Uit de oude doos #9: 2005-2006
50 jaar LOVER
LOVER bestaat dit jaar 50 jaar. In dit jubileumjaar blikken we elke maand terug op een halve eeuw feministisch gedachtengoed. Dit keer bladeren we door de edities van de jaren 2005 en 2006. De thema’s blijken onverminderd actueel.
De artikelen in het themanummer Gender & Geld (2006/3) hadden stuk voor stuk gepast in de financiële reeks die LOVER vijftien jaar later publiceerde. Zo komt Wilma van Hoeflaken in Deeltijdpensioentjes (2006/3, p.4-6) tot nagenoeg dezelfde conclusies als beschreven staan in het enigszins satirische Tips om snel(ler) rijk te worden uit 2021: de financiële scheefgroei tussen vrouwen en mannen is terug van nooit weggeweest, en een snelle oplossing is niet in zicht. Dat laatste is een understatement: de loonkloof – en daarmee de pensioenkloof – is nog even hardnekkig. Toen Van Hoeflaken haar artikel publiceerde, heerste de opvatting dat de loonkloof grotendeels lag aan het feit dat vrouwen vaker in deeltijd werken. Inmiddels weten we dat dat niet klopt: zelfs na correctie op de deeltijdfactor zit er nog steeds een gapend gat tussen de inkomens.
Vergeten vrouwen
In 1935 werd het Internationaal Archief voor de Vrouwenbeweging (IAV) opgericht door onder meer Rosa Manus, die de aan haar nagelaten bibliotheek van Aletta Jacobs schonk aan het IAV. Het IAV werd later het Internationaal Informatiecentrum en Archief voor de Vrouwenbeweging (IIAV) en sinds 2012 Atria, kennisinstituut voor emancipatie en vrouwengeschiedenis. Zeventig jaar na de oprichting van het IAV wijdde LOVER in 2005 een themanummer aan het erfgoed van vrouwen. (2005/4). Want welk cultureel erfgoed wordt er wel en niet bewaard? En hoe zorg je ervoor dat de geschiedenissen van vrouwen en vrouwenorganisaties in het collectieve bewustzijn worden opgenomen?
Het thema erfgoed vormde ook aanleiding voor de aftrap van een nieuwe serie over vergeten vrouwen uit de geschiedenis. Vilan van de Loo beschrijft in De vrouw beslist, maar een boek kent zijn grenzen haar dilemma’s bij het schrijven van haar boek ‘De vrouw beslist’ (2005/4, p.14-16). Het bleek namelijk onmogelijk om álle vrouwen recht te doen die een rol speelden bij de Tweede Feministische Golf in Nederland. In de volgende edities brengt Van de Loo een eerbetoon aan vrouwen die ten onrechte in de vergetelheid zijn geraakt. Zo kennen we Betsy Groen van Prinsterer-Van de Hoop (1801-1876) hooguit als ‘de vrouw van’. Echter, deze hardwerkende en autonome filantrope heeft haar bevoorrechte positie ten volle benut ten dienste van minderbedeelden. Zo was ze betrokken bij de oprichting van het Bronovo Ziekenhuis in Den haag, stichtte ze crèches en handwerkscholen (die ook naar werkgelegenheid zochten voor de aldaar opgeleide meisjes) en streed ze tegen armoede (2006/1, p.36-37).
Een andere vrouw die Van de Loo in de schijnwerpers zette, is de Indische schrijfster Melati van Java (1853-1927), wier omvangrijke oeuvre niet eens volledig in kaart is gebracht. Ze publiceerde namelijk ook onder verschillende pseudoniemen. De werken die onmiskenbaar van haar hand zijn, bieden naast literaire kwaliteiten een fascinerende wereld (2006/2, p.40-41). De serie van Van de Loo vormt een mooie aanvulling op de reeks vergeten vrouwen die LOVER de afgelopen jaren publiceerde.
Gender in de wetenschap
Twintig jaar geleden organiseerde de Universiteit van Amsterdam de collegereeks ‘Gender in de wetenschap’, waarin onderzoeksters spraken over de rol van gender in hun wetenschappelijke discipline. LOVER nodigde hen uit om hun college te bewerken tot een artikel.
Taalwetenschapster Ingrid van Alphen beet de spits af met Sprekend een vrouw? over gender in de taalwetenschap (2005/4, p.36-39). Binnen onderzoek naar ‘taal en gender’ zijn grofweg twee hoofdonderwerpen te onderscheiden: ten eerste de manier waarop gender in taal naar voren komt, zoals seksismen en androcentrismen, en ten tweede de verschillen in taalgebruik van vrouwen en mannen. Tal van even tenenkrommende als hilarische verklaringen om de verschillende spreekstijlen te duiden passeren in het artikel de revue, waarbij de tijdgebonden bias ervan afdruipt. Van aangeboren verschillen tot neurologische variatie, van socialisatie tot ‘het is de schuld van de wetenschapsters!’. Van Alphen concludeert fijntjes dat - na een eeuw onderzoek naar ‘taal en gender’ - bij nadere bestudering generalisaties over vrouwelijk taalgebruik niet houdbaar zijn.
Hoogleraar Onderwijskunde Monique Volman rekent in Van meisjesprobleem naar probleemjongens af met onderwijskundige vooringenomenheid (2006/1, p.40-42). Waren eerst meisjes en hun keuze voor ‘zachte vakken’ het probleem, anno 2006 heerste de opinie dat de feminisering van het onderwijs jongens in het nauw drijven. Volman pleit voor een meer complexe genderanalyse, onderzoek naar de ontwikkeling van sekse-identiteiten en naar de invloed van scholen op schoolprestaties en -keuzes van meisjes en jongens.
Politicologe Marieke de Goede werpt in Van Margaret Thatcher tot Jessica Lynch haar licht op gender in de internationale betrekkingen (2006/2, p.36-39). Traditioneel gezien richt de leer der Internationale Betrekkingen zich op de studie van staten, diplomaten en spionnen: het analyseren van met name oorlogsvoering, diplomatieke onderhandelingen en de rol van internationale instituties. Lange tijd werden de rollen van vrouwen hierin als volstrekt irrelevant gezien. De Goede beschrijft hoe genderanalyses sinds de jaren tachtig deze discipline uitgebreid en verdiept hebben, en in toenemende mate de aandacht naar mannen en masculiniteit verlegden.
Tien jaar na ‘Beijing’
In 1995 kwamen tienduizenden afgevaardigden van over de hele wereld naar Beijing om de vierde Wereldvrouwenconferentie bij te wonen. Dit was nog steeds een van de grootste bijeenkomsten ooit om vrouwenrechten te bevorderen. Honderden regeringen, waaronder de Nederlandse, verbonden zich daar aan een lange serie voornemens voor verbetering van de positie van vrouwen. In 2005, tien jaar na ‘Beijing’, maakten veertig Nederlandse vrouwenorganisaties de balans op. Ze stelden een Agenda voor de Toekomst op met daarin zestien actiepunten, onder meer op het gebied van geweld tegen vrouwen, de combinatie van arbeid en zorg, het glazen plafond, pensioenvoorzieningen en ontwikkelingssamenwerking. In editie 2005/3 belicht LOVER een aantal van deze feministische uitdagingen met daarbij telkens de vraag: hoe brengen we deze over het voetlicht zodat er daadwerkelijk iets verbetert?
Fineke van der Veen, destijds werkzaam voor het ministerie van Buitenlandse Zaken, stelt in Meegaan met de main stream dat vrouwenorganisaties alsmaar achter de feiten aanhobbelen (2005/3, p.12-14). Ze pleit ervoor om actiepunten aan te passen en aan te laten sluiten bij politieke agenda’s. Meegaan met de main stream dus. Saskia Poldervaart, universitair docente vrouwenstudies politicologie, waarschuwt in Pleidooi voor politieke participatie plús juist voor een te grote feministische focus op beleid en overheid (2005/3, p.15). Grote sociale veranderingen komen bijna nooit van bovenaf, zo leert de geschiedenis volgens haar, maar onstaan wanneer mensen hun idealen in het dagelijks leven in de praktijk brengen. Met andere woorden: het persoonlijke is echt een heel effectieve politiek.
Nu, bijna dertig jaar na ‘Beijing’ en bijna twintig jaar na ‘Beijing+10’, zijn de actiepunten van toen actueler dan ooit. Talloze moeizaam verworven vrouwenrechten staan onder druk, geweld tegen vrouwen is niet afgenomen, en de opmars van populistische regeringen met hun antipathie tegen gelijkheid stemt moedeloos.
ABBA langs de feministische meetlat
Nog even actueel zijn ook de artikelen over de emancipatie van moslim- en Zwarte vrouwen, columns over representatie en intersectionaliteit, beschouwingen over arbeidsparticipatie en gelijke beloning, en analyses van discriminerende bepalingen en juridische problemen met betrekking tot trans personen. Twintig jaar later lijken we nog geen stap verder te zijn gekomen.
Om mezelf op te vrolijken na al deze droefenis sla ik hoopvol editie 2006/2 open, met daarin een artikel over een nieuwe feministische politieke partij in Zweden. Het land, dat toen ook al het imago had van een feministisch walhalla, blijkt toch niet zo vrouwvriendelijk te zijn. Journaliste Malou Beijne benoemt in Feministische partij gooit hoge ogen in Zweden de stevige vraagtekens die het recent opgerichte Feministiskt Initiativzet bij seksegelijkheid in de praktijk (2006/2, p.14-17). Overigens haalde deze partij lange tijd geen zetels; pas in 2014 verwierf de partij haar eerste zetel, in het Europees Parlement.
Om in Zweden te blijven, politicoloog Niels Spierings legt een van de bekendste exportproducten van Zweden langs de feministische meetlat: ABBA. In ABBA: A-vrouwen en B-mannen beschrijft hij op humoristische wijze de verborgen feministische boodschappen in de ogenschijnlijk oppervlakkige liefdesliedjes van dit muzikale viertal (2006/2, p.18-19). Dat de band zich heeft ingezet voor goede doelen, is dan ook geen verrassing. Zo schonk ABBA de publicatierechten van de monsterhit Chiquitita aan Unicef en gaf de band een benefietoptreden om LHBTI+-emancipatie in Polen, Rusland en Letland te steunen.
Het volgende artikel in de reeks ‘Uit de oude doos’ verschijnt over enkele weken. Eerder verschenen: #1: de beginjaren van LOVER, #2: 1980-1985, #3: 1986-1990, #4: 1991-1995, #5: 1996-1998, #6: 1999-2001, #7: 2002-2004 (deel 1) en #8: 2002-2004 (deel 2). Wil je edities of artikelen lezen? Atria heeft alle jaargangen van LOVER in haar archief.
Help je mee om 50 jaar LOVER te vieren?
Dit jaar bestaat LOVER 50 jaar. Sinds de start in 1974 draait LOVER volledig op vrijwilligers en donaties. Voor de jubileumactiviteiten zijn extra middelen nodig. Informatie over (eenmalig) doneren vind je hier.