Van koloniaal naar krot

Subsidiestop voor het Koninklijk Instituut voor de Tropen

Quinsy Gario • 27 okt 2011

Op 3 november opent in het Tropenmuseum de nieuwe tentoonstelling 'De dood leeft'. Toepasselijk, zou je cynisch kunnen zeggen nu de subsidie voor ook deze instelling wordt stopgezet. Waar Halbe Zijlstra, ook wel bekend als De Sloper, musea had ontzien gaat Ben Knapen, ook bekend als De Na-Aper, alsnog het instituut waar dit museum onderdeel van is aanpakken. Twintig miljoen euro, 40% van het budget, wordt uit het Koninklijk Instituut voor de Tropen (KIT) getrokken.

Na de doodrelativerende televisieserie De Slavernij, en ook de subsidiestop voor zowel het Koninklijk Instituut voor Taal, Land- en Volkenkunde (KITLV) en het Nationaal instituut Nederlands slavernijverleden en erfenis (NiNsee), lijkt een patroon zichtbaar. Onder dit kabinet is er geen geld voor sommige delen van ons erfgoed. Het KIT moet nu ook weg terwijl in het Tropenmuseum al beschamend weinig visueel tentoongesteld was over de Nederlandse Antillen, Suriname en slavernij. Het is allemaal weggestopt in een rommelig hoekje. Er wordt nu gelukkig gekeken hoe de immense collectie over die regio op een betere manier tentoongesteld kan worden in het museum. Laten we hopen dat het niet alleen bij een onderzoek blijft en er daadwerkelijk ook wat verandert want zelfs op de website van het Tropenmuseum is geen foto van de vaste opstelling tot 2016 over de Nederlandse Antillen te vinden.

Het lijkt alsof Hans Wiegel deels zijn zin krijgt. Tijdens de manifestatie Schreeuw om Cultuur pleitte hij voor behoud van cultuursubsidies door het bedrag te halen uit het potje ontwikkelingssamenwerking. Zijn advies verdeelde de menigte die voor hem stond te schreeuwen. Sommigen waren het niet met hem eens anderen weer wel. Het was haast demotiverend om te zien gewoon hoe makkelijk hij de groep kon verdelen. Als iedereen staat te schreeuwen en niet luistert naar elkaar weet je eigenlijk niet waarom iemand staat te schreeuwen. Bij een algemeen protest als Occupy Amsterdam is dat een voordeel, maar bij een doelgerichte manifestatie niet. De Mars Der Beschaving, ook een ongelukkig gekozen naam omdat beschaving paradoxaal genoeg in koloniale tijden telkens werd opgevoerd als het verschil tussen Europa en de rest van de wereld, heeft blauwe plekken gemaakt op lichamen in plaats van blauwe enveloppen naar bedrijven om het te bezuinigen bedrag te compenseren. De Hete Herfst-bijeenkomst heeft alle sectoren van de welzijnsstaat die getroffen worden door bezuiniging verenigd, maar een week later en hun website is nog niet geupdate met concrete stappen die uit de discussies zouden kunnen zijn gekomen. Terwijl de actievoerders staan te praten hebben het kabinet en de tweede kamer actie genomen en is de bezuiniging op zowel cultuur als ontwikkelingssamenwerking, waar sommige cultuurprojecten ook onder worden geschaard, een feit. Kunst en cultuur hebben dus inmiddels een dubbele klap om de oren gekregen.

Ook ik ben ondertussen overtuigd dat de bezuinigingen nodig zijn. De overheid kan inderdaad niet meer handelen zoals het deed toen het nog gratis arbeidskrachten had. We moeten niet vergeten dat onze huidige grondwet en regeringsvorm in 1848 in werking werden gesteld. Dat is nou net vijftien jaar vóór de afschaffing van slavernij. Dat Nederland vervolgens in 1945 ook nog Indonesië kwijtraakte, is volgens mij nog niet helemaal doorgevoerd in de ideologie achter het opstellen van de rijksbegroting. Elke prinsjesdag, de presentatie van de rijksbegroting, wordt er nog rondgereden in een gouden koets met daarop een paneel genaamd ‘Hulde der Koloniën’. De welvaart- en welzijnstaat die hier is ontstaan kon alleen bestaan bij de gratie van die bebloede buitenlandse rijkdommen. Cynisch zou je eigenlijk ook blij met Mark Rutte moeten zijn. Eindelijk een liberaal die zegt dat het nu aan ons is om ons land te verrijken. Daar hoeven we anderen niet voor te onderdrukken met geweld of zogenaamde hulp.

27-10-2011 big


Kunstenaar Marcel Pinas uit Suriname ontwierp in opdracht van het Tropenmuseum een installatie waarin collectie uit het Tropenmuseum werd ingezet in een eigentijds beeld van de verbinding tussen Afrika en Latijns Amerika.

Ontwikkelingssamenwerking is namelijk vooral bedacht als een verlenging van controle en overzicht over verloren koloniaal bezit. Tuurlijk zitten er ook mensen in de ontwikkelingshulp die vanuit hun hart handelen, maar voor het overgrote deel is dit niet het geval zoals de film Enjoy Poverty III van Renzo Martens laat zien of Joris Luyendijk beschrijft in Het zijn net mensen. Het is geen toeval dat ontwikkelingssamenwerking pas in het midden van de 20ste eeuw een volwaardige industrie is geworden. Dat was nou net wanneer men zich vrijvocht van koloniale onderdrukking. In 1954 werd Nederland door de VN gedwongen om het Koninkrijksstatuut met de toenmalige Nederlandse Antillen en Suriname op te stellen om aan te tonen dat ze niet langer koloniën waren. Jammer genoeg is dat statuut bijna niks waard. Het proces van respectvol en volwassen contact tussen de gebieden wordt constant gekaapt door bijbedoelingen en zelfverrijking. De processen waarin Suriname onafhankelijkheid werd in 1975 en die waarin de Nederlandse Antillen als politieke orgaan afgeschud werd, blijken nu niks anders dan neokoloniale schertsvertoningen.

Het is dan ook niet opmerkelijk of onbegrijpelijk dat het KIT met ontwikkelingssamenwerking gelden werd gefinancierd. Het Koloniaal Museum waar het KIT uit voortkwam werd in 1864 opgericht, één jaar nadat Nederland door internationaal pressie slavernij afschafte in haar overzeese gebieden. Er vond een paradigmaverschuiving plaats waarbij de koloniale gebieden door middel van kennis het rijk gingen verrijken. Het KIT stond aan de wieg van de kenniseconomie die stukje bij beetje door het huidige kabinet en meewerkende Tweede Kamerleden wordt afgebrokkeld. Een kenniseconomie gebaseerd op eenzijdige kennisoverdracht hoort verleden tijd te zijn. Een bizar grote tentoonstelling over het Midden Oosten, omdat Marokkanen geen gasten bleven maar bewoners werden, kun je dan reactionair en niet vooruitstrevend noemen. Het moet meer dan een stoffig archief of vergaarbak van informatie zijn waarmee we de ander proberen te begrijpen zonder hun inbreng. Het moet meer zijn dan een manier om ons koloniaal verleden en handelen te vergoelijken of letterlijk in de vergetelheid te douwen. Dat een paradigmaverschuiving aan de gang is is wel te zien in Oostwaarts! en de eenmalige tentoonstellingen, zoals Rood van het afgelopen jaar. In Rood was duidelijk te zien hoe culturen gelijkwaardig werden gepositioneerd. Het Eurocentrisch superieuriteitsgevoel of fetisjistische exotisme dat meestal van ethnografische musea en tentoonstellingen afdruipt ontbrak. Zo moeten we verder.

Een van de gebruikte argumenten voor de bezuinigingen is dat kennis breed gedragen moet worden en niet ondergebracht hoeft te worden in speciale en kostbare onderzoeksinstituten. Op een steenworp afstand van het KIT is het Nationaal instituut Nederlands slavernijverleden en erfenis (NiNsee) te vinden. In 2002 opgericht door pressiegroepen is dit hét symbool van het gebrek aan ruimte voor kritische zelfreflectie omtrent ons verleden hier in Nederland. Een kennisinstituut als deze hoort onderdeel te zijn van het KIT, het KITLV, het Volkenkunde museum of een universiteit. Een stukje verderop in Amsterdam is het Scheepvaartmuseum te vinden. Op de vraag van mij aan een kennis, die meegeholpen heeft een aantal tentoonstellingen samen te stellen, of daar ook replica's van slavenschepen te vinden waren kreeg ik geen respons. Aangemeerd bij het museum pronkt wel een replica van het VOC schip Amsterdam. Die laat een zelfde gebrek zien. Ook van het Nationaal Historisch Museum moeten we het niet hebben. Afgelopen juli toonde het een blinde vlek voor een gedeelte van onze nationale geschiedenis. Op 4 juli was er op Facebook wél een bericht te vinden over de viering van de Amerikaanse onafhankelijksdag, maar drie dagen eerder waren ze vergeten de betekenis van 1 juli te vermelden.(1)

27-10-2011 II big


Suriname en de Nederlandse Antillen delen een hoek op de derde verdieping van het Tropenmuseum.

Informatie over ons koloniaal verleden moet inderdaad breder gedragen worden en niet weggestopt worden, dus ook niet in een ideologisch getint Leidse intellectuele ghetto. Ik noem Leiden omdat daar toonaangevende onderzoeken zijn verricht waarin het Nederlands koloniaal verleden gebagatelliseerd wordt door onder anderen Piet Emmer, Gert Oostindie en Henk den Heijer. Emmer gaf namelijk aan dat tot slaaf gemaakten op slavenschepen meer beenruimte hadden dan KLM passagiers en dat de overtocht dus meeviel. Den Heijer gaf aan dat bemanningsleden op slavenschepen het erger hadden dan de ontmenselijkte Afrikanen omdat zij koopwaar waren en dus niet al te beschadigd de overkant moesten bereiken. En Oostindie pleit constant voor de relativering van de wijdverspreide psychose waarmee een land sommigen tot dieren moest categoriseren om ze te kunnen verhandelen en op plantages als ossen aan het werk te zetten. De kennis over ons slavernijverleden is diverser en uitgebreider en bij plekken als het KIT zouden meer geluiden en visies te horen en te zien moeten zijn. Niet alleen die van witte mannen van 45+. Onze geschiedenisboeken staan al vol met hun eenzijdige visies en geluiden die voor wetenschap worden aangezien. Het moment dat de mogelijkheid van kennisverrijking wordt ontnomen zoals nu dreigt te gebeuren, hebben we te maken met armoede. Sommigen zeggen dat die armoedige status ook onze historische plek is nu als Europees land en voormalig koloniale mogendheid. Maar daar neem ik geen genoegen mee. Wij horen onszelf als land niet moedwillig geestelijk te verarmen of dat toe te laten.

Meer informatie is hier  te vinden.

Noten:

1.Op 1 juli wordt elk jaar herdacht hoe in 1863 slavernij werd afgeschaft.