He-said she-said

Over de geloofwaardigheid van getuigen

Heike Vis • 5 jul 2011

In de zaak DSK is het 'zijn woord tegen het hare'. Wie in het gelijk wordt gesteld hangt af van wie het meest geloofwaardig wordt geacht. Heike Vis betoogt dat dit gemakkelijk kan leiden tot oordelen die enkel zijn gebaseerd op de beoordeling van personen en nog maar weinig te maken hebben met recht.

Niemand, behalve Dominique Strauss-Kahn en het kamermeisje, weet zeker wat er op 14 mei in het Sofitel op die hotelkamer is gebeurd. Hij zegt dat er een vrijwillige seksuele ontmoeting heeft plaatsgevonden en zij zegt dat hij haar heeft gedwongen tot orale seks en haar heeft geprobeerd te verkrachten. Dit is, zoals ze het in het Engels zeggen, een typisch geval van he-said she-said. Dat is niet uitzonderlijk voor een verkrachtingszaak waarbij het harde bewijs vaak ontbreekt.

Toch leek het publiek zich al heel snel achter het kamermeisje te scharen. Het idee heerste dat machtige mannen als Dominique Strauss-Kahn echt niet moesten denken dat ze door hun positie hiermee weg konden komen. Toen er afgelopen vrijdag echter door de aanklagers vraagtekens werden gezet bij de geloofwaardigheid van hun eigen getuige veranderde de publieke opinie snel. Misschien, dacht men, heeft 'ie het toch niet gedaan.

Dat de publieke opinie zo snel kan veranderen valt goed te verklaren. Wie men gelooft als het 'zijn woord tegen het hare' is hangt af van wie men het meest geloofwaardig acht. Niet alleen het publiek, maar ook jury's en rechters baseren in dit soort zaken hierop hun oordeel. Als er dan nieuwe informatie naar voren komt waardoor de geloofwaardigheid van een van de betrokkenen in twijfel kan worden getrokken dan wordt het verhaal van de andere partij geloofwaardiger.

Goede advocaten weten precies hoe dit werkt. De achtergrond van een getuige wordt volledig doorgespit op zoek naar informatie die de reputatie van de getuige kan bezoedelen. En als dat niet lukt gebruiken ze andere technieken om de getuige onbetrouwbaar te laten overkomen. Zo wordt vaak elk feit in de verklaring van een getuige onder de loep genomen om vervolgens aan de getuige te vragen of deze wel zeker is van de feiten. 'U zei dat u om 13.00 uur de betreffende hotelkamer bent binnengegaan. Hoe wist u dat het 13.00 uur was? Zou het ook 12.45 uur kunnen zijn geweest of 13.15 uur of zelfs 13.30 uur'. De geloofwaardigheid van een getuige kan ook worden ondermijnd door te wijzen op het ontbreken van informatie 'U zei dat u met de lift naar boven bent gegaan. Stond er iemand anders in de lift? U weet niet meer of er iemand anders in de lift stond, maar u weet wel zeker dat u met de lift naar boven bent gegaan?'.

Zelfs de meest betrouwbare getuige kan door deze technieken onbetrouwbaar overkomen. Dit is omdat men zich in de beoordeling van de geloofwaardigheid van de getuige maar al te vaak laat leiden door feiten die niet met de zaak van doen hebben. Of een getuige zich wel of niet kan herinneren of er ook andere mensen in de lift stonden staat compleet los van het feit of de getuige wel of niet verkracht is. En ook het verleden van een getuige zegt vaak weinig over de betrouwbaarheid van de getuige in een specifieke zaak. Of je in het verleden hebt gelogen, hebt bedrogen, promiscue bent geweest, frauduleus was of criminele handelingen hebt begaan betekent niet dat je daardoor geen slachtoffer kan zijn.

Vooroordelen en feiten die buiten de zaak staan spelen ook in het geval van DSK een grote rol. Zo liet het publiek zich in de beoordeling van de geloofwaardigheid van Dominique Strauss-Kahn maar al te gemakkelijk beïnvloeden door de berichten dat deze machtige man geregeld achter de vrouwtjes aan zat. Het stereotype beeld dat dit bij veel mensen opriep versterkte ongetwijfeld het idee dat hij schuldig was. En nu er feiten bekend zijn geworden over het verleden van de getuige, over mogelijke frauduleuze handelingen van haar, over haar omgang met criminelen en haar eventuele betrokkenheid bij criminele handelingen en over inconsistenties in haar verklaring over wat er is gebeurd na de aanval in de hotelkamer wordt zij nauwelijks meer geloofwaardig geacht. Veel van de feiten die haar geloofwaardigheid beschadigen hebben echter niet met de zaak te maken. Deze vooroordelen en feiten zorgen ervoor dat mensen niet de zaak beoordelen, maar de betrokkenen zelf. Men geeft geen oordeel over wat er op die hotelkamer is gebeurd, maar men oordeelt dat hij een viespeuk is en dat zij achter het geld aanzit.

Als de rechtbank zich teveel laat leiden door vooroordelen en feiten die buiten de zaak staan dan is de kans groot dat er wel of niet wordt veroordeeld op basis van een persoonlijke beoordeling van de betrokken personen. De zaak van de West Memphis Three is hiervan een bijzonder pijnlijk voorbeeld. In 1993 werden in deze zaak drie jonge mannen veroordeeld voor de moord op drie jongetjes. Hoe de verdachten eruit zagen en welke literatuur ze lazen in hun vrije tijd gebruikte de aanklager om de jury ervan te overtuigen dat deze jonge mannen Satan-aanbidders waren die de drie jongetjes op rituele wijze hadden geslacht. Dat het bewijs hier op geen enkele manier mee in overeenstemming was mocht niet deren. De jury had de verdachten al veroordeeld als personen en vanuit daar was het een kleine stap om ze ook in de rechtszaal te veroordelen.

Een veroordeling, zowel binnen als buiten de rechtbank, zou moeten afhangen van de feiten en het bewijs dat hiervoor kan worden geleverd. In het geval van DSK laten veel mensen buiten de rechtbank helaas hun oordeel afhangen van zaken die er niet toe zouden moeten doen. Het is te hopen dat de jury en de rechter zo wijs zullen zijn dat zij hun oordeel laten afhangen van de zaak zelf en niet van alles eromheen.