Lesbo-blues

Janiek Kistemaker • 27 apr 2009

Afgelopen vrijdag werden in de theaterzaal van de OBA te Amsterdam de eerste resultaten gepresenteerd van het onderzoek naar het psychosociale welbevinden van lesbische en biseksuele vrouwen in Nederland. Het onderzoek werd in opdracht van Stichting Ondersteboven uitgevoerd door Henny Bos, verbonden aan de Universiteit van Amsterdam en Jenny Ehrhardt, studente. De uitkomsten waren - zoals verwacht - niet om vrolijk van te worden, de kracht en het elan van deze bijeenkomst en haar organisatoren wel.

Terwijl de belangstellenden binnendruppelden en een plekje op de tribune zochten, werd op een enorm scherm voorin de zaal een slide-show geprojecteerd. Alle “lesbIconen” van Stichting Ondersteboven kwamen langs, met naam en toenaam, een trotse foto en een persoonlijke uitspraak, waarin zij zich over het belang van zichtbaarheid uitspraken. Over ‘empowerment’ gesproken!

Zodra iedereen binnen was, gingen de lichten uit en stapte Irene Hemelaar in de spotlights. Zij trakteerde ons op een zwoele versie van de “Anna Blaman Blues” van Wonder Woman, even gloedvol als haar felrode diva-outfit. Daarmee was de toon gezet: het ging over blues, over lesbische blues, maar vooral ook over de kracht die daaronder ligt.

Jenny Ehrhardt en Henny Bos leidden het publiek met vaart en verve door wat net zo goed een droge opsomming van feiten en grafieken had kunnen zijn. Meer dan 1300 vrouwen hadden de moeite genomen om zich door de lange en uit de aard der zaak soms confronterende vragenlijsten te worstelen. De organisatie stak haar dankbaarheid hierover niet onder stoelen of banken: zulke significante onderzoeksaantallen zijn van onschatbare waarde! Bijvoorbeeld als je lokale en landelijke overheden ervan wilt overtuigen dat er geld moet worden vrijgemaakt voor verbetering van de positie van lesbische en biseksuele vrouwen.

Als basis voor de interpretatie van de onderzoeksgegevens was gekozen voor het ‘minority-stress model’ van Ilan H. Meijer: een minderheidspositie veroorzaakt per definitie stress en daaruit volgende gezondheidsproblemen. De ernst daarvan is o.a. afhankelijk van de mate van sociale steun en de eigen coping-skills.

Zowel psychische als lichamelijke gezondheidsklachten waren uitgebreid geïnventariseerd en vergeleken met resultaten uit andere, algemener opgezette onderzoeken onder vrouwen. De uitkomsten zou je schokkend kunnen noemen, ware het niet dat de aanwezigen waarschijnlijk voldoende vertrouwd met deze realiteit waren om niet van hun stoel te vallen. Cijfers? Tegen 40 % van de hetero-vrouwen geeft 60 % van de lesbische vrouwen aan psychische klachten te ervaren. Genoemd werden angst, depressie, woede, wantrouwen. Op het lichamelijk vlak ging het om een verschil tussen 20 % en 45 %.

Los daarvan was diepgaand gevraagd naar sociale ervaringen, waarbij negatieve stigmatisering of het anticiperen daarop een rol speelden. Onaangename nieuwsgierigheid en geroddel scoorden het hoogst, en die vonden vooral in de publieke ruimte plaats. Opvallend was, dat ook onder collega’s de sfeer lang niet altijd oké bleek. Dat er een duidelijke samenhang bestaat tussen dergelijke negatieve ervaringen en een sterk verminderd welbevinden van lesbische vrouwen, heeft het onderzoek onomstotelijk bewezen. De psychosociale malaise bleek het grootst onder vrouwen jonger dan 25 jaar, waaruit men zou kunnen opmaken, dat er meestal sprake is van groei in het leren omgaan met de minority stress.

Wat mij heel erg is bijgebleven, is dat er zowel bij de presentatie als bij de daaropvolgende interactie met het publiek geen sfeer van klagerigheid ontstond. Het accent werd snel verlegd naar wat men aan positieve invloeden op dit proces kon aanwijzen en hoe men die zou kunnen mobiliseren. Het opbouwen van een goed sociaal vangnet werd van groot belang geacht, maar ook de zichtbaarheid van rolmodellen gold voor velen als steunend. De borrel achteraf bood gelegenheid om zich aan beide te laven.

Een samenvatting van de onderzoeksresultaten is te lezen op de website van Stichting Ondersteboven.