Over slachtoffers en vieze mannen (1)
Vooroordelen en misverstanden omtrent sekswerk
Sekswerk is een dankbaar onderwerp voor media. Omdat het altijd tot de verbeelding spreekt en de nieuwsgierigheid prikkelt, het is een onderwerp waar je in het alledaagse leven niet mee te maken krijgt, het is taboe. Nuances lijken in de berichtgeving minder van belang en zoals altijd: ‘sex sells’. Er zijn genoeg verhalen te verzamelen die als warme broodjes over de toonbank gaan. Zoals blijkt uit het lijstje links onderaan deze pagina, is er de afgelopen maanden wederom veelvuldig geschreven over de seksindustrie. Die stukken leveren niet veel nieuwe inzichten op over het beroep van sekswerker. Dat is jammer, want de huidige inzichten die rondgaan zijn niet erg accuraat. Ze zijn gebaseerd op bestaande stereotypes en misverstanden die maar niet willen wijken. In dit stuk zal ik enkele van deze stereotypes en misverstanden onderuit halen en toelichten.
Sekswerker = vrouw
Voor veel mensen zijn sekswerkers per definitie vrouwen. Op zich niet onaannemelijk, vrouwen vormen letterlijk en figuurlijk de meest zichtbare groep onder sekswerkers. Denk alleen maar aan de Wallen waar vrouwen zich voor iedereen zichtbaar etaleren. Als sinds de middeleeuwen zijn het voornamelijk de vrouwen geweest die zichzelf zichtbaar prostitueerden.
Maar naast deze zeer zichtbare groep is eveneens een aanzienlijk deel mannen werkzaam. Deze komen veel minder in beeld, afgezien zeer sporadisch een artikel als dat in de LINDA over mannelijke escorts (waarbij nieuwe abonnees een afspraak met een escort als welkomstcadeau konden krijgen).
Het overgrote deel bevindt zich in homoseksuele kringen. Zij leggen contacten via internet op forums en chatsites. Soms ook in homohoreca, al is dat door het sluiten van veel horeca en de enorme opkomst van het internet een stuk minder dan vroeger. Ze verzamelen zich minder in clubs, achter de ramen of op andere plekken waar je ze als ‘buitenstaander’ makkelijk kan zien. Op deze manier lijken ze zowel voor de media als voor de politiek en ook voor belangenbehartigers/hulpverleners een marginalere rol te spelen.
Misschien omdat seks en mannen een meer vanzelfsprekende combinatie is? Omdat er een taboe bestaat op homoseksualiteit? Of omdat media graag over slachtoffers schrijven en homo-prostitutuees per definitie niet als slachtoffers worden gezien? De algemene gedachte is dat mannen weerbaar zijn en op seksueel gebied weten wat ze willen. Een man als mogelijk slachtoffer is geen vanzelfsprekende conclusie. Met alle gevolgen van dien.
Naast de grote groep mannen werkt een klein, maar zeker niet verwaarloosbaar, percentage transgender sekswerkers in Nederland. Een groep die misschien nog verder uit het zicht is dan de mannelijke sekswerkers. Homoseksualiteit is inmiddels steeds meer geaccepteerd, de taboes omtrent transgender zijn nog altijd groot. Hoewel veel van de transgender sekswerkers gewoon als vrouw leeft, worden ze vanwege het maatschappelijk taboe sterker gemarginaliseerd dan andere vrouwen. En omdat zij vaak lichamelijk nog in transitie zijn, hebben zij binnen de seksindustrie bovendien een aparte status, gewild en verguisd tegelijk. Daarnaast is een groot deel van de transgender gemeenschap die in de seksindustrie werkt van buitenlandse afkomst en niet in het bezit van een verblijfsvergunning, waardoor het moeilijker wordt om contact te maken. Veelal zitten ze hier zelf ook niet op te wachten.
Doordat de aandacht vanuit media (en mede daardoor ook vanuit politiek en belangenverenigingen) praktisch alleen naar de vrouwen in de reguliere branche gaat komen de problemen die onder deze minderheidsgroepen spelen ook nauwelijks onder de aandacht. En dat komt de werksomstandigheden en veiligheid niet ten goede.
Sekswerker = slachtoffer
Zeker de afgelopen paar jaar heeft de media zich steeds sterker gericht op de positie van de sekswerker als slachtoffer. Slachtoffer van mensenhandelaren, slachtoffer van loverboys of slachtoffer van een onbeschermde jeugd. Een voorbeeld is het boek ‘Zonder moeder’ van voormalig PVDA politica Karina Schaapman. Hierin schrijft zij onder andere over de tijd dat zij als raamprostituee werkte. Haar uitgangspunt is dat vrouwen in het vak per definitie slachtoffers zijn, wat ook de reden is dat ze gaan werken.
Er zijn inderdaad slachtoffers van de seksindustrie en die verdienen professionele, integere aandacht en hulp. Het is nog altijd een branche die zeer gevoelig is voor uitbuiting en onderdrukking. Hoeveel mensen gedwongen werken blijft raden, niemand heeft de concrete cijfers. Het is echter niet zo dat er alleen slachtoffers zijn onder de huidige populatie sekswerkers. Belangenverenigingen als de Rode Draad vertegenwoordigen o.a. diegenen die uit vrije wil het werk doen. Ook via internet klinken ervaringen van mensen die zelfstandig werken. Zoals Zondares met haar blog ‘Ervaringen van een prostituee’.
De eenzijdige berichtgeving doet zowel de slachtoffers zelf (door ze neer te zetten als puur zwak en weerloos en dus gemakkelijk te misbruiken) tekort als degenen die vrijwillig werken en daar met volle bewustzijn voor gekozen hebben. Zij krijgen zo niet de kans om serieus genomen te worden. Door de focus zo sterk op de kant van het slachtoffer te leggen is er weinig ruimte voor tegengeluiden van degenen die er wel autonoom in staan.
Illegaal = gedwongen
Nederland kent een illegaal circuit van sekswerkers, een van de redenen waarom het nog altijd zo moeilijk is om in te schatten hoeveel mensen nu echt werkzaam zijn in de seksindustrie. Illegaal kan inhouden in dat sekswerkers werken op een plek waar dat niet is toegestaan, een werkplek zonder vergunning (bijvoorbeeld: thuisontvangst in een gemeente waar geen vergunningen worden uitgegeven voor seksbedrijven) of als iemand zonder verblijfsvergunning in Nederland werkt. Anders dan gedacht staat een illegale positie niet per se gelijk aan gedwongen prostitutie. Er zijn vrijwillige werkenden die kiezen voor de illegaliteit omdat ze bang zijn voor privacyverlies, controles door politie of belastingdienst of omdat ze geen vergunning kúnnen krijgen.
De vrees is dat het illegale circuit zich sterk zal uitbreiden als het huidige wetsvoorstel ‘Regulering Prostitutie en Mensenhandel’ dat nu in de Tweede Kamer ligt, wordt aangenomen. Het voorstel bevat onderdelen als verplichte registratie van sekswerkers met bijbehorende peespas (een pasje met persoonlijke gegevens dat sekswerkers o.a. klanten moeten tonen als bewijs dat ze legaal werken) en een verhoging van de minimumleeftijd van 18 naar 21 jaar. Dit brengt het gevaar met zich mee dat een nog grotere groep mensen uit het zicht van instanties verdwijnt. Want lang niet iedereen wil zijn of haar privé-gegevens vastgelegd zien worden op een pasje. En er zullen altijd mannen en vrouwen van 18 zijn die de keuze maken om dit werk te doen. Zij zullen kiezen voor de illegaliteit.
Velen draaien deze stelling ook om: legaal = vrijwillig. Dat gaat eveneens niet op. Juist als er door registratie aantoonbaar legaal gewerkt kan worden is het mogelijk dat degenen die gedwongen worden om te werken ook gedwongen worden zich te registreren. Al heb je een verblijfsvergunning en mag je hier werken, dan hoeft dat nog niet te betekenen dat het je eigen keuze is.
‘Belastingdienst naar de hoeren’ kopte het Parool op 6 januari.
‘Zweedse aanpak tegen uitwassen prostitutie. Legalisering is mislukt’ schreef Trouw op 16 december.
‘Auteur ontslagen na boek over carrière in prostitutie’ stond op de site van nu.nl, eveneens op 16 december. Dit naar aanleiding van het ontslag van Roos Bachelier, auteur van haar boek ‘Beminnen als beroep’.
Lees ook het tweede deel van dit blog!