Het lijken wel vrouwen!

Hoe karikaturisering het Griekenland-debat vergiftigt

Dylan van Rijsbergen • 8 jul 2015

In een column op de Correspondent beschrijft Jesse Frederik op welke oppervlakkige manier in de Nederlandse media over Griekenland geschreven wordt. Zo vond Volkskrant-redacteur Kustaw Bessems het blijkbaar zinvol om een hele BNR-column op te hangen aan het feit dat de Griekse premier Alexis Tsipras er tijdens een interview ‘totaal ontspannen’ bij zat (en trok daar vergaande conclusies uit). Die nadruk op uiterlijkheden is natuurlijk hier en in het buitenland een opvallend fenomeen: de Grieken worden geanalyseerd op hun kledingstijl (zoals de voormalig minister van Financiën Yanis Varoufakis), hun privéleven (de vrouw van Varoufakis, zijn motor) of worden domweg weggezet als vervelende marginale zeurpieten, zonder op hun argumenten in te gaan. Het lijken wel vróuwen.

Het is opvallend hoezeer de bewoordingen waarmee de opstandige Grieken door de stukjesschrijvers worden weggezet, overeenkomen met de woorden die doorgaans gebruikt worden door mannen bovenin de pikorde om vrouwen op hun plek te zetten, om hen niet serieus te nemen en hen uiteindelijk het zwijgen op te leggen. Waar een ‘echte man’ geen uiterlijk heeft, geen privéleven, geen gevoel, maar wel verstand en argumenten, is een vrouw vooral een lichaam, haar hormonen, haar seksualiteit, haar emotie, haar gezin, haar kinderen, haar man. Wat de stukjesschrijvers dus doen is dat zij de rebelse Grieken feminiseren. Dat is in een patriarchale maatschappij hetzelfde als hen vernederen, hen monddood te maken. Het is het uitoefenen van macht door inhoudelijke argumentatie te negeren en je tegenstander te objectiveren.

Hetzelfde discours wordt ook gebruikt om andere groepen uit te sluiten. Opvallend bijvoorbeeld is de wijze waarop sommige witte Nederlanders proberen zwarte mensen die kritiek hebben op het racistische karakter van de Nederlandse folklorefiguur Zwarte Piet, weg te zetten op basis van hun uiterlijk, hun emoties (die altijd overdreven zouden zijn) of goedkope psychologische analyses. In het antiracistische en het feministische denken wordt gebruik gemaakt van het begrip privilege. Iemand die wit is, of man is, heeft privileges die vooral naar voren komen in die dingen waar hij géén last van heeft. Een wit persoon wordt minder snel aangehouden door de politie, naar een man wordt beter geluisterd en hij wordt minder snel afgerekend op zijn uiterlijk. Als we kijken naar wat er met de Grieken gebeurt, is er dan ook sprake van privilege?

In ieder geval wordt er veel minder geschreven over het uiterlijk en het gezinsleven van Jeroen Dijsselbloem of Wolfgang Schauble. Wat is het privilege dat deze mannen wel hebben en de Grieken niet? Je zou het West-Europees of Noord-Europees privilege kunnen noemen. Maar dat klopt niet helemaal, want de voorgangers van Tsipras en Varoufakis (zoals Antonis Samaras) werden nooit zo uitgebreid op hun uiterlijk afgerekend. Het is eerder het uitgesproken linkse standpunt van de Syriza-politici, dat afwijkt van de conventies, dat hen tot outsiders maakt in de Europese hoofdlijn. Wat Dijsselbloem en Schauble dus hebben, is politiek-centristisch privilege, dat samengaat met een blindheid en onbegrip voor de meningen van diegenen die proberen buiten de gebaande paden te denken. Zulke denkers doen dat ook vaak omdat ze niet anders kunnen. Omdat ze, zoals de Grieken, binnen het bestaande neoliberale denken geen mogelijkheden voor zichzelf meer zien.

Dat centristisch-privilege is een vreemd soort bijeffect van het links-rechts denken, in het bijzonder het in de politieke theorie veel gebruikte the extreme centre’, om aan te geven dat juist het midden tot zeer irrationeel gedrag in staat is. Neem nou alleen al de Irak-oorlog, waarvoor de aanleiding (massavernietigingswapens) later verzonnen bleek en waar Groot-Brittannië onder de centrische Labour-leider Tony Blair middenin zat.

Ook bij de crisis rond Griekenland lijkt het politieke midden in alle opzichten door irrationele motieven gedreven. Steeds meer economen, zelfs het IMF zelf, geven bijvoorbeeld aan dat Griekenland er zonder schuldkwijtschelding (de zogenaamde ‘haircuts’) nooit bovenop zal komen. Toch worden de Grieken, die dus in feite rationeel en democratisch handelen, op bovengenoemde wijze gekarikaturiseerd en niet serieus genomen. Het is kwalijk dat veel stukjesschrijvers, zoals Kustaw Bessems, hieraan meedoen. Jesse Frederiks’ conclusie, dat dit soort stukjes vooral gemakkelijk te schrijven zijn, vind ik dan ook veel te mild. Het is niet alleen gemak; hier is sprake van een doelbewuste strategie van het politieke centrum om de argumenten van de uitdagers terzijde te kunnen schuiven. Dit is de manier waarop de gevestigde macht zijn tegenstanders buitenspel zet.