De hand in eigen boezem
Zelfreflectie van een feminstisch tijdschrift
De redactie van tijdschrift LOVER is voornamelijk blank, overwegend cishetero en hoog opgeleid. Het is daarom tijd om de hand (zogezegd) in eigen boezem te steken en te vragen: is LOVER wel feministisch? Mogen wij dat label wel claimen als we zo'n eng spectrum van alle vrouwen in Nederland vertegenwoordigen? Natuurlijk is het met enige terughoudendheid dat ik als enige man in de huidige redactie dit controversiële onderwerp behandel. Hoe kan ik recht doen aan de Kimberlé Crenshaw, waarin zij duidelijk weet te maken dat (cis)sexisme, racisme, homofobie, klassisme, en 'Ons feminisme is intersectioneel, of het is bullshit.'
Natuurlijk kunnen wij niet simpelweg beslissen om gehandicapte, zwarte, minder vermogende trans vrouwen en die met een Marokkaanse of Turkse achtergrond per direct de representatie en aandacht te geven die ze verdienen. Het betekent ook niet dat we binnenkort een tokenzullen aannemen om deze doelgroepen 'beter te kunnen aanspreken'. Wij kunnen die taak niet delegeren; elke feminist en aspirant-bondgenoot heeft de verantwoordelijkheid om buiten hun comfort zone te treden en hun privilege waar mogelijk te gebruiken om onrecht aan de kaak te stellen, juist wanneer we geneigd zijn om het als marginaal terzijde te schuiven omdat we er zelf niet aan lijden. Het is per definitie moeilijk om je eigen privilege in te zien, en toch is het nodig om er rekening mee te houden, zodat je niet onverhoopt bijdraagt aan de onderdrukking van anderen.
Als voorbeeld vertel ik graag het verhaal van twee mannen die ik Adam en Larry zal noemen. Ik ontmoette hen tijdens mijn recente reis naar Ontario, Canada. Ik was daar als onderdeel van een delegatie met als expliciet doel om de belangen van een lokale autochtone natie te behartigen: de Anishinaabek. De gemeenschap had onze delegatie uitgenodigd om aandacht te vestigen op de institutionele onderdrukking waar zij onder leden. Één van de meest zichtbare problemen in de regio is de dakloosheid. We overnachtten in een kerk toen er op een avond twee dakloze mannen in gesprek raakten met delegatieleden, en werden uitgenodigd voor het avondmaal. Één daarvan, Adam, was een blanke anarchist met een vlotte babbel die al maanden logeerde bij diverse gemeenschappen en zich had ingesteld op een leven off the grid. Larry, daarentegen, was erg stil en een beetje verlegen. Het enige wat ik van hem wist was dat hij Anishinaabe was en structureel dakloos. Zonder het te merken was ik helemaal gericht op Adam, met zijn verhalen over radicale gelijkheid en permaculture. Larry vertrok na het eten weer, terwijl Adam ons vroeg om een slaapplek, die hij ook kreeg. Het was pas tijdens het ontbijt de volgende dag dat we ons realiseerden dat ras een factor was in onze beslissingen de dag ervoor. We hadden Adam al snel verwelkomd, maar geen moeite gedaan om naar Larry te luisteren. We waren binnen onze comfort zone gebleven en hadden zo het verschil tussen Adam en Larry in stand gehouden: de zelfverzekerde, blanke dakloze mocht blijven slapen terwijl de stille, autochtone Canadees zich niet uitgenodigd voelde.
Hiervan heb ik geleerd dat, als we ons niet bewust zijn van ons eigen privilege, onze gewoontes onderdrukking in stand kunnen houden. Zelfs binnen organisaties die dat proberen te voorkomen is de verleiding groot om op onze lauweren te rusten en gewoon te doen wat goed voelt. Wij zijn immers geen racisten, zo gaat de aanname. Het is belangrijk om te onderzoeken hoe onze interesses en smaak gevormd zijn door onderdrukkende of etnocentrische idealen, en hoe ze scheve verhoudingen in stand houden. In dit geval had Larry best bij ons kunnen slapen, maar ons privilege vervreemdde ons van hem. Niet omdat we hem bewust of onbewust kwetsten, maar omdat wij er niet aan dachten dat onze manier van communiceren gericht was op mensen 'zoals wij': met dezelfde cultuur, interessen en sociale status. Als we ons daarvan bewust waren, hadden we hem misschien zelf uitgenodigd om te overnachten. Misschien hadden we hem meer ruimte gegeven om te spreken, in plaats van onze eigen verhalen te vertellen. Het is belangrijk om ruimte te maken voor diversiteit uit principe, of deze nu wordt ingenomen of niet.
Dat is ook wat ik (en de voltallige redactie) wil voor LOVER: dat we consequent buiten onze comfort zone een platform bieden voor vrouwen die ook binnen het feminisme als minderheid worden gezien: moslima's, trans en genderqueer vrouwen, neurodiverse en gehandicapte vrouwen. Sex werkers. Nederlands-Afrikaanse,-Indonesische -Surinaamse, -Turkse of -Marokkaanse vrouwen. Of welke intersectie van deze identiteiten dan ook. Zij hebben al een stem, en het is aan ons om daar aandachtig naar te luisteren. Een feminisme wat hen uitsluit of van hen vraagt om hun intersectionele identiteiten te versimpelen of elders te parkeren, is de naam niet waard. De belangen van de LGBTQIA gemeenschap, gehandicapten, chronisch zieken, van immigranten en arbeiders van welke afkomst, klasse, generatie of status dan ook, zijn de belangen van vrouwen. Het is verleidelijk om hen te vergeten of om ze te zien als concurrenten. Het is verleidelijk om ons ongemak met het bewustzijn van ons voorrecht zo snel mogelijk af te wentelen. Maar het is juist solidariteit die uiteindelijk het verschil maakt. Niet de opportunistische solidariteit van een slogan of een enkele token, maar een dagelijkse toewijding aan de realiteit dat niemand vrij is zolang we niet allemaal vrij zijn, in alle facetten van onze identiteit.
Tijdens het schrijven van dit artikel wordt me ook duidelijk hoe gebrekkig mijn woordenschat in het Nederlands is. Ik heb bijvoorbeeld geen woord voor 'First Nation' of zelfs 'Native American'. Ik ken geen niet-racistische term die alle groepen die in Nederland met racisme te kampen hebben een politieke, gezamenlijke identiteit geeft, zoals 'People of Color'. Dit maakt het moeilijk om aan intersectionaliteit recht te doen zonder 'gemaakt' te klinken. De termen die we in de Nederlandse taal gebruiken zijn dermate besmet door eeuwen van cisseksisme, ableisme (weer zo'n lacune) en racisme, dat het soms nodig is om woorden en frasen uit te vinden die onwennig klinken. Toch wil ik iedereen aanmoedigen de termen te gebruiken die mensen voor zichzelf uitkiezen, ook al rollen ze niet onmiddellijk van de tong. Dat is niet 'politiek correct', dat is correct, punt.