Uit de oude doos #2: 1980-1985

50 jaar LOVER

LOVER jaargangen 1980-1985
LOVER jaargangen 1980-1985
Miranda Valkenburg (bestuursvoorzitter)

LOVER bestaat dit jaar 50 jaar. In dit jubileumjaar blikken we elke maand terug op een halve eeuw feministisch gedachtengoed. Deze maand bladeren we door de edities uit de jaren 1980 tot en met 1985. Veel thema’s die toen aan bod kwamen, zijn vandaag de dag helaas nog steeds actueel.

Het mannenvraagstuk
In het voorjaarsnummer van 1980 bespreekt Anja Meulenbelt twintig boeken en artikelen over het ‘mannenvraagstuk’: Het mannenvraagstuk. Literatuur over mannen, mannenbevrijding en mannen tegen sexisme (p.3-7). Een greep uit de titels: De mannenmolen, De gesjeesde man, Sexual suicide en Männer zwischen Traum und Wirklichkeit. Haar rake observaties zijn nu, bijna vijfenveertig jaar later, nog bedroevend actueel. Zo schrijft ze:
“Er zijn twee soorten mannen die ik in ieder geval al niet vertrouwde: de mannen die zeggen dat ze nergens last van hebben en nooit iets merken van vrouwenonderdrukking, en de mannen die zeggen dat ze het altijd geheel met het feminisme eens zijn geweest en net zo denken. Net zo goed als vrouwen ontdekken dat ze niet onbeschadigd uit het patriarchale konditioneringsproces tevoorschijn zijn gekomen, moeten mannen er wel achter komen dat sexisme niet alleen een systeem buiten hen is, maar dat ze er dragers van zijn.” (1980/1, p.4)

En even verderop: “[…] ik denk dat wij als feministen stevig op onze hoede moeten zijn voor de nieuwe ideologie: die van de mannen als de nieuwe slachtoffers, de slachtoffers van het feminisme.” (1980/1, p.5)

Abortus
In het artikel Wel over abortus, niet over vrouwen in de zomereditie van 1980 bespreekt Selma Leydesdorff recente boeken over abortus. Titels van de boeken zijn onder meer Geschiedenis van het sexuele probleem, Van misdrijf tot hulpverlening en De abortusbrieven. Een analyse van de post van politici over het abortusvraagstuk. Deze titels doen terecht vermoeden dat de boeken vooral beschrijvend en politiek van aard zijn. Leydesdorff constateert een omissie, die de huidige generatie ongetwijfeld zal herkennen:
“Bij alle afwegingen over abortus heb ik er evenwel pijnlijk eentje gemist, namelijk die van het recht van vrouwen op abortus. Ik geloof dat in een boek waarin zoveel zakelijke argumenten voor liberalisatie van de abortuswetgeving voorkomen, dit punt toch wel aangestipt had mogen worden.” (1980/2, p.69)

Seksueel geweld
Het valt voor jongere generaties wellicht nauwelijks te bevatten, maar de erkenning dat seksueel geweld überhaupt bestáát en op grote schaal voorkomt, dateert pas van enkele tientallen jaren geleden. In 1977 verscheen het artikel Incest. Sexual abuse begins at home van Ellen Weber in het Amerikaanse blad Ms. Het was een van de eerste artikelen over incest. Uiteraard wist men dat incest bestond, maar het werd beschouwd als iets wat incidenteel voorkwam in asociale gezinnen. In de najaarseditie van LOVER toont Ineke van Mourik in Het verraden vertrouwen. Publikaties over incest aan de hand van een tiental artikelen en boeken aan dat incest op grote schaal voorkomt en een structureel uitvloeisel van het patriarchale systeem is (1980/3, p.101-104).

In dezelfde tijd kwam er aandacht voor de aard en omvang van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Zo schrijft Wies Arts in het artikel Ongewenste intimiteiten:
“In ons land is er over dit onderwerp nog maar één artikel verschenen, namelijk van Anja Meulenbelt in Serpentine [december 1979]. Zij schat dat zeventig procent van de Nederlandse vrouwen in hun werksituatie of elders in aanraking is gekomen met gedwongen seks." (1980/4, p.158)

Het artikel van Arts bevat tips, die tegenwoordig een hoog duh-gehalte hebben, maar destijds vernieuwend waren. Een greep: ‘zie in dat niet jouw fout is’, ‘praat erover met andere vrouwen’ en ‘onthoud dat je niet alleen bent: het is een algemeen (arbeids)risico voor vrouwen’. Naast een pleidooi voor een centraal coördinatiepunt roept Arts vakbonden op om ongewenste intimiteiten mee te nemen in onderhandelingen en arbeidsvoorwaarden. Ook pleit ze ervoor dat ongewenste intimiteiten worden opgenomen in toekomstige wetgeving.

In 1983 kwam de politiek met een voorlopige beleidsnota om seksueel geweld tegen vrouwen en meisjes te bestrijden. Nieuw daarin was onder meer dat verkrachting binnen het huwelijk strafbaar gesteld werd en dat gedwongen orale seks óók verkrachting is. In de eerste LOVER-editie in 1984 legt advocate Gabi van Driem in het artikel Beleid tegen seksueel geweld (p.24-25) uit waarom de wetswijzigingen zo belangrijk zijn. Overigens is verkrachting binnen het huwelijk pas sinds 1991 strafbaar. 

In Met lege handen aanpakken: seksualiteit, geweld en strafrecht (1985/4, p.196-200) beschrijven Marijke Prins en Jeanette van der Wees hoe het discours over seksualiteit, seksueel geweld en de zedenwetgeving verschoof. Lange tijd verschuilde men zich achter de aanname dat het hier om privékwesties tussen individuen ging, waar de overheid en anderen zich niet mee hadden te bemoeien. Tijdens de seksuele revolutie in de jaren zestig beriep men zich op individuele verantwoordelijkheid. Prins en Van der Wees leggen uit dat de roep om betere wetten niet zozeer ging om hogere straffen, maar meer om de erkenning van seksueel geweld.

Socialisatie en representatie
In de jaren vijftig en zestig waren meisjesboeken er vooral op gericht om meisjes klaar te stomen voor hun rol als moeder en huisvrouw. Een voorbeeld is het boek Ik? Een boek voor meisjes uit 1960 met instructies voor damesmanieren. In de jaren zeventig kwam er vanuit de vrouwenbeweging steeds meer aandacht voor de positie van meiden en hun belevingswereld. Meidencafés, meidenpraatgroepen, meidentelefoons en meidenwegloophuizen schoten als paddenstoelen uit de grond. In Van padvinderij tot meidencafé analyseert Andreas Burnier aan de hand van bijna veertig boeken en artikelen de opkomst hiervan.

“Het apart organiseren van meiden betekent niet alleen het zich afscheiden van jongens, maar ook van de vrouwenbeweging. […] De thema’s die in vrouwenhuizen aan de orde komen, zijn meeste ‘probleemonderwerpen’, wat de meiden niet trekt. […] Opvallend is hoe bijna alle meidengroepen de nadruk op het ‘leuke en gezellige‘ aspect leggen. Kletsen, films kijken, het organiseren van kledingruilbeurzen maken deel uit van haar activiteiten. Daarnaast worden er soms thema’s behandeld, zoals vrijen, seksualiteit, thuis wonen, school en werk. De meidentelefoons geven aan dat je behalve om gerichte vragen te stellen, ook kunt bellen om eens met andere meiden te praten.” (1982/4, p.151)

Burnier sluit het artikel af met: “Alle theoretische boeken voor en over meiden zijn heel nuttig, maar er zouden meer leuke feministische romans en andere boeken geschreven kunnen worden.” (1982/4, p.156-157)

Seksuele autonomie
In 1983 biedt Karin Spaink in het artikel Over politiek, puritanisme en perversies een overzicht van opvattingen die in de loop van de vrouwenbeweging geformuleerd zijn. Spaink gebruikt daarvoor maar liefst 41 bronnen en noemt het zelf ‘het relaas van een speurtocht’ en ‘een poging orde te scheppen in de chaos’.

“Vrouwelijke passiviteit en overgave waren, begrepen we, evenmin als mannelijk initiatief van god of de natuur gegeven, maar beïnvloed door de machtsverhoudingen tussen de seksen, door de ideologieën over wat ‘mannelijk’ en wat ‘vrouwelijk’ is. Het was opeens niet meer zo vanzelfsprekend dat vrouwen lekker vonden wat mannen bevredigde, noch dat vrouwen seksuele bevrediging bij mannen hoorden te zoeken. Die inzichten brachten ons tot de conclusie dat ‘de eigen seksualiteit’ van vrouwen heroverd en bevrijd moest worden. Over wat er nu precies onder die ‘eigen’ seksualiteit verstaan diende te worden, liepen (en lopen) de meningen nogal uiteen.” (1983/1, p.12)

Criminele vrouwen
In 1981 besprak Heikelien Verrijn Stuart zeventien publicaties over vrouwen en criminaliteit. In het artikel Vrouwelijke gevangenen: crimineel en in verzet (1981/4, p.164-170) toonde ze aan hoe het denken over vrouwen en criminaliteit doordrenkt is van vooroordelen en stereotypen. De heersende gedachte dat vrouwen vaker crimineel worden zodra zij net als mannen het leven buitenshuis betreden, blijkt onwaar: relatief vertonen vrouwen dan juist minder crimineel gedrag dan mannen. Echter, criminele vrouwen worden wel harder gestraft, omdat hun gedrag strijdig is met wat verwacht wordt van hun ‘natuur’. Mannen worden vaker gepsychologiseerd (‘hij kon er niks aan doen’) en vrouwen juist vaker gecriminaliseerd. Daarbij krijgen vrouwen binnen het gevangeniswezen eveneens te maken met onderdrukking, waardoor ze in feite driedubbel gestraft worden.

Te veel om op te noemen
Het is ondoenlijk om de enorme rijkdom van deze jaargangen over het voetlicht te brengen. Er zijn veel interessante artikelen verschenen en een keuze maken is niet makkelijk. Zo bevat de zomereditie van 1982 een prachtig stripverhaal van Karin van Elderen (1984/2, p.72-78), waarin ze uitlegt waarom het stelsel van sociale zekerheid herzien moet worden. Kort door de bocht: regelingen en uitkeringen zijn bedacht voor kostwinners (lees: mannen), waardoor huisvrouwen en parttimers nergens aanspraak op kunnen maken.

Naar aanleiding van de honderdste geboortedag van Clara Wichmann (1885-1922) verscheen in 1985 een portret van deze bijzonder vrouw: De zonde van de genuanceerdheid door Heikelien Verrijn Stuart (1985/1, p. 12-18).

LOVER_1985_p12_en_13.jpeg

In Je brief heeft me pijn gedaan. Erika Mann in conflict met haar vader door Gerda Meijerink (1985/3, p.139-144) leren we Erika Mann kennen. Deze schrijfster, oudste dochter van auteur en Nobelprijswinnaar Thomas Mann, is niet bij het grote publiek bekend. Volledig ten onrechte. Over de veelzijdige Erika Mann schrijft Meijerink in de Boekenbijlage bij Vrij Nederland:

“Indrukwekkend zijn haar brieven uit 1936 waarin ze haar vader ervan probeert te overtuigen dat zijn zwijgen over de nationaalsocialistische terreur niet langer verantwoord is. […] Je kunt je afvragen in hoeverre de toewijding waarmee ze zich op het beheer van de nalatenschap van haar broer Klaus en die van haar vader stort, geen compensatie is voor de veel zelfstandiger rol die ze had kunnen spelen […].”

In Haaks op elkaar. Tien jaar emancipatiebeleid (1985/4, p.202-206) beschrijven Gusta Drenthe en Annelies Koorn hoe de overheid aanvankelijk vasthield (en vasthoudt) aan het gelijke-rechten-denken en gelijkheidsdenken: het wegnemen van juridische knelpunten zou voldoende zijn om de achterstand van vrouwen weg te werken. Maar problematisch blijft dat ‘de man’ als norm geldt:
“Het radicaalfeminisme heeft als basisgedachte dat vrouwen eeuwenlang zijn onderdrukt […] en dat dit feit tot onoverbrugbare tegenstellingen tussen de seksen heeft geleid, resulterend in het patriarchaat.”
Daar helpt dus geen aangepast wetje tegen, daar is veel meer voor nodig.

Het volgende artikel in de reeks ‘Uit de oude doos’ verschijnt eind maart en gaat over de jaren 1986-1990. Eerder verscheen: #1: de beginjaren van LOVER.


Doneer
LOVER bestaat uitsluitend dankzij betrokken vrijwilligers en donaties. Voor de jubileumactiviteiten zijn extra middelen nodig. Informatie over (eenmalig) doneren vind je hier
Potentiële subsidieverstrekkers voor wie de doelstellingen van LOVER passen binnen de eigen kaders, kunnen contact opnemen met het bestuur via .

Meer LOVER? Volg ons op TwitterInstagramLinkedIn en Facebook.