Genderprojectie

Yanaika Zomer • 17 feb 2011

‘Vrouwen hebben zoveel voorkeuren in het leven. Voor een bepaald huis, een bepaalde bank, bepaalde kleding. Waarom mogen ze geen voorkeur hebben voor een bepaalde baby?’ - Melanie (39) in ‘Volkskrant Magazine’, 12 februari 2010.

Melanie had dus graag een meisje gewild. En toen kreeg ze een jongen. Nu zet ze alles op alles om alsnog een meisje te krijgen. Ze is niet de enige. Het magazine laat drie vrouwen aan het woord die bezig zijn met methodes om het geslacht van hun volgende kind te beïnvloeden.

Ik hoor het de laatste tijd meer, vrouwen die lijden (jawel) aan genderdisappointment. Ze hebben zich hun leven lang zo voorgesteld dat ze een dochter zouden krijgen dat ze niet eens rekening hielden met de mogelijkheid van een zoon. Vrouwen die liever een jongetje willen lijken minder voor te komen. Ook zijn het zelden vaders die zich niet kunnen neerleggen bij het geslacht van hun kind.

Er zijn grofweg twee soorten methoden om het geslacht van je kind te beïnvloeden. De natuurlijke, van natriumarme yoghurtdiëten en zorgvuldig getimede vrijpartijen en daarnaast de hightech methoden. Embryoselectie bijvoorbeeld. Na een IVFbevruchting worden alleen embryo’s teruggeplaatst van het gewenste geslacht. Een andere methode baseert zich op het principe dat in het sperma X-chromosoomdragers iets zwaarder zijn dan Y-chromosoomdragers. Zaad in de centrifuge dus, vrouw insemineren met de X-cellen; ongeveer 80% kans dat je ook echt een meisje krijgt.

Maar even terug naar de vraag van Melanie. Waarom mag je geen voorkeur hebben voor een bepaalde baby? Omdat het moreel verwerpelijk is? Omdat je niet voor God mag spelen? Laura de Jong kwam in de Volkskrant twee weken eerder niet veel verder dan deze argumenten. Ze interviewde Bert van Delden, directeur van ‘de Genderkliniek’, die de laatste methode aanbiedt.

Niet voor God mogen spelen. Zodra mensen zich niet kunnen verenigen met medische handelingen (euthanasie, abortus, nanotechnologie) wordt het prompt ingezet, zelfs door mensen die in het dagelijkse helemaal geen geloofsovertuiging aanhangen. Je hoort nooit dat je niet voor God mag spelen als je je haar verft of een kunstheup krijgt, maar zodra die onzichtbare grens wordt overschreden waarbij het gevoel het wint van argumentatie, halen we God erbij. Met God bedoelen we dan vaak zoiets als de natuur, maar ook de idee dat je niet aan de natuur mag komen is bij uitstek een religieuze. De natuur is het perfecte ontwerp en als ons dat niet aanspreekt moeten we het toch accepteren.

Van Deldens reactie op het argument is overigens ook niet bijzonder sterk. Hij gooit het erop dat de medische wetenschap zich nu eenmaal blijft ontwikkelen en dat ingrijpen in de natuur toch al constant gebeurt. Oh, hij gelooft trouwens wel dat er uiteindelijk toch een onvoorziene macht is die bepaald of iemand een kind van het gewenste geslacht krijgt (…)

Verder neemt van Delden weinig verantwoordelijkheid in het voeren van ethisch debat en lijkt hij vooral bezig met wat het maatschappelijk teweeg brengt. Zo zegt hij de Genderkliniek ‘erbij’ te doen en het leuk te vinden grensverleggend bezig te zijn. Dat lijken eerder woorden van een activistische kunstenaar dan van de directeur van een kliniek waar mensen aankloppen met een moreel uitdagende maar diepliggende hulpvraag. Ook is hij nogal zelfingenomen over de mazen in de wet die hij heeft gevonden. De methode die hij aanbiedt is in Nederland namelijk verboden. Je mag wel voorlichting geven, sperma ‘aannemen’, dat in een land laten scheiden waar het niet verboden is en dan weer aan de ouders teruggeven. Als zij dan naar een gynaecoloog gaan die geen lastige vragen stelt, heb je het voor elkaar.

Van Delden en de Jong leveren geen antwoord op de vraag van Melanie. Maar wat moet ik dan met die morele ongemakkelijkheid die ook ik voel bij genderselectie? Ik zit met die moeders in mijn maag die eerder psychische hulp nodig hebben dan de hulp van een genderkliniek. Ik kijk naar ons eigen perfecte jongetje en stel me voor dat iemand daar niet blij mee zou kunnen zijn. Maar eigenlijk is het allemaal gevoel dat zich slechts laat vertalen naar statements over God en de natuur. Er is echter één ding dat ik mis in de discussie.

In het artikel in Volkskrant Magazine is één vrouw die graag een jongetje wil. Waarom? Omdat ze zelf altijd een beetje een jongensachtig type was. Ze mist het stoere van jongens; een rups durven oppakken en naar ijshockey gaan. Uitgerekend deze moeder is het levende bewijs dat geslacht geen garantie geeft voor het ‘soort’ kind dat je krijgt. Aan de hele genderdisappointment en daaruit voortvloeiende methodes, liggen hardnekkige veronderstellingen ten grondslag die misschien nog wel schadelijker zijn dan spelen voor God. Meisjes houden van prinsessenjurken en nagellak en met jongens kun je ravotten in het bos. De vrouwen in het artikel projecteren hun eigen persoonlijke vrouwelijkheid op hun ongeboren kinderen. ‘Een dochter zou het begrijpen’, verzucht Melanie dan ook als ze in tegenstelling tot haar man nog even verder zou willen winkelen. Het klinkt redelijk onschuldig, maar ik ben bang voor wat de vrouwen en de rest van de wereld met hen nog meer op hun kinderen projecteren. Ergens hoop ik voor Melanie dat ze een meisje krijgt. Een die in haar piratenpak de buurt onveilig maakt op haar skateboard en die alles weet van Ajax. Helaas zou het arme kind daarvan de dupe worden en raakte Melanie alleen maar meer teleurgesteld.