Deeltijdwerk: oplossing of probleem?
Zijn de onderwerpen van de 'tweede feministische golf' achterhaald, of juist verrassend actueel? Voor de vierde blog van de serie ‘Van Dolle Mina tot Twitterfeminist’ las Els de Jong het boekje ‘Deeltijdwerk’ uit 1980. "Ooit werd deeltijdwerk gezien als middel om de werkgelegenheid en de onbetaalde arbeid tussen man en vrouw beter te verdelen."
Het verbaasde mij te lezen, dat deeltijdwerk eigenlijk pas bestaat sinds 1960. Het boekje dat ik las voor deze blog, “Deeltijdwerk” uit 1980, is geschreven door Marga Bruyn-Hundt (1931 – 1998), een feministisch econome. In 1980 woedt de discussie of deeltijdarbeid mogelijk en wenselijk is. De belangrijkste conclusie die Bruyn-Hundt trekt is dat deeltijdwerk niet echt leidt tot een alternatieve levenswijze: Deeltijdbanen zijn over het algemeen minder goed betaalde banen en de rechtspositie van deeltijdwerkers is ook slechter dan van fulltimers. Zij ziet deeltijdarbeid eerder als een noodzakelijkheid dan als een gewenste situatie. Ze schrijft: “emancipatiebewegingen vinden daarom deeltijdwerk geen oplossing voor het probleem van de financiële emancipatie van de vrouw. Zij wensen een verkorting van de arbeidsdag voor iedereen, waardoor het voor ouders gemakkelijker wordt gemaakt het betaalde werk buitenshuis en het onbetaalde werk binnenshuis ieder voor de helft te doen.” Arbeidsduurverkorting zou pas echt de weg vrij maken voor een gelijke verdeling van betaalde en onbetaalde arbeid tussen mannen en vrouwen.
Ter vergelijking: In 1977 werkte ruim 5 procent van alle werkzame mannen en 43 procent van alle werkzame vrouwen in deeltijd. In 2012 werkte 26 procent van de werkzame mannen en 77 procent van de werkzame vrouwen in deeltijd. Deeltijdwerk is de laatste vijfendertig jaar dus enorm toegenomen in Nederland en zowel voor mannen als voor vrouwen ligt dit percentage beduidend hoger dan in andere Europese landen.
Net als in 1980 is het emancipatiebeleid ook nu gericht op economische zelfstandigheid en een hogere arbeidsparticipatie van vrouwen. In 1975 stelde de groep Man-Vrouw-Maatschappij dat gelijke deelname van man en vrouw in de beslissingsmacht op politiek en economisch terrein er niet zou komen dankzij verdere doorvoering van deeltijdwerk, omdat ‘het alleen de fulltimers zijn en dan nog vaak zij, die ook hun vrije avonden en weekenden aan hun werk opofferen, die de werkelijke politieke en economische macht in handen hebben’. Dit is gebleken, en de rijksoverheid probeert tot nu toe tevergeefs het aantal vrouwen in topposities te vergroten, onder meer door aan te dringen op fulltime arbeidsparticipatie van vrouwen. Het aandringen op parttime werken door mannen, en algemene arbeidstijdverkorting, waarvoor in 1980 gepleit wordt, is losgelaten.
Dat is ook meteen het belangrijkste verschil met 1980. Het streven naar arbeidstijdverkorting is volledig verlaten. Niet alleen als middel om de schaarse betaalde arbeid beter te verdelen, maar ook als voorwaarde voor een gelijke verdeling van onbetaalde arbeid tussen man en vrouw. Het streven is nu, dat iedereen, zowel man als vrouw, fulltime werkt. En als het aan de werkgever ligt ook nog eens meer dan 40 uur. Maakte men zich in 1980 nog zorgen over het vraagstuk hoe de betaalde werkgelegenheid rechtvaardig te verdelen, nu overheerst op de arbeidsmarkt het vrije marktdenken. Fulltime betaalde arbeid is de norm, en als je dat niet redt, ligt het aan je individuele situatie of persoonlijkheid. Het besef, dat het streven naar fulltime arbeid voor allen leidt tot ongelijke verdeling van de werkgelegenheid en een tekort aan tijd voor onbetaalde arbeid is verdwenen.
De deelname aan en betere verdeling van onbetaalde arbeid tussen man en vrouw was in de visie van Bruyn-Hundt een zaak van maatschappelijk belang, waar beleidsmakers en wetenschappers zich mee bezig moesten houden. Nu is dit vraagstuk naar het privédomein verplaatst. Er wordt niet gesproken over betaalde en onbetaalde arbeid, maar over werk en privé. Er is op dit moment maatschappelijk gezien veel aandacht voor onbetaalde arbeid. Het wordt alleen niet zo genoemd. Het gaat over moederschap, zorg en mantelzorg en hoe belangrijk dat is. De vraag hoe die onbetaalde arbeid geregeld wordt, is een individueel probleem geworden.
Els de Jong (1954) studeerde in de zeventiger jaren Huishoudwetenschappen, tegenwoordig Consumentenstudies, aan de Landbouwuniversiteit te Wageningen. Daar maakte zij kennis met feministische theorieën over betaalde en onbetaalde arbeid. Ze is zelfstandig onderzoeker en eigenaar van Wono, bureau voor woononderzoek te Rotterdam.
Met de blogserie ‘Van Dolle mina tot Twitterfeminist’ verkennen we wat we nu nog kunnen met de thema's van de ‘tweede golf’. Aanleiding is de realisatie van een digitale bibliotheek met materiaal uit de ‘tweede feministische golf’ bij Atria. Het digitaliseringsproject werd op 8 maart 2016 gepresenteerd in de Tolhuistuin.
Deze blog verscheen ook bij AtriaOntmoet.