NIET ALLEEN MIJN VERHAAL
de prijs voor economische zelfstandigheid bij vrouwen in crisistijd
‘Zorg altijd dat je financieel onafhankelijk bent.’ Mijn moeder gaf mij precies hetzelfde advies als de moeder van Lover-redacteur Jennie Barbier haar meegaf (zie ook hier, in Jennies verslag van de Joke Smit Prijs). Ik vermoed dat een hele generatie moeders datzelfde advies aan een generatie dochters heeft meegegeven – en toch zijn de cijfers over de economische afhankelijkheid van vrouwen in Nederland zonder meer schokkend te noemen. Bijna de helft, 48%, is economisch afhankelijk. En de prijs ervoor is hoog, weet ik uit eigen ervaring – die helaas niet alleen mijn ervaring is.
Mijn moeder leerde het belang van financiële zelfstandigheid op harde wijze. Als dochter van een patriarchale Chinees was het niet gebruikelijk dat ze ging studeren na haar opleiding aan de HBS, ze zou toch trouwen en haar man zou dan voor het inkomen zorgen. Tijdens haar verloving werkte ze als tandartsassistente in de praktijk van haar vader en verder had ze enkel een diploma schoonheidsspecialiste. Aan het eind van de jaren 60 trouwde ze met mijn vader, haar jeugdvriend; de emancipatie was nog jong, maar voor een vrouw van Chinese afkomst voltrok die zich al helemaal in een andere wereld. Ze scheidde vlak voor de crisis van de jaren 80, met twee kinderen maar zonder opleiding, en zonder noemenswaardige rechten. De reeks rotbaantjes die ze moest vervullen om ons te eten te kunnen geven staat ons beiden nog al te levendig voor de geest. Ik was tien jaar oud toen ik na afloop van school een dikke, zweterige man in onze huiskamer aantrof, die zijn nagels liet manicuren door mijn moeder terwijl hij haar nog net niet kwijlend met zijn ogen uitkleedde. ‘Zorg dat je financieel zelfstandig bent,’ zei mijn moeder later, ‘zodat je dat nooit zelf hoeft te ondergaan.’
Het zal niemand verbazen dat ze er alles aan deed om mij de best mogelijke opleiding mee te geven. Dus ik behaalde een universitaire graad en ging na mijn studie als tekstschrijver bij de televisie werken. Begin 2000 werd ik freelancer, in een tijd dat de bomen nog tot aan de hemel leken te groeien, en in 2003 trouwde ik. We hadden twee inkomens (al fluctueerde dat van mij, zoals freelancen eigen is, maar in toptijden kon dat ook zomaar 30.000 euro in een jaar zijn) en een mooi huis dat we konden betalen van één inkomen: dat van mijn man. Maar toen ging het mis. Mijn man die bij een pensioenfonds werkte, zei iets over de te grote risico’s die er genomen werden: dat was de hoge heren onwelgevallig en hij werd daarvoor gestraft. Ineens zat hij thuis, zonder baan en overspannen, en toen hij weer een nieuwe baan gevonden had, was ik van de weeromstuit ook overspannen geraakt. Het aantal opdrachten dat ik liet lopen nam toe en ik werkte steeds onregelmatiger. De onverwerkte emoties tussen mijn man en mij trokken ook een steeds grotere wissel op ons huwelijk en toen hij na een fusie in zijn huidige bedrijf opnieuw in een conflict met zijn werkgever belandde ging de beerput open. ‘Ik heb liever dat je even helemaal niet meer werkt,’ zei mijn man, ‘want ik heb je nu nodig om ons leven structuur te geven, zodat ik me helemaal op de strijd op mijn werk kan concentreren.’ Geen van beiden wilden we onze eerste overspannenheid opnieuw beleven. We waren vastbesloten om de fouten van toen niet meer te maken – en maakten nieuwe fouten. Dezelfde fout waar mijn moeder me nog zo voor gewaarschuwd had. De totale opgave van mijn freelancepraktijk – hoezeer het ook de bedoeling was dat dat van tijdelijke aard zou zijn – trok de al scheve machtsbalans in onze relatie nog verder uit het lood.
In 2010 liep mijn huwelijk definitief stuk en in 2011 scheidde ik. L’histoire se répète. Ik had een goede opleiding en geen kinderen, maar ook geen huis en geen werk. In feite had ik niks meer. Ik moest alles opnieuw opbouwen. Mijn oude huis kon ik zelf niet betalen, dat kon alleen mijn ex-man (die zijn baan gelukkig wist te behouden) op individuele kracht, en ik had ook geen recht op een huurwoning omdat ik geen lege woning op de woningmarkt achterliet. Ik kreeg weliswaar alimentatie, net iets meer dan 1000 euro per maand, maar die verdween vrijwel geheel in de kosten voor tijdelijk onderdak. Ik verhuisde zeven keer in anderhalf jaar tijd. En dan had ik nog het geluk dat mijn ex-man de middelen had om me uit ons oude huis uit te kopen – veel mensen die nu scheiden hebben dát niet eens: daardoor was ik in de tweede helft van 2011 in staat om dat bedrag in de aankoop van een nieuw eigen huisje te steken dat ik wel op eigen kracht kon betalen.
Anno nu
Nu is het eind 2013 en de crisis woekert nog immer voort. Ik heb een nieuwe vriend die bij me woont en ook freelancer is en altijd veel voor musea en andere culturele instellingen heeft gewerkt. Zijn opdrachtgevers zijn kapotgemaakt door de bezuinigingen van Rutte 1. Ik heb een reeks nieuwe opdrachtgevers die me geen van allen veel kunnen betalen; soms doe ik ongebruikelijke dingen om een inkomen bij elkaar te scharrelen. We hebben weliswaar geen hoge woonlasten, geen hoge andere kosten, geen auto, maar het begin van 2013 was slecht, er was vrijwel geen werk. Nu redden we het nipt – ware het niet dat ik ook nog altijd afbetaal aan mijn belastingschuld over 2011: het éne jaar waarin ik alimentatie ontving. Een schuld van 3000 euro tegenover een inkomen van iets meer dan 1000 euro per maand. 3000 gedeeld door 12 is 250 euro, van die alimentatie moet er dus bijna een kwart naar de belasting. Hoezo armoedegrens? Dankzij Onze Staat zit ik er ruimschoots onder. Je kunt dus stellen dat de prijs voor mijn economische zelfstandigheid hierdoor nogal hoog is. Zonder die alimentatie zou ik die zelfstandigheid namelijk nooit verworven hebben. Je zou zelfs kunnen stellen dat die prijs mijn economische toekomst gegijzeld houdt. Mijn eigen zwaard van Damocles, dat me mettertijd mogelijk zal dwingen om nog minder gebruikelijke dingen te doen om in mijn levensonderhoud te voorzien. Dat is financiële zelfstandigheid anno 2013. En als dit nu alleen mijn verhaal zou zijn…
Als freelance tekstschrijver voor vooral internet en social media zit ik uiteraard op nogal wat sociale netwerken; in mijn vak kun je feitelijk niet meer zonder Facebook, Linkedin, Twitter. Het leeuwendeel van mijn opdrachtgevers verwerf ik via Facebook. Maar ik lees er ook vaak andere dingen.
• Een collega doet via een privébericht een oproep voor een vriendin van haar, die oppaskinderen zoekt omdat ze haar werk als schooljuffrouw moet aanvullen met betaald oppaswerk. Haar vriend verliet haar kort nadat hij haar ervan overtuigd had om minder te gaan werken en nu kan ze niet meer rondkomen.
• Een vriendin verkoopt kleding en meubels via de Facebook-pagina Amsterdam Yard Sale, een soort lokale Markplaats waarop vooral vrouwen hun waar aanbieden. Deze vriendin gaat scheiden, en al heeft ze haar baan onlangs nipt behouden bij een van de talloze gigantische ontslagrondes die Nederland momenteel teistert, ze zit ook met een enorme restschuld op haar huis dat nu verkocht moet worden. Zonder die schuld zou ze iets voor zichzelf hebben kunnen kopen.
• Een andere Facebook-vriendin die bij de schuldhulpverlening zit, merkt verbaasd op dat nogal wat mensen die ook bij die bijeenkomst zijn moeite hebben om hun auto op te geven. Zelf prees ze de dag waarop ze naar Amsterdam verhuisde en haar auto opgaf, ze mist het ding al 18 jaar niet meer. Morgen gaat ze naar de voedselbank, dan hoopt ze op overkoopbare kapotte chocoladeletters, besluit ze opgewekt. Dat is haar ‘coping strategie’.
Dit zijn natuurlijk maar enkele voorbeelden, de lijst is zoveel langer en wordt bij elke dag dat ik mijn netwerk lees weer langer. Daar lees ik namelijk ook over de 1.2 miljoen Nederlanders die nu onder de armoedegrens leven en ik vraag me af hoe groot het percentage daarvan is dat vrouw is. Ik lees over politici die celstraf krijgen voor het aannemen van steekpenningen; over bonussen en toenemende inkomensongelijkheid – waar steeds meer mensen onder lijden en vrouwen nog het meest. Ik lees over het Libor-schandaal en machteloze woede, berusting en gewoon het dagelijkse leven zien te overleven. Mogelijke oplossingen zijn er ook te lezen, van nationale schuldkwijtschelding tot aan het loslaten van het harde Nederlandse bezuinigingsbeleid. Ik zal niet pretenderen dat ik de oplossingen weet, ik lees zo veel dat het me dagelijks doet duizelen - ik weet alleen dat ik te vaak lees dat deze crisis vrouwen harder treft.
En dan lees ik Jennies Lover-stuk over economische zelfstandigheid bij vrouwen en hoe minister van emancipatie Jet Bussemaker dit probleem verder wil aanpakken. Ik hoop dat de minister beseft hoe diep de afhankelijkheid in onze maatschappij verankerd zit en hoe ver de gevolgen strekken. En hoe lang de weg naar gelijkheid-in-zelfstandigheid nog is. Maar het meest hoop ik dat ze échte oplossingen heeft – in elk geval voor de acute crisisnood waar vrouwen mee kampen; ik kijk dan ook enorm uit naar het vervolginterview dat Jennie met de minister op de planning heeft. Binnenkort verwacht op Lover. Iets bemoedigends te lezen zou wel weer eens welkom zijn.