Seksueel Nationalisme en Racisme, een Voortgaande Strijd (1)
De conferentie ‘Sexual Nationalisms: Gender, Sexuality, and the Politics of Belonging in the New Europe’
Op 27 en 28 januari 2011 vond de tweedaagse internationale conferentie Sexual Nationalisms: Gender, Sexuality, and the Politics of Belonging in the New Europe plaats aan de Universiteit van Amsterdam. Deze werd georganiseerd door het Amsterdam Research Center for Gender and Sexuality, UVA, en het Institut de Recherche Interdisciplinaire sure les Enjeux Sociaux, EHESS. Aan de vooravond van deze conferentie werd in de Amsterdamse Balie een stevig debat gevoerd tussen politici, publicisten en activisten over het seksueel nationalisme in de Nederlandse politiek en samenleving. Tot een pasklaar antwoord op het Nederlandse fenomeen van het opkomende seksueel nationalisme, waarin ‘de islam’ wordt beschouwd als een probleem bij het verdedigen van de recentelijk verworven rechten van vrouwen en homo’s, kwamen de discussanten tijdens het debat niet.
Dat deze blijkbaar niet voor het oprapen ligt, verwijst naar het feit dat de zogenaamde patstelling tussen seksuele vrijheid en islam refereert naar een werkelijkheid die niet eendimensionaal maar veelzijdig en gelaagd is, en daarmee nuancering behoeft. Tijdens de conferentie was het de beurt aan de academici die theoretische perspectieven toevoegden aan het debat. Dit lijkt een duidelijke arbeidsverdeling te zijn, met aan de ene kant de politici en het maatschappelijk veld in debat in de Balie, en aan de andere kant de academici op de conferentie. Ook al doet deze arbeidsverdeling wat kunstmatig aan, een voordeel hiervan is dat het wellicht meer toe laat om ook de politieke discussies en het maatschappelijk veld vanuit een theoretische en kritische lens te bekijken, analyseren en becommentariëren.
Nieuw nationalisme
Gedurende de afgelopen decennia is de opkomst van nieuwe vormen van nationalisme in de Europese context onlosmakelijk verbonden met politieke ontwikkelingen, identiteitsconstructies en de verbeeldingen van gender en seksualiteit. Hierbij zijn de feministische eisen tot (homo)seksuele zelfbeschikking in verschillende Europese landen verschoven van de politieke en culturele marge naar het hart van de verbeelding van de natie. Europa wordt voorgesteld in termen van seksuele democratie en gendergelijkheid. Hoe moeten we deze verschuivingen in de politieke, culturele en sociale locatie van gender en seksualiteit in het Europese landschap verstaan? Tegelijkertijd zien we dat het opnieuw vorm geven aan burgerschap heeft bijgedragen aan het herdefiniëren van seculier liberalisme als onderdeel van culturele ‘witheid’. Homofobie, conservatisme aangaande man-vrouw relaties en seksueel geweld worden in het huidige politieke en media discours gepresenteerd als vreemd aan de moderne Europese cultuur en worden dan ook geprojecteerd op de lichamen, culturen en religies van migranten, met name moslim migranten en hun nakomelingen. Deze vraag en bijbehorende paradox brachten vele bekende en minder bekende wetenschappers van uiteenlopende disciplines en vele studenten samen op de conferentie ten einde te reflecteren op het fenomeen van seksueel nationalisme. De conferentie hanteerde hiertoe verschillende thema’s waarin het werk van onderzoekers werd besproken, zoals gender en gelijkheid, LGTB politiek en maatschappelijk activisme, stedelijke politiek, immigratie-politiek, en burgerschap en integratie.
Conferentie deel een
Het openende panel met de sprekers Eric Fassin (Ecole Normale Superieure), Jasbir Puar (Rutgers University), Stefan Dudink (Radboud Universiteit Nijmegen), Nicira Guenif (Universite Paris XIII) en Rosi Braidotti (Universiteit Utrecht) en voorgezeten door Paul Mepschen (Universiteit van Amsterdam) op donderdagochtend 27 januari zette de toon van het debat. Ten overstaan van een grote, volle zaal bijt Eric Fassin hierbij de spits af met de verzuchting: ‘We did not see it coming’. Wie zou immers hebben verwacht dat progressieve onderzoekers en activisten in een situatie terecht zouden komen waarin zij zich gedwongen voelen te kiezen tussen een strijd voor de rechten van vrouwen en seksuele minderheden of een strijd voor een antiracistische democratie? Zijn antwoord hierop ligt in het blootleggen van de xenofobische tendensen inherent aan de nieuwe seksueel nationalistische politiek zoals die plaats heeft Frankrijk, zonder de betrokkenheid bij de strijd voor seksuele democratie hierbij los te laten.
Jasbir Puar, de tweede spreekster, verwijst naar haar boek ‘Terrorist Assemblages’, waarin zij het concept ‘homonationalisme’ lanceert. Met dit concept richt zij zich op een diepgaande bekritisering van de rechts-liberale queer politiek dat doelt op het ontnemen van bepaalde rechten en vrijheden van specifieke minderheidsgroepen. In dit politieke discours, waarin liberalisme en racisme elkaar vinden, vindt de continue productie plaats van de queer ander als wit, en de raciale ander als heteroseksueel.
Stefan Dudink, die als derde spreker het woord krijgt, richt onze aandacht op het idee van een historische breuk, een idee dat onderdeel is van de taal van het seksueel nationalisme. Met de nadruk op een breuk tussen de goede dagen van weleer en de huidige tijd van bedreiging van de rechten van vrouwen en seksuele minderheden worden nieuwe vormen van insluiting en uitsluiting geconstrueerd, en daarmee een nieuwe vorm van nationalisme. Dudink merkt op dat er overeenkomsten te zien zijn in de manier waarop in de recente Europese geschiedenis zowel joden als homoseksuelen zijn ingesloten in de verbeelding van de nationale gemeenschap, en dus wit zijn geworden.
Op innovatieve wijze verbindt Nacira Guenif, de vierde spreekster, Franse en Nederlandse verbeeldingen van erogene zones aan wiskundige formules en politiek republicanisme, ten einde tot een indeling van transnationale erogene zones te komen. Het openingspanel was een lange zit, maar Rosi Braidotti, die het panel afsluit, weet het publiek op de haar vertrouwde wijze wakker te schudden. In een wervelende start verbindt zij necropolitiek, voortdurende oorlogsvoering, bio-macht, en het visioen van de botsing der beschavingen, waarin emancipatie wordt opgevat als de banier van onze samenleving, aan de macht van het collectieve vergeten van de minder flatterende onderdelen van onze geschiedenis. Zij wijst op de postseculiere dilemma’s waar tegenover feministen zich geplaatst voelen staan. De wereldwijde herleving van religie leidt immers tot vragen bij het verlichtingsdenken over vooruitgang en moderniteit. Feministen en LGTB activisten hebben vaak de overtuiging dat emancipatie noodzakelijkerwijs een seculier traject bewandelt. De feministische beweging kent echter ook een rijke spirituele geschiedenis. Braidotti wijst hiermee op de noodzaak aandacht te hebben voor de specifieke situering van onze geschiedenis van seculiere politiek en actievoering.
Na een inspirerende start vervolgt de eerste dag van de conferentie met enkele interessante sessies en discussies. Een hiervan is de zeer goed bezochte vertoning van de film ‘Pink Camouflage’ door Sarah Bracke (Universiteit van Leuven) met Judith Butler (University of California, Berkeley) als discussant. In de avond is er gelegenheid voor geïnteresseerden om in Maison Descartes artistieke strategieën te bekijken, waarmee kunstenaars pogen voorbij te gaan aan het seksueel nationalisme.
Lees ook het verslag van de tweede dag en dat van het debat dat de avond tevoren in de Balie plaatsvond.
Nella van den Brandt studeerde Culturele Antropologie, Arabische Taal en Cultuur, en Vrouwenstudies aan de Universiteit Utrecht. Sinds juni 2010 is zij PhD kandidaat aan het Centrum voor Interculturele Communicatie en Interactie (CICI) aan de Universiteit van Gent, en verricht onderzoek op het gebied van feminisme, diversiteit en interreligieuze dialoog. Tevens is zij assistent redacteur van het nieuwe open access tijdschrift Religion and Gender.