Protesteren in je tuinbroek
Lesbische stereotypes en feminisme
Stereotypes zijn er genoeg als het om lesbiennes gaat. Als er één onderwerp is waarover YouTube, online glossy’s en academische literatuur het met elkaar eens zijn, is het wel dat er ontzettend veel types lesbiennes zijn, allemaal met hun eigen naam en stijl. Lipstick lesbians, butch en sport dykes, je kunt het zo gek niet bedenken of er is wel een hokje voor. Met uitgebreide checklists natuurlijk, om te kunnen controleren of iemand wel echt in dat hokje past.
Stereotypes worden over het algemeen als iets negatiefs gezien – en dat zijn ze vaak ook. Al in 1954 stelde Gorden W. Allport vast dat stereotypes leiden tot vooroordelen, die op hun beurt weer zorgen voor discriminatie. Niet erg wenselijk dus. Hoewel sommige stereotypes die vandaag de dag rondom lesbiennes hangen zeker een negatieve ondertoon hebben, is hun oorsprong eigenlijk helemaal niet zo negatief. Bovendien hebben ze alles met feminisme te maken. Laten we er een paar onder de loep nemen.
Flanel – oftewel: de houthakkersblouse
Toen ik ruim 7 jaar geleden net uit de kast was, sleepte ik een vriendin mee naar de Grote Stad Arnhem om daar bij de H&M een bruinblauw geruit overhemd van de mannenafdeling te scoren. Het kledingstuk – intussen omgedoopt tot mijn lesbische erfstuk – heb ik jarenlang gedragen. Maar ik moet toegeven: ik vond ‘m eigenlijk niet mooi en droeg ‘m vooral omdat ik dacht dat het erbij hoorde. Lesbiennes dragen immers flanel, toch?
Tegenwoordig komt de houthakkersblouse voor in elke How to spot a lesbian-video die op het wereldwijde web te vinden is. Volgens queer auteur June Thomas gaat de associatie van lesbiennes en flanel ver terug, namelijk naar de tijd waarin het niet gepast was voor vrouwen om een broek te dragen. Jeans waren eigenlijk de enige broeken die vrouwen en public mochten dragen, en laten die nou net goed staan bij een comfortabele geruite blouse. Volgens Thomas liepen de lesbiennes voorop in deze modetrend, die bovendien goed bij veel lesbiennes paste: ”It’s practical, it’s warm, it’s cheerful, it’s comfortable – like lesbians.”
Dit verklaart echter niet waarom de houthakkersblouse nog steeds geassocieerd wordt met de lesbienne. Daar komen de media bij kijken: media gebruiken immers maar al te graag een paar duidelijke, stereotiepe props om snel iemands seksualiteit duidelijk te maken. Ook hier komt de combi spijkbroek met blouse terug, bijvoorbeeld in lesbische filmklassiekers Claire of the Moon (Nicole Conn, 1992) en Sharon Polacks Everything Relative (1996). Volgens Hye-Jin Lee symboliseert deze kledingcombinatie seksuele ambiguïteit omdat deze al jaren als androgyn wordt beschouwd. Dit was echter niet altijd zo, want van origine komt de combinatie van jeans, flanel en bijbehorende cowboylaarzen uit de door mannen gedomineerde cowboywereld. Door kleding te dragen die ooit bij mannen hoorde, gaan vrouwen in tegen een cultuur die een strikte scheiding tussen mannen en vrouwen voortbrengt. Dat is volgens Lee waarom vrouwen die meedoen aan deze rebellie, gezien worden als lesbiennes. Ze zouden tegen de zogenaamde ‘natuur’ ingaan.
De tuinbroek
Hoewel de precieze oorsprong van de tuinbroek onbekend is, weten we wel dat dit kledingstuk vooral door de werkende (of tot slaaf gemaakte) klasse werd gedragen, net als de spijkerbroek. Sterker nog: de eerste ‘spijkerbroek’ die door Levi Strauss en Jacob Davis werd gemaakt, was eigenlijk een tuinbroek! Ik hoef hier waarschijnlijk niet bij te vertellen dat ook dit kledingstuk vooral voor mannen gemaakt werd.
In de jaren ’70 gebeurde er in Nederland echter iets interessants met de tuinbroek: deze werd hét kledingstuk dat met de Dolle Mina-beweging geassocieerd werd. Veel feministen uit die tijd droegen deze comfortabele kledij. De tuinbroek was het perfecte kledingstuk om je tegen het systeem af te zetten dat van vrouwen verlangt dat ze er sexy en ‘vrouwelijk’ uitzien.
De tuinbroek – en dan specifiek de paarse, want paars was de kleur van de vrouwenbeweging – verkreeg ook een mythologische status in Nederland door een gedicht van Jean Pierre Rawie. Hij droeg De Paarse Tuinbroek in de jaren ’80 voor op televisie bij Sonja Barend. Het gedicht begon met: “ ’t Was in café ‘De Paarse Tuinbroek’/waar ik sedert jaar en dag/mijn geluk en fortuin zoek/dat ik jou het eerste zag.”
Rawie legt duidelijk de link met feminisme: “Alleen die tuinbroek – maar dat is te accepteren als je weet/dat een echte feministe/niet graag lékker is gekleed.”
Een echte feministe was in die tijd niet alleen ‘niet lekker’ gekleed, ze was ook lesbisch. In 1972 werd het provocerende stuk Lesbisch zijn is een politieke keuze gepubliceerd, en vanaf dat moment was verliefd worden op een vrouw een logische stap binnen het feministisch bewustwordingsproces. Heteronormativiteit en het huwelijk waren namelijk instrumenten van vrouwenonderdrukking en om te ontsnappen aan het patriarchaat, moest je dan ook ver weg blijven van gezinnen en huwelijksverbintenissen.
Katten
Zeker geen kledingstuk, maar wél belangrijk in de lesbische iconografie: deze eigenwijze harige viervoeters. Deze dieren doen over het algemeen precies wat ze zelf willen en geven duidelijk aan of ze wel of niet aangeraakt willen worden. Ze zijn trots en onafhankelijk – behalve als ze honger hebben, maar dan word ik zelf ook zeer onplezierig. Kortom: katten lijken eigenlijk best op die ongebonden lesbienne die niet afhankelijk is van een man.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat feministen tijdens hun zoektocht naar door vrouwen gedomineerde culturen uitkwamen bij… katten. Bijvoorbeeld bij Sechmet, de krachtige Egyptische godin van vergelding, ziekte en leeuwinnen. Haar tegenpool Bastet was de beschermster van huisvrouwen en tevens de vruchtbaarheidsgodin. Eerst werd zij – net als Sechmet – afgebeeld als leeuwin, maar tegenwoordig lijkt Bastet meer op een huiskat. De godin wordt namelijk nog steeds vereerd door moderne paganisten en heksen. Die laatsten worden sowieso al eeuwenlang geassocieerd met katten. Honderden jaren geleden gaven vele weduwen op leeftijd straatkatten te eten. Deze vrouwen werden als raar en afwijkend gezien – want alleenstaand – en een rare vrouw stond in die tijd al snel gelijk aan hekserij. De (zwarte) katten, die in de eeuwen ervoor al te maken hadden gekregen met allerlei mythen en beangstigende associaties, werden dan ook vaak samen met deze vrouwen verbrand op de brandstapel.
Maar er is meer. Katherine Sullivan Barak deed onderzoek naar het ‘kattenvrouwtjesstereotype’ en verbindt dit aan de ‘oude vrijster’. Zij stelt dat het negatieve archetype van de vrijster voortkomt uit de 19e eeuw. In deze periode vond er een zogenaamde ‘crisis van vrouwelijkheid’ plaats, die natuurlijk was ontstaan omdat (geprivilegieerde) vrouwen steeds vaker toegang hadden tot goede educatie en een carrière ambieerden in plaats van braaf thuis wilden zitten. (Bewust) alleenstaande vrouwen werden volledig gedemoniseerd door de massamedia. Deze vrouwen zouden banen van mannen afpakken, waren zelfzuchtig omdat ze geen kinderen wilden, hadden allerlei mentale en fysieke aandoeningen en waren – je raadt het al – lesbisch. Want waarom zou je anders geen behoefte hebben aan het burgerlijke leven met man en kinderen?
De vrijster was van goede afkomst, had een gedegen opleiding genoten en had daardoor misschien de illusie dat ze voor haar carrière moest gaan in plaats van voor een gezin. Of misschien was ze gewoon asociaal en onaantrekkelijk. De formule van de vrijster lijkt erg op de ideeën die vandaag de dag het kattenvrouwtje omringen. Ze was onaantrekkelijk, kon geen man (en dus geen kinderen) krijgen, en bleef achter met zes katten. Net als de vrijster weerspiegelt het kattenvrouwtje de maatschappelijke angst rondom veranderende normen van mannelijkheid en vrouwelijkheid – en laten het nou net die normen zijn die lesbiennes ook op allerlei manieren omverwerpen.
Normen doorbreken
Stereotypes komen altijd ergens vandaan, en bij de bovengenoemde stereotypes is de herkomst eigenlijk heel badass. Ze komen voort uit het doorbreken van normen en het verkennen van alternatieve vormen van vrouwelijkheid. Het nadeel van stereotypes is echter dat ze ook beperkend kunnen werken en dingen worden waar je aan moet voldoen. Zo’n checklist dus, om te meten of je echt wel die sport dyke bent die je denkt te zijn. Plots ben je geen echte lesbienne als je geen houthakkersblouse in je kast hebt hangen. En dat is precies waar voorgaande generaties feministen níét voor hebben gestreden.
De illustratie bij dit artikel is gemaakt door Marlijn Metzlar.
Steun LOVER!
LOVER draait uitsluitend op vrijwilligers en donaties. Wil je dat Nederlands oudste feministische tijdschrift blijft bestaan? Help ons door een (eenmalige) donatie. Elke euro is welkom en wordt gewaardeerd. Meer informatie vind je hier.