Transseksualiteit: voorkomen of behapbaar maken?

Nora Uitterlinden • 27 jul 2009

Vorige week werd emeritus hoogleraar transseksuologie Louis Gooren geïnterviewd voor De Volkskrant. De jaren waarin hij de lichamen van vele transseksuelen een passender vorm heeft gegeven, hebben hem sterk bewust gemaakt van wat hij noemt de ‘tragiek van de volwassen transseksueel’. Zijn begrip voor de zwaarte van hun bestaan brengt hem tot de verzuchting: ‘Als de oorzaak van die afwijkende hersenstructuur wordt gevonden, kan transseksualiteit in de toekomst mogelijk voorkomen worden.’ Vanuit haar persoonlijke ervaringen laat LOVER-redacteur Nora Uitterlinden zien dat deze conclusie niet alleen onnodig is, maar zelfs onwenselijk.

Endocrinoloog Louis Gooren behandelde 3100 transseksuelen en snapt de onontkoombaarheid van transseksualiteit als geen ander: ‘Zo vaak al heeft hij in die dertig jaar zijn patiënten verdedigd als er weer eens kritiek kwam omdat ze psychisch gestoord zouden zijn, omdat hun behandeling verminkend zou zijn, of juist het toppunt van luxe,’ schrijft Ellen de Visser in een sympathiek interview met Gooren in de Volkskrant van 18 juli. Al kan Gooren het zelf niet invoelen, hij gelooft de mannen en vrouwen die een ander geslacht willen op hun woord. ‘Mensen liegen hier niet over,’ zegt hij. Goorens respectvolle benadering spreekt ook uit zijn begrip voor het feit dat transseksuelen, vooral als ze na de puberteit behandeld worden, vaak een moeilijk leven hebben. Hij heeft het dan ook over de ‘tragiek van de volwassen transseksueel.’ ‘Het is toch vreselijk als je tegen je eigen vrouw moet zeggen: ik ben eigenlijk ook een vrouw. En wat doe je als kind met een transseksuele ouder? Dat is niet te behappen.’ Het interview eindigt met Goorens wens dat transseksualiteit ooit niet meer zal bestaan. Respect of niet, het lijkt erop dat Goorens eigen normen over hoe mensen een goed leven kunnen leiden hier naar voren komen.

Dat zelfs een hoogleraar transseksuologie normatieve ideeën over gender en seksualiteit heeft is niet nieuw voor mij. Een kwart eeuw geleden was mijn vader enkele jaren onder behandeling bij Louis Gooren en de psycholoog Anton Verschoor. Het VU medisch centrum in Amsterdam is lange tijd het enige ziekenhuis geweest waar het überhaupt kon, van geslacht veranderen. Maar ook tijdens zo’n progressieve behandeling kun je te maken krijgen met vaststaande ideeën over hoe een leven vormgegeven moet zijn. Mijn moeder wilde voordat mijn vader vrouw zou worden een kind met hem. En het liefst meer dan één. Daarvoor moest mijn vaders zaad worden ingevroren, want anders kon hij niet doorgaan met vrouw worden. Helaas werd mijn vaders ‘vaderwens’ door Gooren en Verschoor gezien als een teken dat hij niet toe was aan een geslachtsverandering. Waarom was zijn kinderwens meteen een vaderwens? Waarom niet een lesbische moederwens? Of een seksloze wens tot het opvoeden van kinderen in goede samenwerking met een vrouw die hij waardeert? Het is verschrikkelijk lastig om los van bestaande ideeën over gender en seksualiteit te denken. Ook de eerste en enige hoogleraar transseksuologie lukt dat blijkbaar niet.

Erg vruchtbaar was de strijd van mijn ouders tegen dit normatieve idee over een kinderwens niet. Ik ben er nog wel van gekomen, maar broers of zussen kreeg ik niet en ook mijn vader is uiteindelijk geen vrouw geworden. Mijn vader is bescheiden en wil niet teveel van mensen vragen en dat werd door de psycholoog uitgelegd als aarzeling. Deze analyse heb ik altijd nogal kort door de bocht gevonden. Een psycholoog zou zich eerder bezig moeten houden met het opbouwen van het zelfvertrouwen van transseksuelen in hun nieuwe lichaam. Uiteindelijk is mijn vader met zijn behandeling gestopt toen hij steeds vaker werd lastiggevallen op straat. Daar liep een lange man met borsten in vrouwenkleren achter een kinderwagen. Zijn pruik werd van zijn hoofd gerukt en bij mij in de kinderwagen gegooid. Mijn moeder heeft mijn vader gevraagd om voor mijn veiligheid te kiezen en in het vervolg dan maar in mannenkleren met mij naar buiten te gaan. Mijn vader nam zijn verantwoordelijkheid als ouder serieus en heeft zijn vrouwenkleren voortaan thuisgelaten. In mannenkleren moest hij weer zijn best doen aan de normen voor dit geslacht te voldoen, dus is hij krom gaan lopen om zijn borsten te camoufleren.

Toen ik mijn vader deze week aan de telefoon had, zei hij dat hij het interview met Gooren goed vond. ‘En vind je het dan oké dat Gooren wil dat transseksualiteit ooit niet meer voorkomt?’ vroeg ik verontwaardigd. ‘Ja, want je wenst het niemand anders toe,’ antwoordde mijn vader. ‘O,’ zei ik beteuterd, ‘ik wel.’ Mijn schaamte over mijn vaders transseksualiteit is namelijk voorgoed verleden tijd geworden toen ik allerlei leuke gay, trans en queer scenes tegenkwam. Ik hield een gloedvol betoog over de rijkdom van mensen die niet thuis zijn in één cultuur, één gender of één vakgebied, iets waarvoor mijn intellectuele vader toch gevoelig zou moeten zijn. Die grensgebieden, dat is toch waar nieuwe inzichten ontstaan? Los van vanzelfsprekendheden kom je ineens tot wetenschappelijke inzichten, of krijg je spannende nieuwe kunst. Daarbij komt dat mensen die ooit over zo’n grote verandering hebben nagedacht als een geslachtsaanpassing, vaak wel tot enig nadenken in staat zijn, en ook dat vind ik veel waard. ‘Er is niets aantrekkelijks aan transseksueel zijn,’ zegt Gooren in het interview. In ieder geval wel iets, vind ik, zonder dat ik het zware proces van geslachtsverandering wil miskennen.

Nog meer zet ik vraagtekens bij Gooren’s idee dat de transseksualiteit van een ouder niet te behappen zou zijn voor een kind. Toegegeven, ik heb wel eens andere, ‘normalere’ ouders gewild, maar welk kind niet? De transseksualiteit van mijn vader heeft mijn opvoeding niet in de weg gezeten, maar heeft er onderdeel van uitgemaakt. Andersom lijkt het mij ook voor transseksuelen goed om nieuwsgierige, maar onbevangen kinderen om je heen te hebben. Voor een kind is het vaak makkelijker om vertaalslagen te maken. Zo wist ik als kleuter precies wanneer ik mijn vader bij zijn mannennaam en wanneer bij zijn vrouwennaam moest noemen, zonder de ongemakkelijkheid die volwassenen zouden voelen. Transseksualiteit is voor mij altijd prima te behappen geweest, het is me dan ook met de paplepel ingegoten.

Het bestaan van transseksualiteit helpt mij vaste normen omtrent seksualiteit en gender los te laten. En hierin zit wat mij betreft de uitdaging. Naast dat ik voor de transmensen zelf hoop dat de medische wereld zich zo ontwikkelt dat je overtuigender tot een ander geslacht kan behoren, hoop ik in eerste instantie dat we een cultuur kunnen krijgen, waarin transseksualiteit postiever wordt gewaardeerd. Vaak ziet een transseksueel er nog een beetje als transseksueel uit, en niet alleen als het nieuwe geslacht dat beoogd was. Dan hoop ik dat als iemand een prachtig baardje heeft ontwikkeld, we dat mooi kunnen vinden zonder argwanend te bedenken dat hij ooit een vrouw was. Of dat als iemand eindelijk van die hinderlijke haargroei af is, we niet alsnog een mannelijke kern proberen te ontdekken. En zou het niet mooi zijn: een wereld waarin sommige vrouwen nog wat zaad van vroeger ingevroren hebben?

Gooren redeneert de andere kant op. Hij hoopt dat de medische wereld ooit kan voorkomen dat er transseksuelen bestaan. ‘Als de oorzaak van die afwijkende hersenstructuur wordt gevonden, kan transseksualiteit in de toekomst mogelijk voorkomen worden,’ zegt hij. Dat neigt naar eugenetica: transseksuelen hadden beter niet geboren kunnen worden. Bovendien gaat Gooren hier voorbij aan de culturele betekenis van transseksualiteit. Die leuke queer scenes en alle muziek, literatuur en kunst die ze produceren had ik nooit willen missen. En de vrije geest die mijn vader is, heeft mijn leven verrijkt en mij diepgang meegegeven. De verandering die we moeten bewerkstelligen is wat mij betreft vooral een culturele. Laten wij leren de verschillen tussen mensen te waarderen en niet krampachtig te discrimineren. Racisme wordt ook niet opgelost door voortaan nog maar één ras geboren te laten worden. Van racisme weten we nu dat we er hard aan moeten werken, en blijven werken, zodat we elkaar niet minderwaardig vinden omdat we van geloof, gebruik of huidskleur verschillen. Leer er maar mee leven: we zijn niet allemaal hetzelfde en dragen onze verschillende geschiedenissen met ons mee. Een transseksueel wat zichtbaarder dan de meeste anderen.

Ik hoop dat ik ze zal blijven zien, op straat, in films, als ouder, en op het podium. Voor zowel transmensen als voor mensen die altijd van hetzelfde geslacht blijven hoop ik dat transseksualiteit ooit niet langer als ziekte gezien zal worden, maar dat het een, ik zou bijna zeggen ‘natuurlijk’ onderdeel van de samenleving gaat vormen. Dan is het voor iedereen veel beter ‘te behappen’.

Lees het interview met Louis Gooren in de Volkskrant op:
http://www.volkskrant.nl/vk-online/

De foto bij dit log is van Kael T. Block