Nederlands halfslachtige kostwinnersmodel en de crisis of care
Natuurlijk is er helemaal niets mis met deeltijdwerk, maar het veelgeroemde Nederlandse deeltijdmodel komt in de praktijk neer op een kostwinnersmodel plus, waarbij vooral vrouwen voor zorg- en huishoudelijk werk opdraaien. Doen ze het in Scandinavië beter dan? Jazeker, maar laten we nog een stap vérder gaan.
"Moeten we hier blijven?", vraagt Jennifer Petterson zich af in de VPRO-podcast Opgejaagd. De van oorsprong Zweedse is getrouwd met een Nederlandse man en heeft twee kinderen die momenteel ‘genieten’ van het Nederlandse schoolsysteem: de jongste zit nog op de crèche, de oudste in groep 3. Haar conclusies liegen er niet om: het Nederlandse systeem is dramatisch. Kinderen worden aan hun lot over gelaten, er wordt buitenproportioneel veel van ouders verwacht en er is een te hoge werk- en prestatiedruk. Dit in tegenstelling tot het systeem in haar geboorteland. Daar werken ouders meer (na een weliswaar lang ouderschapsverlof is het de bedoeling dat ouders weer fulltime aan de bak gaan) maar de kinderopvang en scholen zijn van hoge kwaliteit.
Het is een onderwerp dat voor veel discussie zorgt, want iedereen heeft natuurlijk zijn eigen ervaringen en overtuigingen in dezen. Zo zijn mijn eigen ervaringen met de crèche van mijn kinderen helemaal niet zo slecht, maar misschien is dat wel een gelukstreffer geweest. Het is mijn ervaring dat het vooral extreem duur is om je kinderen in Nederland naar de kinderopvang te brengen, terwijl de regelingen voor ouderschapsverlof schamel en slecht zijn. Ik herken ook de prestatiedruk op scholen, het opgelegde visnet van Cito-toetsen en normen en de eisen die aan ouders wordt gesteld. Alles bij elkaar zou je kunnen zeggen dat in Nederland het laten opgroeien van kinderen nauwelijks als een collectieve zaak wordt gezien. Wegen en straatverlichting, dat zien we als iets maatschappelijks, maar het grootbrengen van kinderen is een taak van de ouders (en in veel gevallen zijn dat nog steeds vooral moeders).
Recentelijk werd bekend dat de leeftijd waarop moeders hun eerste kind krijgen weer is opgeschoven. In veel media werd dit vooral voorgesteld als een ‘verkeerde keuze’ van de moeder. Er was een ‘bewustwordingscampagne’ nodig om jonge vrouwen van gedachten te doen veranderen. Het is een typerende afwijking van het Nederlandse denken, dat als er iets gebeurt rondom kinderen, de oorzaak gezocht wordt bij persoonlijke beslissingen van vrouwen in plaats van bij de uiterst slechte voorzieningen, de enorme werkdruk en onvoldoende geëmancipeerde mannen.
De Amerikaanse feministische denker Nancy Fraser spreekt hier over een ‘crisis of care’. Als je uitgaat van een samenleving waarin (men vindt dat) economische groei gerealiseerd moet worden, dan moet daarvoor veel gewerkt worden: de productieve arbeid. Om te zorgen dat mensen dat werk kunnen blijven doen, moet gezorgd worden dat er dagelijks gegeten, geslapen en ontspannen wordt en dat er steeds weer nieuwe generaties werkenden worden geboren en opgevoed: de reproductieve arbeid. De ‘crisis of care’ ontstaat als de productie de reproductie gaat verdrukken: oftewel er gaat heel veel tijd zitten in werk zodat er minder tijd overblijft om te zorgen en steeds vaker levert dat werk ook niet meer genoeg op om die zorg uit te besteden. Achterblijvende sociale voorzieningen zijn daar voor een belangrijk deel voor verantwoordelijk.
Het is niet de eerste keer dat we in de geschiedenis te maken krijgen met een ‘crisis of care’. Na de oorlog is dit probleem opgelost door de man een zogenaamde ‘living wage’ te betalen: een loon dat hoog genoeg was om een heel gezin te financieren, inclusief alle reproductieve arbeid die primair door de vrouw verricht werd. Dit gebeurde in veel landen in de Westerse wereld en is geen eenduidig proces geweest maar een langdurige strijd: vooral vakbonden hebben zich sterk gemaakt voor dit kostwinnersmodel. Een model dat enerzijds een dramatische crisis oploste, maar anderzijds ervoor zorgde dat vrouwen in een afhankelijke relatie van mannen werd geplaatst en mannen grotendeels werden losgekoppeld van de zorg van hun kinderen.
In Nederland hebben we nog steeds niet helemaal afscheid genomen van dit kostwinnersmodel. In onze deeltijdsamenleving is het gelukt om het in een zekere vorm nog heel lang te rekken. Vrouwen konden wel toetreden tot het arbeidsproces en zo zorgen dat de extra arbeid die nodig was voor de economische groei geleverd werd, zonder dat ze hun reproductieve taken helemaal hoefden te laten liggen. Juist omdat we wat halfslachtig aan dit kostwinnersmodel hebben vastgehouden was het ook nooit nodig om collectieve voorzieningen serieus op te tuigen. Daarom is de kinderopvang zo stinkend duur en is kinderopvang er vooral op gericht om de ouders (moeders!) even te ontlasten in plaats van dat er duurzaam wordt ingezet op de ontwikkeling van kinderen. Gevolg is wel dat de taken zich bij vrouwen steeds meer opstapelen. In een onderzoek van het SCP uit 2016 werd bekend dat vrouwen meer tijdsdruk ervaren dan mannen. Geen wonder in een samenleving die qua reproductief werk nog helemaal leunt op deze vrouwen, terwijl ze daar veel minder tijd voor hebben dan hun moeders en grootmoeders. De stijgende leeftijd van vrouwen die kinderen krijgen is een teken aan de wand van deze ‘crisis of care’ die zich in Zuid-Europese landen al volledig aan het voltrekken is, wat zich uit in een dalend kindertal per huishouden.
In Scandinavië is dit probleem van oudsher anders opgelost. Al heel vroeg kozen de Zweden ervoor om reproductieve arbeid grotendeels te collectiviseren zodat ook vrouwen zich voltijds met de productieve arbeid konden bezighouden. En juist doordat de staat verantwoordelijkheid nam voor de reproductie is de kwaliteit ervan veel beter dan in Nederland. Het is veel meer dan duurbetaalde tijdelijke ontlasting van moeders. Vandaar dat het kind daar zo centraal staat en dat de kosten van kinderopvang of ouderschapsverlof nihil zijn. Het idee daarachter is dat het gemakkelijker wordt voor beide ouders om voltijds te werken. De opvang is door de week daarom vooral in handen van professionals. Kinderen zijn minder vaak in het openbare leven te vinden, behalve via georganiseerde tripjes.
Het Nederlandse systeem zal moeten veranderen, want zoals het nu gaat zal de crisis steeds heviger worden met gevolgen voor de leeftijd dat vrouwen kinderen krijgen en het aantal kinderen per gezin. Dat het huidige kabinet besloten heeft om het vaderschapsverlof te verlengen is wellicht een late, eerste reactie op de problemen die zich voordoen in de samenleving. Maar moeten we in Nederland nu ook toe naar het Scandinavische model? Er valt zeker veel te zeggen voor de manier waarop ze het daar geregeld hebben en het is zeer begrijpelijk dat Jennifer Petterson - gezien de huidige crisis hier - graag terug wil naar haar geboorteland. Aan de andere kant moeten we misschien verder kijken dan de dichotomie van Zweden versus Nederland. Want beide systemen hebben wel wat gemeen: het zijn allebei (oorspronkelijk) antwoorden op de vraag hoe we de productieve arbeid zoveel mogelijk kunnen maximaliseren. Wat nu als we de productieve arbeid zélf kunnen terugbrengen? Ik denk dan aan het gesprek over robotisering dat steeds vaker gevoerd wordt, maar bijvoorbeeld ook aan de mogelijkheid om de noodzaak tot groei los te laten uit ons economische denken. Vooral dat laatste is, gezien andere overwegingen (denk aan klimaat) geen gek idee: we moeten uiteindelijk minder groeien, minder consumeren. Wat als we daarvoor meer ‘reproductieve’ tijd, voor vrouwen én mannen, terugkrijgen? Een en ander zou gerealiseerd kunnen worden via het verkorten van de werkweek of het invoeren van een basisinkomen. Wellicht is er dan wel een samenleving denkbaar waar kinderen overdag fijn in hun eigen straat kunnen spelen terwijl hun ouders (m/v/ x) tijd en aandacht voor hen hebben.
De VPRO-podcast‘Opgejaagd’ kun je hier vinden.