Fier en vol zelfbewustzijn
Vrouwendag vroeger en nu
Een bonte mengeling van zakenvrouwen verzamelt zich ter gelegenheid van de achtste maartviering op het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Hoge hakken klikklakken naast sneakers, zorgvuldig geschikte decolletés staan gezusterlijk naast casual shirtjes, en pantalons in stemmig grijs ontmoeten jurken in uitbundige kleuren.
Terwijl ik tussen deze ondernemende vrouwen mijn weg zoek naar de koffietafel moet ik denken aan Henriette Roland Holst, beroemd dichteres en begenadigd redenaar, die in 1919 op de internationale vrouwendag sprak: ‘Want de grootste vijand, die wij hebben te overwinnen, is […] de macht van het kapitaal […] Het goede leven van vroeger, toen de mensen nog vreugde schepten in hun arbeid, heeft het vernietigd, het heeft het leven der mensen dof en troosteloos gemaakt.’
Rond mij aan de koffietafel staan anno nu tientallen zakenvrouwen, een niet te ontkennen macht van het kapitaal. Hoe ver weg staan we inmiddels van: ‘De vrouw ging op in kleine zorgen en kleine plichten, zij was gebonden aan de eeuwige sleurgang en het gesloof in het huishouden: dat heeft haar gemaakt tot de mindere van de man. En de vrouw is zich bewust van haar minderheid en geeft zich over aan die kleine angst, dat angstige gemier en kleine verdriet van haar sloofbestaan. […] De vrouw is niet egoïst, niet zelfzuchtig van natuur, maar doordat zij enkel leeft voor haar man en haar kinderen in haar liefde bekrompen geworden. De liefde reikt meestal niet verder dan de wanden van haar woning. De angst voor de veiligheid van het gezin, voor de misère, die kleine, benauwende vrees laat de solidariteit niet opkomen.’
Ik kijk nog eens goed om mij heen. De samengekomen vrouwen vertonen vooral vastberaden spirit, enthousiaste overtuigingskracht, de wens om iets van hun bedrijf te maken, met daarnaast een enorme betrokkenheid bij het wel en wee van de maatschappij en dan vooral de plaats van vrouwen daarin.
Volgens Henriette is de revolutie een uitkomst voor de vrouw, want zij ‘richt zich op in de revolutie, daar werpt de vrouw de oude ondeugden en zwakheden van haar ondergeschikte staat af, zij verheft zich uit haar toestand van maatschappelijke minderwaardigheid.’ Wanneer vrouwen zich eenmaal sterk maken voor een bepaald doel, dan ‘geeft zij zich geheel, dan gaat haar opofferingsgezindheid, haar offervaardigheid die der meeste mannen te boven. Er is nooit een sterke drang naar sociale rechtvaardigheid door de massa’s gegaan, of de vrouwen stonden vóóraan in de beweging.’
Als de belangstelling van een vrouw zich kan richten op het algemene, dan komt volgens Henriette haar werkkracht en toewijding niet alleen man en kind(eren) ten goede maar de hele gemeenschap: ‘hun hart wordt wijd en groot, zij gaan zich voelen als de moeders der mensheid, zij krijgen alle kinderen lief. Zo ontstaat een nieuw type vrouw, fier en vol zelfbewustzijn, en even vastbesloten als de mannen om de nieuwe vrijheid, het nieuwe leven, moeilijk nog en hard, maar vol inhoud en schoonheid, met hun laatste bloeddruppel te verdedigen.’
Of de vrouwen in de zaal op het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie zo ver willen gaan dat er bloed moet vloeien durf ik te betwijfelen, maar Henriette heeft gelijk gekregen: ik zie fiere vrouwen, vol zelfbewustzijn!