitend op vrijwilligers en donaties. Wil je dat Nederlands oudste feministische tijdschrift blijft bestaan? Help ons door een (eenmalige) donatie. Elke euro is welkom en wordt gewaardeerd. Meer informatie vind je hier.
Meer LOVER? Volg ons op Twitter, Instagram, Linkedin en Facebook