De publieke vrouw: zelfstandig ondernemer of slachtoffer?

Het Nederlandse prostitutiebeleid

In de nieuwe wetgeving wordt de seksindustrie benaderd als mensenhandel waaruit de overheid de prostituee moet bevrijden. Maar sekswerkers die vrijwillig achter het raam staan en netjes belasting betalen, zitten helemaal niet te wachten op deze reddingsacties uit Den Haag. Sterker nog, hun arbeidsrechten komen hierdoor in de verdrukking.

 

Dit jaar is het tien jaar geleden dat in Nederland het bordeelverbod werd opgeheven en prostitutie legaal geworden is. Een uitgesproken politieke stap die sekswerkers meer rechten en autonomie over hun eigen beroep en bestaan moest geven. Maar het bleef slechts bij mooie woorden. In het in 2009 ontworpen wetsvoorstel ‘Regulering prostitutie en bestrijding misstanden mensenhandel’ van demissionair minister Ernst Hirsch Ballin lijken sekswerkers niet meer als onafhankelijke en zelfstandige ondernemers te worden geïdentificeerd. Integendeel, zij worden uitsluitend als slachtoffers van mensenhandel benaderd.1 Sekswerkers komen in het wetsvoorstel en media tevoorschijn als een homogene groep die de overheid wil redden. Het bestaan van diversiteit binnen de seksindustrie wordt genegeerd, ondanks de tegengeluiden in het veld zelf.

 

Ontredderde vrouw

Naar schatting zijn er in Nederland rond de 20.000 sekswerkers dagelijks actief.2 Een aantal dat fluctueert, al is het alleen al omdat een aanzienlijk deel niet uit Nederland komt en vaak in beweging is, zonder vaste verblijf- of standplaats. Naast het legale circuit bestaat ook een illegale exploitatiewereld waarvan de cijfers onbekend zijn. Ondergronds of bovengronds, feit is dat er ontzettend veel mensen in de seksindustrie bedrijvig zijn. Van raamprostituees tot individuen die zichzelf op websites aanbieden, van high class escorts tot mensen die op straat tippelen. Elke groep, elk individu heeft zijn of haar eigen identiteit, eigen redenen om in deze branche te (willen) werken en kent eigen voorwaarden, omstandigheden en problematiek.

Toch verschijnt vooral het beeld van een ontredderde vrouw op het netvlies wanneer men aan prostitutie denkt. Hierdoor vallen sekswerkers die niet in deze gegenderde categorie passen, buiten het publieke debat.3 Zo worden mannelijke sekswerkers als groep structureel niet genoemd in de wetsvoorstellen van de minister. Ondanks dat deze onderbelichte categorie ook zelfstandige en gedwongen prostitutie kent, is weinig bekend over de problematiek die zich in deze hoek afspeelt. De landelijke politiek lijkt enkel uniformiteit in het werkveld van de seksindustrie te zien. Niet alleen zijn alle sekswerkers volgens Den Haag vrouwen, het zijn vrouwen als slachtoffers. Een perceptie die doordrongen is van het willen ‘redden’ van deze beroepsgroep. Het is een goede houding ten opzichte van mensenhandel, maar niet ten opzichte van de gehele seksbranche: de mogelijkheid om het vak uit eigen keuze te beoefenen wordt zo ondergesneeuwd. Voor de groep vrijwillige sekswerkers wordt het etiket ‘slachtoffer’ zo haast een stigma waar maar moeilijk onderuit te komen is.

 

De belastingdienst

In oktober 2000 werd prostitutie na een lange periode van gedogen legaal. Een belangrijk aspect van deze politieke stap was het arbeidsrecht dat in het leven werd geroepen om de werksituatie van de individuele sekswerker te verbeteren.4 De sekswerker werd daarmee erkend als werknemer in loondienst en zelfstandig ondernemer. Maar het bleef een recht op papier, omdat niemand precies uit kon leggen hoe de nieuwe wet- en regelgevingen vorm moesten krijgen in de praktijk. Daarbij ontbrak ook nog eens een goede voorlichting.

Met de legalisering werden sekswerkers voor het eerst geacht belasting af te dragen. Hiervoor werd het zogenaamde opting-in systeem in het leven geroepen, een systeem waarbij de exploitant van een club, bordeel of escortbureau waar de sekswerker haar of zijn diensten aanbiedt, belasting inhoudt op de verdiensten van de medewerker. Dit had zeker niet altijd de gewenste uitwerking. Esther Meppelink, mede-oprichtster van escortbureau Women of the World en voorzitter van de Vereniging Exploitanten Relaxbedrijven, zegt hierover: ‘Omdat de belastingdienst zelf niet volledig bekend was met de materie werd onze administratie er niet duidelijker op. Instanties wisten zelf niet van de hoed of de rand, waardoor zowel wij als bureau, als de sekswerkers lange tijd in onwetendheid bleven. Keer op keer werd de uitvoering aangepast of uitgesteld.’

Ook bleek over het vergunningenbeleid in de escortbranche veel onduidelijkheid te bestaan. Zo schreef escortgirl Marie Christine in 2007 in LOVER over de problemen die zij als zelfstandig ondernemer tegenkwam. In officiële documenten werd niet gerefereerd aan de vrouwen die werkten zonder tussenkomst van derden, dus als volledig zelfstandigen. ‘Bij mijn gemeente kreeg ik te horen dat ik voor mijn “beperkte werkzaamheden” geen vergunning nodig had. Toen ik ter controle nog even met de politie belde, meldde men mij onverwacht dat alle sekswerkers vergunningsplichtig zijn.’5

Het beleid bleek uiteindelijk een opjaagbeleid te zijn, waarbij instanties letterlijk aan het bed konden staan om sekswerkers te controleren. En dat zonder duidelijke richtlijnen. Toch heeft de legalisering in de ogen van Marianne Jonker van de afdeling Prostitutie binnen SOA Aids Nederland niet volledig gefaald: ‘Legalisering is nog altijd een middel om het stigma van slachtofferschap op te heffen omdat sekswerkers erkend worden als ondernemer met rechten en plichten. Dit trekt het beroep uit de criminele en illegale hoek.’

 

Het Zweedse model

Het nieuwe wetsvoorstel van Hirsch-Ballin richt zich in plaats van op de (arbeids)rechten van sekswerkers op criminalisering en regulering van de seksindustrie. Het uitgangspunt van de sekswerker als zelfstandig ondernemer verdwijnt geheel. Samengevat kent het nieuwe voorstel drie speerpunten: de registratieplicht voor sekswerkers, het criminaliseren van klanten en de vergunningsplicht voor seksbedrijven.

De meeste protesten vanuit het werkveld zijn gericht tegen de plicht om je te registreren als sekswerker. ‘Het registreren van prostituees wordt al tien jaar bewust door sommige politiekorpsen gedaan, terwijl ze weten dat het formeel niet mag’, aldus Mariska Majoor, oprichtster en woordvoerder van het Prostitutie Informatie Centrum. Nu is het voorstel om dit toe te staan en de registratie te centraliseren. Prostituees worden met de nieuwe wet verplicht zich in te schrijven bij de gemeente waar ze werkzaam zijn, waarna hun registratie vermeld wordt in een landelijk register. De persoon in kwestie moet zich tijdens het inschrijven kunnen legitimeren en een vast verblijfadres kunnen overleggen. Als bewijs van inschrijving ontvangen ze een pasje waar klanten naar moeten vragen, alvorens de ‘transactie’ plaatsvindt. Hebben ze geen pasje, dan kunnen de prostituees en hun klanten justitieel worden vervolgd.

Veel partijen vrezen daarmee voor de privacy van sekswerkers. Alhoewel de overheid garandeert dat deze gegevens niet gebruikt worden voor andere doeleinden, bestaat de angst dat deze informatie tóch komt bovendrijven. De stichting Mama Cash houdt zich al sinds haar oprichting bezig met de (internationale) rechten van sekswerkers en heeft zich in 2009 ten doel gesteld om de rechtenkwestie te ondersteunen en onder de aandacht te brengen. Annie Hillar, programmadirecteur bij Mama Cash, zegt hierover: ‘Sommige groepen willen beroepsmatig worden erkend, terwijl andere sekswerkers liever in de anonimiteit verblijven, omdat velen van hen er ook nog andere banen op nahouden. Het sekswerk is iets wat ze erbij doen.’ Het registratiebeleid schiet daarmee zijn doel voorbij, want hoe weten hulpverleners en ambtenaren bijvoorbeeld wanneer iemand gedwongen aan hun balie verschijnt?

Met deze verplichte registratie kan ook de klant worden vervolgd op het moment dat hij of zij seks betrekt bij een prostituee die niet zo’n pasje kan tonen. Een volledig nieuwe aanpak die is afgeleid van het Zweedse model, waarin niet de prostituee maar de klant strafbaar is. ‘Deze methode draagt niet bij aan de verbetering van de positie van vrouwen. Integendeel, het stigma dat sekswerkers per definitie slachtoffers zijn die beschermd moeten worden tegen hun klanten, groeit hierdoor’, zegt Pye Jakobson, voormalig sekswerker en vooraanstaand rechtenactiviste voor sekswerkers in Zweden. ‘Daarnaast zijn het soms juist de klanten die in staat zijn misstanden aan te geven als de sekswerker daar zelf niet toe in staat is.’6

 

Doorn in het oog

Dan is er nog de vergunningsplicht voor bedrijven in de seksindustrie. Elke commerciële organisatie die zich met seks als handelsmiddel bezighoudt, moet volgens het nieuwe wetsontwerp een vergunning aanvragen bij de gemeente waarin zij zich wil vestigen. De gemeente bepaalt waar en hoeveel seksbedrijven zij toelaat. Bordelen kunnen als bedrijfsvorm zelfs geweigerd worden: de zogenaamde nul-optie. De gemeente moet hiervoor wel gedegen gronden hebben. BLinN, een samenwerkingsverband tussen Oxfam Novib en Humanitas voor de slachtoffers van mensenhandel, ondersteunt de nul-optie niet. ‘De seksbedrijven brengen criminaliteit met zich mee en die is nu tenminste zichtbaar.’7 Met de nul-optie zal het zicht op de veiligheid van sekswerkers verdwijnen en hun werk gewoon doorgaan, zelfs als vergunningen worden geweigerd.

Op dit moment geldt de vergunningsplicht alleen voor de grotere gemeenten en steden. Maar escortorganisaties zijn niet gebonden aan een bepaald werkterrein. Velen van hen ontsnappen aan deze regelgeving door zich bij een gemeente in te schrijven die geen vergunningsplicht oplegt terwijl zij hun werkzaamheden in stedelijk gebied voortzetten. Daarmee zijn zij de landelijke politiek een doorn in het oog, die zich op haar beurt in allerlei bochten probeert te wringen om de mazen in haar wetsvoorstel te dichten.

 

Kans op losse handjes

Op stedelijk niveau is de afgelopen jaren ook al flink gepoogd om de bedrijvigheid in de seksindustrie in te dammen. Amsterdam gaf als hoofdstad het startsignaal. De in 2002 ingevoerde wet ‘Bevordering Integriteits Beoordelingen door het Openbaar Bestuur’ (BIBOB) maakte het mogelijk om vele panden en ramen in het wallengebied te sluiten.8 Wat volgde was een tijd van gesteggel tussen gemeente en pandjesbazen. De bekendste uitbaters vochten de wetgeving volhardend aan. Een half jaar geleden kopte De Volkskrant bijvoorbeeld dat ‘Seksclubs op de Wallen toch een vergunning krijgen’.9 Daarbij doelde de krant onder andere op het internationaal veelbesproken sekstheater Casa Rosso en de beruchte Bananenbar.

De bekendste hoerenstad ter wereld haalde opnieuw dit jaar de kranten toen zijn toenmalige loco-burgemeester Lodewijk Asscher nieuwe hervormingen naar aanleiding van Hirsch-Ballins wetsontwerp presenteerde. Zijn belangrijkste beleidswijzingen waren dat er in het red light district geen prostitutie meer tussen vier en acht uur ’s nachts mag plaatsvinden en dat de leeftijdsgrens van prostituees van achttien naar drieëntwintig jaar moest worden verhoogd. Zijn redenering: een jonge vrouw van drieëntwintig jaar is weerbaarder en meer opgewassen tegen manipulatie of verleiding en de kans op losse handjes bij klanten is groter midden in de nacht en bij het ochtendkrieken.

Het Amsterdamse beleid had een sneeuwbaleffect op de rest van het land. Krap een maand later kwam ook de Utrechtse burgemeester, Aleid Wolfsen, met een nieuw initiatief. Hij wil sommige sekswoonboten aan het Zandpad sluiten en een avondklok invoeren tussen twee en zes uur ’s nachts. Ook mogen vrouwen zich niet langer dan tien uur achter elkaar prostitueren en moeten ze zich aanmelden bij de GGD alvorens zij zich als ZZP’er kunnen laten registreren. De tijdmaatregel moet voorkomen dat sekswerkers op één nacht van stad naar stad worden gesleept. Volgens een maatschappelijk werker die een aantal prostituees in Utrecht begeleidt, leiden deze maatregelen vooral tot minder controle op misstanden en bemoeilijkt het gerichte hulpverlening: ‘Het is een loze maatregel, omdat je hier de mensenhandel niet mee bestrijdt. De kwetsbare vrouwen verdwijnen in het internet-, hotel- en clubcircuit, waardoor hulpverleners minder zicht hebben op de problemen en minder voor hen kunnen betekenen. Maar er wordt niet naar ons geluisterd, helaas’.

 

Redder-in-nood-logica

De maatregelen zijn bedoeld om praktiserenden uit de seksindustrie te ‘redden’ of in ieder geval uit het werkveld te halen. De programmadirecteur van Mama Cash heeft een eigen visie op deze reddingsdrang. In de Verenigde Staten kent de regering deze neiging volgens Hillar helemaal niet: ‘Men is daar bang voor seksualiteit. Prostitutie vormt dan ook een bedreiging voor de beperkende Amerikaanse moraal. Sekswerkers worden daar niet “gered”, maar moeten zich conformeren aan een maatschappij waar niet over seksualiteit gesproken wordt.’

Nederland is volgens Hillar meer open over seksualiteit, maar kent ten opzichte van prostitutie een dubbele moraal. Onze overheid wil werkenden in de seksindustrie aan de ene kant als actoren van hun eigen seksualiteit erkennen en hen van rechten voorzien, maar aan de andere kant gaan de verplichtingen die daarbij worden gesteld alleen uit van een slachtofferschap van sekswerkers. In veel gevallen wordt onterecht ontkend dat sekswerkers ook economisch zelfstandigen en zelfdenkende mensen kunnen zijn, die bewust dit werk doen. Marianne Jonker van de prostitutieafdeling van Soa AIDS Nederland beaamt dit: ‘het is voor sommigen mensen niet te geloven dat je als weldenkend mens vrijwillig voor dit werk kiest, er moet dan wel iets mis met je zijn. Bewust of onbewust.’

De redder-in-nood-logica wordt ook door de subsidieverstrekker gevolgd. Belangenverenigingen die opkomen voor ongedwongen prostituees worden niet meer financieel ondersteund en kunnen zich daardoor niet verder professionaliseren.10 Hun subsidies zijn gekort of stopgezet, terwijl de zogenaamde ‘uitstapprojecten’ die als doel hebben om sekswerkers uit het werkveld te laten treden, wel op overheidsgeld kunnen rekenen. Hierdoor ontstaat een eenzijdige steun binnen dit segment. Uitstapprojecten dienen een belangrijk doel, namelijk het begeleiden van vrouwen die een nieuwe toekomst willen opbouwen. Maar door alleen geld te geven aan deze projecten gaat de overheid voorbij aan de organisaties die de verbetering van de positie van sekswerkers voor ogen hebben.

 

De high class escorts

Ook lijkt het selectieve subsidiebeleid directe gevolgen te hebben voor de mate waarin de belangenverenigingen en vertegenwoordigers serieus worden genomen in de media en in het publieke debat. Gedwongen prostitutie domineert de berichtgeving waardoor de vrijwillige uitoefening van het horizontale beroep vergeten wordt en de overheid bevestigd wordt in haar functie als redder van de publieke vrouw in nood. En zo is de cirkel rond. ‘Het gevaar bestaat dat de media zich slechts op enkele groepen focussen en deze als exemplarisch zien voor de hele gemeenschap’, zo stelt Amerikaanse sekswerkeractiviste Audacia Ray die sekswerkers in de VS traint om de macht van de media als een vorm van grassroots activisme te gebruiken. ‘De high class escorts in de VS is een groep vrouwen die zich intelligent presenteert, het werk doet vanuit een vrijwillige keuze en daar regelmatig, naar eigen zeggen, plezier aan beleeft’. Een geëmancipeerde visie, ware het niet dat dit als meerderheidsperspectief wordt gebracht waardoor volgens Ray zowel gedwongen als vrijwillige prostituees hun situatie denken te moeten spiegelen aan deze seksuele bevrijding. ‘Het is daarom belangrijk om ruimte te creëren voor een rijkheid aan stemmen om de seksindustrie gelaagd weer te geven’, betoogt Ray.

 

Massagesalons

Om er voor te zorgen dat de media recht doen aan de complexiteit van de betaalde liefde zouden er (nieuwe) individuen uit het werkveld moeten opstaan die het verbaal aankunnen om deze diversiteit te vertegenwoordigen. Daarin zouden zowel slachtoffers als vrijwillige sekswerkers, man én vrouw, in de seksindustrie moeten worden gehoord. ‘Wij hebben de ervaring dat als sekswerkers zichtbaar zijn als beroepsgroep, dit de emancipatie in de hand werkt. Een verbetering van een professionele houding, betekent ook meer rechten’, zegt Hillar.

Maar om op eigen bodem prostituees te mobiliseren is volgens eerdergenoemde Marianne Jonker heel moeilijk. In tegenstelling tot andere landen kent de in 2001 door belangenvereniging de Rode Draad opgerichte vakbond Vakwerk voor prostituees en ex-sekswerkers maar een summier ledental. ‘Toen er in Frankrijk onlangs een vakbond werd opgericht, meldden zich binnen enkele weken honderden leden aan. Nederland mag dan één van de acht landen ter wereld zijn met een dergelijke vakbond, maar dan moet deze groep wél zichtbaar opkomen voor hun rechten.’

 

Blauwdruk

Media en politiek blijven echter hardnekkig redeneren vanuit een uitgangspunt dat sekswerk geheel vereenzelvigt met mensenhandel. In een klimaat dat prostitutie criminaliseert en stigmatiseert, is de registratieplicht voor veel sekswerkers beangstigend. Hun anonimiteit is in het geding. Men moet zich afvragen of deze maatregel de seksuele uitbuiting niet zelfs juist in de hand zal werken. De werkzaamheden zullen immers sneller naar de illegaliteit verhuizen.

Aan de minister van Justitie de taak om het gevoel van wantrouwen over privacy te doorbreken door de groep vrijwillige sekswerkers serieus te nemen. Juist door in de politiek expliciet een onderscheid te maken tussen gedwongen en vrijwillige prostitutie, tussen sekswerkers als slachtoffer en sekswerker als zelfstandig ondernemer, zou het taboe rondom het verrichten van sekswerk kunnen worden doorbroken. Zolang mensen bang zijn om hun full- of parttime beroep prijs te geven, blijft er sprake van een vicieuze cirkel. Hun zichtbaarheid is immers nodig om ruimte voor empowerment te creëren en daarmee het stigma omtrent het beroep te verkleinen.

Voor de politiek geldt: als zij grip wil krijgen op de wereld van betaalde seks en lust, dan zal zij beter moeten luisteren naar de kennis die vanuit het veld, van hulpverleners, belangenorganisaties, bedrijven en sekswerkers zelf wordt aangedragen. Door deze ervaringen mee te nemen in de beleidsvoering zullen bestuurders in gaan zien dat mensenhandel en sekswerk geen blauwdruk van elkaar zijn en prostitutiebeleid een veel genuanceerdere blik vergt.

Om dit te realiseren moeten de sekswerkers zich actiever (durven) opstellen. Dan pas kunnen ze de media overtuigen van het bestaan van diversiteit binnen de gemeenschap. Openbare debatten die over het onderwerp worden gehouden, zijn hierbij cruciaal. Diepgewortelde ideeën over sekswerk en de mensen die zich daarin bewegen zullen niet snel verdwijnen. Maar zowel een overheid die de groep ziet in al haar diversiteit, als sekswerkers die in de openbaarheid durven te stappen, kunnen de stereotype beelden al flink bijstellen.

 

 

Noten

1 Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden

seksbranche. http://www.hetccv.nl/binaries/content/assets/ccv/dossiers/bestuurlijk-handhaven/prostitutiebeleid/wet_regulering_prostitutie_tk.pdf

2 Website Prostitutie in Nederland: www.prostitutie.nl

3 Pas sinds zeer recent groeit de aandacht voor man-

nelijke sekswerkers. De gemeente Den Haag heeft in 2009 opdracht gegeven om de mannenprostitutie in de gemeente in kaart te brengen. Dit onderzoek is op 11 februari 2010 openbaar geworden. Mede naar aanleiding hiervan vond op 18 februari het eerste congres plaats dat geheel in het teken stond van de mannenprostitutie. Een van de onderzoekers, Paul van Gelder publiceerde in 2008 eveneens een onderzoek over transgenders en prostitutie: Transgenders en prostitutie: een Haagse nachttocht.

4 Marjan Wijers, ‘Aan rechten is niets liberaals. Over

vrouwenhandelslachtoffers en geëmancipeerde sexwerkers’. In: Tijdschrift voor Genderstudies, jrg 12 (2009) nummer 1, pp. 80-86.

5 Marie Christine. ‘Het bordeelgebod.’ In: LOVER jrg 34

(maart 2007) nr. 1, pp. 22-23.

6 Interview Pye Jakobson. ‘We want to save you. And if you don’t appreciate it, we will punish you!’ Website Swannet: http://swannet.org/node/1512

7 Zie site:

www.human.nl/index.php?pg=nws&nwsid=498, gevonden op 12 april 2010

8 Een wet die het mogelijk maakt voor overheden om

ondernemers met een twijfelachtige achtergrond een vergunning te weigeren of deze af te nemen. Zie voor de BIBOB de website: www.justitie.nl

9 Willem Beusekamp, ‘Seksclubs Wallen krijgen toch

vergunning’, De Volkskrant, 3 november 2009

10 Zie bijvoorbeeld het rapport Rechten van prostituees van Sietske Alting en Sylvia Bokelman voor De Rode Draad uit 2005 waarin ze de rechten van sekswerkers uiteen zetten, vijf jaar na opheffing van het bordeelverbod. Website De Rode Draad: www.rodedraad.nl/fileadmin/user_upload/Rechten_van_prostituees.pdf

11 Website De Rode Draad: www.rodedraad.nl

 

beeld: cc Etherhill