Let's get physical: '(on)vrouwelijk' sporten

Lets get physical Onvrouwelijk sporten beeld door John Arano Unsplash
Lets get physical Onvrouwelijk sporten beeld door John Arano Unsplash
Sophie Jager
Sophie Jager • 26 aug 2021

‘Noorse beachhandbalsters weigeren bikinibroekje en krijgen fikse boete’, las ik in juli met grote verbazing in het nieuws. Er ontstond veel ophef over op sociale media, want waar gaat het nu eigenlijk om? De sportprestaties of het uiterlijk van de sportvrouw? Tegenwoordig worden stereotyperende of beperkende kledingvoorschriften steeds vaker aan de kaak gesteld door vrouwen in de sportwereld en in de media, hoewel niet altijd met succes. Discussies over het uiterlijk van vrouwelijke atleten zijn geen exclusief modern fenomeen. Al sinds de eerste vrouwen die meedoen aan professionele sport in Nederland, bestaan er ideaalbeelden van ‘vrouwelijkheid’ waaraan zij zouden moeten voldoen. Hoe dat precies zit? Ik zocht het uit.

Succesvol sexy
Een boete van 1500 euro, alleen maar omdat je graag een broek wil dragen die langer is dan tien centimeter: het overkwam het Noorse beachhandbalteam bij de Europese kampioenschappen. De handbalsters gaven aan zich niet prettig te voelen in de korte broek omdat deze naakt aanvoelt en hindert in het vrij bewegen. Het reglement van de sport vermeldt dat de sportbroek van vrouwen aan de zijkant niet langer dan tien centimeter mag zijn. Wat de reden daarvoor is en waarom dit niet zou mogen, staat er handig genoeg dan weer niet bij. Daarnaast dragen de mannelijke beachhandballers wél een langere broek, dus aan gebrek aan bewegingsvrijheid door een andere outfit kan het niet liggen.

De casus van de beachhandbalsters deed me denken aan de Badminton World Federation – niet zonder toeval gedomineerd door mannen –, die in 2011 rokjes of jurkjes voor vrouwen wilde verplichten. Badminton zou zo meer ‘vrouwelijk en sexy’ worden en daarmee kijkers en sponsoren aantrekken. Het lijkt erop dat een succesvolle sportvrouw tegenwoordig een ‘sexy’ sportvrouw (lees: een geobjectiveerde sportvrouw) moet zijn. Het kledingvoorschrift werd in dit geval vanwege veel protest niet doorgevoerd. Duidelijk is echter dat seksuele objectificatie en seksisme in de sport aan de orde van de dag zijn.

Met de billen bloot
Dat het niet gaat om een paar uitzonderingen maar om een structureel probleem, blijkt uit onderzoek van de NOS naar de verschillen tussen sportkleding voor vrouwen en mannen op de Olympische Spelen in Tokyo. Hieruit bleek dat voorgeschreven outfits voor vrouwen vaak bloter zijn dan die voor mannen. En wie hebben die outfits voorgeschreven? Juist: mannen. Inge Claringbould, hoofddocent aan de Universiteit Utrecht, deed hier onderzoek naar: "En dat (…) vrouwen zo geen zeggenschap hebben over hun lichaam, is seksisme. Het gaat niet zomaar over kleding, maar over het bloter maken van kleding en dus het erotiseren van het vrouwelijke lichaam". Maar waar komt die aandacht voor ‘vrouwelijkheid’ eigenlijk vandaan?

Stereotypisch sporten
Vanaf het einde van de negentiende eeuw maakte professionele sport een enorme groei door in Nederland. Sport werd gedomineerd door mannen en zeker professioneel sporten werd gezien als een activiteit voor mannen alleen. Toch was het niet zo dat vrouwen helemaal niet sportten. Aan het einde van de achttiende eeuw vond men beweging voor vrouwen steeds belangrijker. Hier zat echter geen wedstrijdelement aan verbonden. Ook was het was niet gericht op kracht of snelheid, maar op gezondheid, schoonheid en een correcte lichaamshouding. Het uiterlijk van de sportende vrouwen was hierbij dus een belangrijke factor. Sporten was toegestaan, maar binnen bepaalde kaders die de grenzen van ‘vrouwelijkheid’ niet overschreden.

Pas sinds de eeuwwisseling begonnen vrouwen ook langzamerhand deel te nemen aan wedstrijdsport. Van begin af aan waren sportende vrouwen binnen de wedstrijdsport een zeer omstreden onderwerp. Mannen bepaalden welke sporten wel of niet geschikt zouden zijn voor vrouwen. Zij oordeelden dat de meeste sporten ‘onvrouwelijk’, ‘onesthetisch’ of zelfs ‘gevaarlijk’ voor het vrouwelijk lichaam en de vrouwelijke vruchtbaarheid waren. Aan enkele sporten, zoals golf of turnen, konden vrouwen wél deelnemen, hoewel ze ook daar veel negatief commentaar ondervonden. Deze sporten werden geaccepteerd omdat ze aansloten bij heersende opvattingen over ‘vrouwelijkheid’. Oftewel: ze konden worden uitgeoefend op een sierlijke manier en in een elegante outfit.

Andere sporten, zoals roeien, werden alleen geschikt geacht voor vrouwen in aangepaste vorm. Marjet Derks, de enige sporthistoricus in Nederland, deed hier onderzoek naar. Zij concludeerde dat het bij vrouwelijke roeiers niet ging om hoe snel ze konden roeien, maar om de stijl van het roeien en het uiterlijk van de roeiende vrouwen. Hiermee sloot het roeien voor vrouwen aan bij het ideaalbeeld van vrouwelijkheid in die tijd: ‘gracieus, soepel en harmonisch bewegend’. Deze stijlwedstrijden werden gehouden tot 1970. Een sport als voetbal daarentegen, werd als compleet ongeschikt beoordeeld voor vrouwen in welke vorm dan ook. Ook dat bleef zo tot de jaren zeventig. Vrouwen mochten zich best interesseren in voetbal, maar dan alleen om hun voetballende man aan te moedigen. Hoezee.

Angst voor ‘mannelijke vrouwen’
Dat vrouwensport vooral sierlijk moest zijn, was niet alleen om esthetische motieven. Er heerste ook huiver dat sportvrouwen anders gevaarlijk dichtbij ‘mannelijkheid’ in de buurt zouden komen. Het begin van de twintigste eeuw was een tijd van opkomende vrouwenemancipatie. Veel Nederlanders – mannen én vrouwen – waren bang dat als vrouwen zich ‘mannelijk’ gingen gedragen, ze ook gelijke rechten zouden opeisen.

Helemaal ongelijk hadden deze tegenstanders van de vrouwensport natuurlijk niet: vrouwen streden wel degelijk voor gelijke rechten in de welbekende eerste en tweede feministische golven. Sportvrouwen en feministen werden daarbij vaak als twee handen op één buik gezien. In werkelijkheid hadden zij echter weinig op met elkaar. Veel feministen vonden dat er door de vele discussies over sportvrouwen en het belang van ‘vrouwelijkheid’ teveel nadruk kwam liggen op de kloof tussen vrouw en man. Ook vonden sommigen dat vrouwen het niet tegen elkaar moesten opnemen, zoals gebeurde in de sport, maar juist hun krachten moesten bundelen.

Discussies over sportkleding
Vrouwen mochten dus niet te ‘mannelijk’ lijken en moesten sporten op een ‘damesachtige’ manier. Vandaaruit ontstonden er logischerwijs discussies over de outfits die vrouwen bij het sporten moesten dragen. Hoewel comfortabel voor het sporten, waren broeken lange tijd omstreden vanwege de link met ‘mannelijkheid’. Door te sporten verlieten vrouwen de ‘huiselijke sfeer’ waarin ze eeuwenlang hadden vertoefd, en dat was al erg genoeg. Sport vindt immers plaats in de ‘publieke ruimte’: het domein dat al die eeuwen aan mannen toebehoorde.

Omdat bepaalde grenzen vervaagden, werden andere grenzen juist zo duidelijk mogelijk ‘afgebakend’. Vrouwen mochten zich dan wel in het domein van mannen begeven, maar het bleven vrouwen en dus zouden ze sporten in een jurk. Het dragen van een broek overschreed zo mogelijk alle grenzen; iets wat veel feministen dan weer wél konden waarderen, omdat broeken comfortabeler en praktischer waren dan jurken of korsetten.

Toch bleef – en blijft – in veel sporten de consensus dat sportkleding voor vrouwen echt ‘damesachtig’ moet zijn. Wat het ideale plaatje van ‘vrouwelijkheid’ dan precies was, is lastig te bepalen. De sportkleding mocht niet te mannelijk zijn, dat stond op één. Lange tijd mocht het ook niet te ‘vrouwelijk’, leek het wel: veel sporten schreven vormeloze, lange jurken voor om ‘onzedelijkheid’ op het sportveld te voorkomen. Wat men even vergat was dat de toenmalige damesmode – buiten het sporten om – veel meer de lichaamsvormen accentueerde dan op het sportveld überhaupt mogelijk was. Het resultaat was in veel gevallen een sportoutfit die makkelijk bewegen beperkte en een negatieve impact had op sportprestatie.

Op weg naar meer
Vanaf circa 1920 nam de acceptatie van sporten voor vrouwen toe. Vrouwen mochten aan meer en meer sporten deelnemen, werden net als mannen officieel op snelheid en kracht beoordeeld – en niet op stijl – en kregen meer bewegingsvrijheid door de modernisering van kledingvoorschriften. Daarnaast groeide het aantal vrouwen in veel sporten enorm. Zo is vrouwenvoetbal, wat zo ongeveer als de meest ongeschikte sport voor vrouwen werd gezien, inmiddels de snelst groeiende sport ter wereld.

Het was een lange weg, en zeker niet zonder uitdagingen. Zo werden vrouwen bijvoorbeeld pas in 1976 toegelaten tot de – voormalig als te ‘onvrouwelijk’ beschouwde – contactsporten op de Olympische Spelen en mogen vrouwen pas sinds 2018 een lange broek dragen bij het turnen zonder puntenaftrek te krijgen. Wellicht dat de Noorse beachhandbalsters zullen volgen?

'(On)vrouwelijk' sporten
Door de tijd heen heersten er verschillende opvattingen over wat wel of niet ‘vrouwelijk’ is.  Hoewel er binnen de sport al veel bevrijdende veranderingen zijn doorgevoerd, blijft er één duidelijke constante zichtbaar. Voortgekomen uit normen en waarden van de vorige eeuw, is het idee dat sportvrouwen er ‘vrouwelijk’ uit moeten zien nog steeds dominant. Eerst deden vrouwen daarom aan ‘sierlijke’ sporten in vormeloze jurken, terwijl vrouwen tegenwoordig in blote outfits worden ge-erotiseerd en seksueel geobjectiveerd. Ze mogen inmiddels meedoen aan ‘onvrouwelijke’ sporten, maar dan moet het wel in een bikini om het zo appetijtelijk mogelijk te houden. En ik maar denken dat we inmiddels leven in de eenentwintigste eeuw.

Wat dat zegt over de sportwereld? In ieder geval is de finish van het elimineren van seksisme, zo blijkt maar weer, nog lang niet in zicht. Misschien over nog eens honderd jaar.

 

Steun LOVER!
LOVER draait uitsluitend op vrijwilligers en donaties. Wil je dat Nederlands oudste feministische tijdschrift blijft bestaan? Help ons door een (eenmalige) donatie. Elke euro is welkom en wordt gewaardeerd. Meer informatie vind je hier.

Meer LOVER? Volg ons op Twitter, Instagram, Linkedin en Facebook