LEZERSOPROEP: FEMINISTISCHE SPROOKJES
Sprookjes: van oorsprong zijn het mondeling overgeleverde volksverhalen die aan nogal wat veranderingen onderhevig waren voordat iemand ze opschreef. Maar ook nadien zijn er nogal wat bewerkingen gemaakt. Vaak betroffen deze adaptaties oude moraal in een nieuw jasje. Lover wil dat anders doen, namelijk: nieuwe moraal in een oud jasje. Daarom doen we voor de maand december een oproep aan Lover-lezers met vertellersaspiraties: schrijf een sprookje met een feministische draai. Bijvoorbeeld Assepoester die haar tijd op het bal niet gebruikt om een prins aan de haak te slaan, maar om de baan van haar dromen binnen te halen. Of Belle die het Beest afwijst omdat hij misogyn is. Inzendingen kunnen tot en met 1 februari verstuurd worden naar en de leukste inzending wordt in de loop van februari op Lover geplaatst. Internetredacteur Natasja van Loon bijt het spits voor Lover af met haar Sneeuwwitje-bewerking ‘Dan liever de gifappel!’, dat je hieronder kunt lezen. Dus volg haar voorbeeld en laat je verbeelding de vrije loop.
Dan liever de gifappel!
Sneeuwwitje wist heel goed wat ze deed toen ze die hap uit die appel nam. Ze wist precies wie de oude dame was die haar de vrucht aanbood. Ze wist ook dat hij vergiftigd was. Ze nam de beslissing willens en wetens. Ze verlangde ernaar. En het was precies zoals ze had verwacht.
Eerst kwam het ijs. De wereld die ze kende dreef van haar af. Voor haar opende zich een weidse, witte vlakte. IJs zover ze kon zien. Ze nam de eerste stap die verte in. De kou doofde haar gevoelens, ze verwelkomde het. Geen gevoelens meer. Bij elke stap doofde er meer. En ook toen de pijn kwam, was ze niet verrast. Het zou maar even duren, wist ze. De aarde spleet, uit de gapende gaten rezen scherpe ijsschotsen omhoog die in haar lichaam sneden. Bloed dat de witte kristallen bevlekte.
Ze sloeg dubbel en zonk op de vloer van het huisje dat ze met de zeven dwergen deelde. Bij de volgende stap voelde ze ook dat niet meer. Het laatste dat ze zag was de oude dame die haar de appel had gegeven. Een verwrongen en verbitterde karikatuur van een vrouw wiens schoonheid ooit zo legendarisch was: haar stiefmoeder. Dat zou ook Sneeuwwitjes lot zijn geweest als ze die hap niet had genomen.
Toen werd alles donker.
Ze wilde haar stiefmoeder niet worden. Net zoals ze niet langer op de prins wilde wachten die haar zolang geleden haar hart had ontnomen. Ik kom terug, had hij gezegd. Ik kom je redden. Maar hij kwam niet, ook niet toen ze hem het hardste nodig had. Loze verwachtingen, overal ontmoette ze slechts loze verwachtingen.
‘De mooiste van het land’, had de toverspiegel haar genoemd. Met haren zwart als ebbenhout, een huid zo wit als sneeuw en lippen zo rood als de bloeddruppel die haar echte moeder in de sneeuw liet vallen toen ze om een dochter wenste. De prijs die op haar geboorte rustte, was de dood van haar moeder in het kraambed en over de prijs die op die schoonheid rustte had ook de spiegel gezwegen. Want hoe fijn is het om de mooiste van het land te zijn? Nergens bleef ze onopgemerkt, overal wilden mannen haar bezitten. Zelfs de zeven dwergen. Maar omdat dat niet kon, moest ze zorgen dat ze verder niets tekort kwamen, anders zouden ze haar haten. En voor haat moest je uitkijken, wist ze van haar stiefmoeder.
Ze werd evengoed gehaat - en vooral gevreesd, merkte ze toen ze uit het paleis verstoten werd. Niemand die haar onderdak wilde verschaffen omdat de vrouwen haar te mooi vonden. En dit waren geen tijden waarin een vrouw zonder beschermheer kon. Ze had de dwergen nodig. En dus maakte ze hun huisje schoon, kookte ze hun maaltijden, zorgde ze ervoor dat ze elke avond levendig en amusant gezelschap was. Maar ook dat wilde ze niet meer, ze wilde dromen achter glas.
Oh, ze wist wel dat ze dankzij die schoonheid ook bevoorrecht was. Toen ze water haalde uit de put of op haar knieën de trappen van het paleis boende, zag ze soms hoe de werkvrouwen behandeld werden die niet haar schoonheid hadden. Alsof ze niet bestonden. En soms, op de momenten dat ze het paleis even uit mocht, en later toen ze vluchtte, zag ze de vrouwen op de landerijen, gebogen onder hun lasten. En als ze, tijdens haar vlucht in de nacht, zo’n hutje passeerde waarin ze woonden, kon ze hun kreten horen als ze door hun mannen geslagen werden.
Geen jager die hen gespaard zou hebben.
Maar niet alleen de vrouwen waren slaven, de mannen ook. De mannen van die vrouwen waren ook maar horigen die weer door hun heren geslagen werden. De dwergen sloofden dag na dag in de donkere mijnen, voor een onbekende meester. De jager was de slaaf van haar stiefmoeder, die op haar beurt weer de slavin was van de vergankelijkheid van haar eigen schoonheid. Geweld baarde geweld, overal waar ze keek. De enige vrijheid lag in die appel.
In haar dromen was ze vrij.
En dromen deed ze. Ze droomde wie ze kon zijn. Vrij van de liefde voor een man die nooit gekomen was, maar die haar toch gevangen hield. In haar dromen was ze onafhankelijk, had ze niemand nodig. In haar dromen had ze macht over haar lot. Ze zette er de wereld naar haar hand.
Slechts haar vriendinnen miste ze. Assepoester, met wie ze een zelfde soort stiefmoeder had gedeeld – maar die slechts de vrijheid van één bal had gekend voordat een glazen muiltje haar weer gevangen had gezet. En Doornroosje, die haar de weg had getoond toen ze haar hand in de scherpe punt van de klos aan het spinnenwiel drukte. Jarenlang sliep Sneeuwwitje in die glazen kist. Slechts Doornroosje kreeg meer vrije jaren in haar slaap. Ze droomde een leven terwijl ze sliep. Vrij van pijn, van slavernij, van vergankelijkheid en vooral van verlies, van een bestaan dat ze nooit had gewild, maar waartoe ze was veroordeeld toen haar moeder die druppel bloed in de sneeuw liet vallen. En omdat ze langer sliep dan dat ze wakker was, was dat haar ware leven.
Ze haatte de prins toen hij het glas brak en haar wakker kuste.
Natasja van Loon