Ik ben geen feminist, maar...
Hoe feminisme het F-woord werd
Het is dinsdagavond en ik lees — beter laat dan nooit — het F-boek. In deze bundel schrijven meer dan vijftig academici, journalisten en activisten over hun feminisme. Er komen spraakmakende titels voorbij, zoals ‘verdachte bezigheden’ (Renée Römkens), ‘Aaaaaaah’ (Anja Meulenbelt) of ‘Mijn feminisme wil regelmatig naar buiten’ (Marjan Sax). Maar goed, ik begin bij het begin: de jonge antropologe Lauren Smits. Ze schrijft over een fenomeen dat ik tijdens mijn bacheloropleiding al vaker ben tegen gekomen: het ‘Ik ben geen feminist, maar…’-fenomeen.
The cause, but not the label
Het hedendaags feminisme kampt met een probleem. ‘Weinig mannen en vrouwen noemen zich een feminist, maar bijna iedereen staat wél achter de definitie’, schrijft Smits in het F-boek. Naar aanleiding van de webserie Het F-Woord (wéér zo’n ‘F-iets’!) deed het onderzoekspanel van Eenvandaag, onderzoek naar de betekenisgeving van feminisme. Aan het onderzoek deden 2433 jongeren tussen de 16 en 34 jaar mee. Wat blijkt? Voor 27% van de ondervraagde vrouwen kleven er negatieve connotaties aan feminisme. Voor de mannelijke deelnemers was dit aantal aanzienlijk hoger: ruim 52% vindt feminisme een negatief geladen woord. “Als iemand mij een feminist noemt, merk ik vaak dat het niet als compliment bedoeld is” stelt een deelneemster. Waarom schuwen zoveel jongeren het label ‘feminist’?
Lijdt feminisme aan een imagoprobleem?
De onderzoeksresultaten van Eenvandaag komen niet als een verrassing. Feminisme is al decennialang ‘besmeurd’ met negatieve connotaties, vooral in de media. Het beeld van ‘mannenhatende vrouwen die in tuinbroeken agressief aan de barricades een slachtofferrol aannemen’ blijkt een hardnekkige associatie. Een overdreven voorbeeld, maar het principe blijft onveranderlijk: mensen hebben een specifiek beeld van wat een feministe doet en is. Die stereotyperingen zijn niet nieuw: al sinds de eerste helft van de twintigste eeuw, tijdens de eerste feministische golf in het westen, zijn deze vooroordelen in het leven geroepen. Dit beeld is star, zo blijkt uit wetenschappelijk onderzoek naar feminisme in de media. Ook de Vrouwenbeweging in Nederland tijdens de jaren zeventig heeft eronder geleden: de — vaak eenzijdige — mediaconstructies van feminisme hebben gezorgd voor een gefragmenteerde publieke identiteit van de Vrouwenbeweging, waarbij het normatieve kader van wat ‘een feministe’ behoort te zijn, stug werd vastgehouden.
Ik? Feminist? Nee, bedankt
Smits opent haar bijdrage met een anekdote over een brainstormsessie met haar scriptiebegeleider. Na wat beraad kwamen ze vrij snel uit bij ‘vrouwen aan de top’. Smits schrijft: ‘Na afloop van het gesprek stond ik op uit mijn stoel en zei ik: “Maar ik wil er geen feministisch manifest van maken, hoor!” Mijn begeleider antwoordde: “Waarom niet?”’ Haar woorden zetten me aan het denken. Het negatieve stigma rondom het label ‘feminist’ lijkt tot een vorm van schaamte te leiden. ‘Ik ben geen feminist, maar geloof wel dat vrouwen en mannen hetzelfde betaalt moeten krijgen. Ik ben geen feminist, maar ik geloof wel dat vrouwen recht op onderwijs of beschikking over hun eigen lichaam moeten bezitten.’ Of: ‘Ik ben geen feminist, maar ik vind wel dat er meer vrouwen in de politiek moeten komen.’
Wanneer noem je jezelf eigenlijk wél een feminist? In het Eenvandaag-onderzoek is hier ook enige discussie over gevoerd. Ik ben er niet mee bezig en ga ook niet naar demonstraties ofzo, dus ik geef mezelf niet dat label, zegt een deelneemster. Moet je als feminist aanwezig zijn bij demonstraties? Je kunt toch ook feminist zijn zónder naar demonstraties te gaan? Of zónder alle literatuur te hebben gelezen? Er bestaat immers geen kant-en-klaar stappenplan voor feministische bewustwording. Iedereen is anders, denkt anders, doet anders —die diversiteit houdt de pluriforme betekenisgeving van feminisme in stand.
Hoe feminisme het F-woord werd
Om de negatieve connotaties te neutraliseren, zo schrijft Smits in het F-boek, is er een drieledig plan nodig: we moeten ons bewustzijn verhogen, feminisme herdefiniëren en het imago verbeteren. ‘Het moet inclusiever, het moet met mannen, het moet met humor en het moet leuk zijn’, schrijft ze wellicht ietwat idealistisch. En even later: ‘Feminisme mag hipper, vrolijker en met meer rolmodellen.’ Makkelijker gezegd dan gedaan, natuurlijk.
De opkomst van allerlei ‘F-woorden’ lijkt hier bij aan te sluiten. Het F-boek en Het F-woord zijn hier wellicht de meest typerende voorbeelden van. In een bespreking van het F-boek zegt promovenda Karlijn Olijslager dan ook: ‘De keuze voor de titel legt een kernprobleem in het hedendaags feminisme bloot zoals het in de media wordt gepresenteerd: het moet luchtig zijn en niet gebonden aan regels, voorschriften en programma’s en iedereen heeft haar of zijn eigen versie van het feminisme.’ Om te breken met het negatieve imago van feminisme wordt het woord ‘feminisme’ niet in de titel van het boek opgenomen. Pas in de ondertitel (‘feminisme van nu in woord en beeld’) doet de term haar intrede. Best pijnlijk, eigenlijk. Het F-boek stelt hiervoor meerstemmig feminisme in de plaats, dat voorbij ‘negatief’ en ‘luchtig’ feminisme moet gaan. Modern intersectioneel feminisme is veelzijdig, daar zijn we inmiddels uit. Waarom is het imago dan nog steeds zo eenzijdig?
Steun LOVER!
LOVER draait uitsluitend op vrijwilligers en donaties. Wil je dat Nederlands oudste feministische tijdschrift blijft bestaan? Help ons door een (eenmalige) donatie. Elke euro is welkom en wordt gewaardeerd. Meer informatie vind je hier.
Meer LOVER? Volg ons op Twitter, Instagram, LinkedIn en Facebook.