Haardagboek #6
Lichaamshaar. In november leek het de redactie van LOVER een goed plan als iedereen haar okselhaar liet staan, of misschien zelfs al het lichaamshaar. Gewoon een maandje, of twee, als een soort vriendelijke spin-off van Movember. Met een flinke dosis feministisch bewustzijn die elk redactielid van LOVER per definitie bezit zou dat geen probleem moeten zijn. Of toch wel? De harige realiteit bleek weerbarstig.
HET SNORRETJE ONDER MIJN OKSEL
Als enige LOVER redacteur heb ik mezelf er niet toe kunnen zetten om mijn lichaamshaar te laten groeien. Vooral het idee van okselhaar maakte ongemak los. En dat ik alleen al van de gedachte aan een beetje lichaamshaar onpasselijk werd, gaf me als ijverig feminist een nog beroerder gevoel.
Ik besloot te accepteren dat ik blijkbaar fundamenteel verpest ben door de normatieve standaarden van schoonheid en verzorging. In plaats van mijn lichaamshaar te laten staan heb ik de tijd genomen om te onderzoeken wat voor rol lichaamshaar tot nu toe in mijn leven heeft ingenomen.
Zelfbescherming
Maar waar moet ik beginnen? Eindeloos veel verhalen die met lichaamshaar te maken hebben schieten door mijn hoofd. Hoe ik nog maar zeven jaar was toen ik mijn moeder trots liet zien dat ik schaamhaar begon te krijgen, en hoe ik als twintiger lichaamshaar als strategisch middel begon te gebruiken. Want in een wanhopige poging seks niet langer als uitweg en afleiding te gebruiken, kwam ik erachter dat de aanwezigheid van een kleine hoeveelheid lichaamshaar de enige manier was om mijn doel te halen. Als ik mijn lichaamshaar een paar dagen liet staan wist ik altijd, hoe dronken ik ook was, netjes alleen in mijn eigen bed te belanden.
Herinneringen als deze illustreren dat ik lichaamshaar en verzorging onlosmakelijk met elkaar associeer, en een degelijk onthaard lichaam inmiddels minstens zo belangrijk vind als gepoetste tanden. Ook als ik mensen in mijn omgeving spreek over lichaamshaar bij vrouwen gaat het gesprek meteen over hygiëne.
Smaakkwesties
Toch ligt het werkelijke probleem niet daar. Want echt ijdel ben ik nooit geweest. Op mijn achttiende werd ik door een vriendin gewezen op mijn smakeloze witte en zwarte ondergoed en bh’s. Ik droeg witte sportsokken. Roesjes en kant waren systematisch afwezig in mijn kledingkast. Het kon me gewoon echt niet boeien. Ik was een zelfverzekerde tiener en heb nooit echt moeite met mijn lichaam gehad. Ook niet toen ik vijftien kilo meer woog dan nu.
Maar wat lichaamshaar betreft is het een ander verhaal. Wanneer ben ik op dat punt ben beland waar het laten staan van een beetje okselhaar zoveel weerstand oproept? Als ik diep in mijn herinneringen graaf, kom ik uit bij een specifiek moment die het meest betekenisvol lijkt te zijn.
Het is hartje zomer, ik ben tien jaar oud en woon met mijn ouders en grote zus in Spanje. Ik zit samen met hen buiten aan tafel. Het is bloedheet en ik zit ontspannen onderuit gezakt. Ik zit in mijn zwembroek want een zwempak of bikini weigerde ik te dragen. Ik doe mijn armen omhoog en pak mijn ellebogen vast in een ontspannen houding. Dat had ik beter niet kunnen doen.
Hitlersnor
Als kind was ik als de jongste van twee dochters thuis regelmatig het slachtoffer van plagerijen. Ik vond het niet altijd even makkelijk om daar mee om te gaan. Dat juist mijn felle reacties zeer vermakelijk werden gevonden maakte het er niet beter op. Dus toen ik buiten aan tafel in onze Spaanse tuin als tienjarige tomboy hartelijk werd uitgelachen door mijn moeder en zus om het “hitlersnorretje” onder mijn armen was mijn reactie onvermijdelijk. Nog diezelfde dag sloot ik me op in de badkamer waar ik het scheermesje van mijn zus confisqueerde om de paar zwarte haren weg te scheren die de recente spot zouden kunnen herhalen. Sindsdien heb ik me altijd geheel volgens de heersende standaarden dagelijks van mijn okselhaar ontdaan.
Met beenhaar en schaamhaar zat het altijd anders. Jarenlang had ik geen moeite om mijn beenhaar een winter door te laten woekeren. En schaamhaar, nou dat was er gewoon, en vrouwen die het netjes in een streepje schoren of zelfs helemaal verwijderden vond ik maar raar. Als mijn vriendjes hintten dat ze de afwezigheid van schaamhaar wel een sexy idee vonden stak ik mijn middelvinger op. Maar nu, bijna dertig, scheer ik toch elke dag mijn benen. Ook mijn schaamhaar bestaat praktisch niet meer.
Wekelijks wordt alles er helemaal afgehaald en elke ochtend onder de douche wordt er vluchtig maar zorgvuldig een scheermesje over mijn benen gehaald. Ergens tussen die vervelende vriendjes en het moment van nu ben ik toch bezweken onder het idee van haarloosheid.
Confrontaties
Als ik het verhaal van mijn ondergoed naast mijn haarverleden leg, lijk ik één belangrijke overeenkomst te zien, namelijk het moment van confrontatie. Waar ik in het verleden zonder schaamte witte en zwarte katoenen bh’s en onderbroeken droeg, moet ik toch toegeven dat sinds het commentaar van mijn vriendin de strings en hipsters in vreemde synthetische stofjes en kanten bh’s met roesjes steeds meer mijn ondergoedmandje zijn gaan domineren. Het was, net zoals de situatie van het hitlersnorretje, een moment van confrontatie dat iemand mij liet weten dat wat ik deed of hoe ik er uitzag afweek van wat normaal wordt gevonden. Er werd in feite duidelijk gemaakt dat iets wel of niet sociaal wenselijk is.
Nu zou ik waarschijnlijk zeggen dat diegene maar op moest hoepelen. Toen vond ik dat wat lastiger. Inmiddels is het te laat en groeit bij mij het besef dat dominante schoonheidsidealen diep geworteld kunnen zitten.
Ik ga het volgend jaar gewoon weer proberen. Wie weet kan ik me uiteindelijk bevrijden van de heersende normen en van mijn lichaamshaar gaan houden. Tot die tijd zal ik beide opties omarmen. Haar of geen haar, de keuze is wat telt. Maar of het ook vrije keuzes zijn, dat valt te betwisten.