Vergeten vrouwen #6

Beeld door Riemke Ipema Vergeten Vrouwen 6
Beeld door Riemke Ipema Vergeten Vrouwen 6
Miranda Valkenburg (bestuursvoorzitter)

In de geschiedenisboeken kom je ze niet vaak tegen, maar heldhaftige, geniale en excellerende vrouwen zijn van alle tijden. Ze zijn echter genegeerd, bestolen of simpelweg uit de annalen weggeschreven. Met de reeks Vergeten Vrouwen wil LOVER bijdragen aan het eerherstel dat ze verdienen.

Op 19 december dit jaar maakte onze premier excuses voor het slavernijverleden van Nederland. Als eerbetoon aan de moedige vrouwen die zich al eerder tegen deze wanpraktijk uitspraken, die hun leven op het spel zetten voor eerherstel en erkenning en die barrières en grenzen doorbraken, presenteert LOVER in deze editie van Vergeten Vrouwen een aantal Zwarte vrouwen die we nooit mogen vergeten.

Audre Lorde (1934-1992)
Audrey (Audre) Geraldine Lorde was een Caraïbisch-Amerikaanse feministische, activistische schrijfster, dichteres en universitair docent. In haar gedichten en verhalen refereerde ze vaak aan de onderdrukking van Zwarte, lesbische vrouwen.

Lorde werd in New York geboren als de dochter van immigranten uit Barbados en Carrriacou. Ze haalde in 1961 een master in bibliotheekwetenschappen in New York en ging werken in een bibliotheek. Ze trouwde, kreeg twee kinderen, scheidde en ging in 1968 werken bij Tougaloo College in Mississippi. Daar ontmoette ze Frances Clayton, met wie ze bijna dertig jaar een relatie had. Lorde doceerde aan verschillende universiteiten. In 1978 kreeg ze borstkanker, waaraan ze in 1992 overleed.

Haar gedichten en proza hebben een grote invloed gehad op feministisch denken en schrijven. Ze besprak thema's als racisme, seksisme, homofobie en wit feminisme, en benadrukte het belang van intersectionaliteit. Een van haar bekendste uitspraken is ‘The master's tool will never dismantle the master’s house’. Dit is ook de titel van een essay dat is gepubliceerd in Sister Outsider (2020), een bundel met essays en lezingen van Lorde.

Bridget Mason (1818-1891)
Bridget ‘Biddy’ Mason werd op 15 augustus 1818 in slavernij geboren op een plantage in Georgia. Als kind werd ze weggenomen van haar ouders en meermaals verkocht. Een groot deel van haar jeugd werkte ze op de plantage van John Smithson in South Carolina, waar ze de huisbedienden en vroedvrouwen assisteerde. In 1836 gaf Smithson de 18-jarige Mason cadeau aan zijn neef Robert Smith. Mason kreeg drie dochters, allen vermoedelijk verwekt door Smith.

Met de mormoonse familie Smith reisde Mason onder dwang naar Californië. Daar raakte ze bevriend met vrije Zwarte mensen. Toen de Smiths plannen maakten om Mason en haar dochters mee te nemen naar Texas, omzeilde rechter Benjamin Hayes een racistische wet die zwarte mensen verbood om te getuigen tegen witte mensen. Mason wilde in het inmiddels vrije Californië blijven. Hayes bepaalde in 1856 dat Mason en haar kinderen ‘voor altijd vrij’ waren.

Mason werkte als vroedvrouw en vergaarde - mede door haar zuinige levensstijl - een fortuin waarmee ze een van de rijkste vrouwen van Los Angeles werd. Met haar geld richtte ze een kinderdagverblijf voor werkende ouders op en zorgde ze ervoor dat noodlijdende gezinnen hulp kregen. Ook richtte ze de First African Methodist Episcopal Church op, die nog steeds bestaat. Ze stierf op 15 januari 1891 en werd anoniem begraven in Los Angeles. Een eeuw later volgde erkenning en gerechtigheid: tijdens een ceremonie, die werd bijgewoond door Tom Bradley, de eerste Zwarte burgemeester van Los Angeles, werd er een grafsteen op haar graf gezet. Haar kleinzoon Robert Curry Owens werd projectontwikkelaar en politicus, en was ooit de rijkste Afro-Amerikaan in Los Angeles.

Mary McLeod Bethune (1875-1955)
Mary McLeod Bethune werd in South Carolina geboren als de dochter van voormalige tot slaaf gemaakten. Op jonge leeftijd raakte ze geïnteresseerd in opvoeding en onderwijs. Ze richtte een school op voor Afro-Amerikaanse meisjes in Daytona Beach. De school groeide sterk en fuseerde met een gelijkaardige jongensschool tot de Bethune-Cookman School. De onderwijskwaliteit van de school was hoog, zeker vergeleken met andere Afro-Amerikaanse scholen. Met haar school bewees Bethune waartoe geschoolde Afro-Amerikanen in staat waren. Jarenlang was zij presidente van de school, waarmee ze een van de weinige vrouwelijke hoofden van een instituut voor hoger onderwijs was.

Bethune was ook actief in vrouwenorganisaties. Door haar leiderschapstalent verwierf ze nationale bekendheid. In 1932 werkte ze voor Roosevelts verkiezingscampagne en daarna trad ze toe tot zijn Black Cabinet, een informeel adviesorgaan dat de belangen van Zwarte Amerikanen behartigde.

Polly Jackson (vermoedelijk 1811-1899)
De Underground Railroad was een systeem dat midden achttiende eeuw door abolitionisten en voormalig tot slaaf gemaakten werd opgezet om tot slaaf gemaakten naar vrijheid te leiden. Dat deden ze door geheime vluchtroutes te creëren naar gebieden waar slavernij niet (meer) bestond. Veel hoopvolle mensen riskeerden hun leven om naar vrijheid te ontsnappen. Het leidde al snel tot de Reverse Underground Railroad, waarbij ontsnapte tot slaaf gemaakten gevangen werden genomen en teruggebracht naar plantages om dwangarbeid te verrichten.

Over het vroege leven van Polly Jackson is niet veel bekend, maar op middelbare leeftijd streed deze voormalig tot slaaf gemaakte vrouw moedig tegen witte mensen die gevluchte mensen gevangennamen. Ze ontsnapt zelf aan slavernij via de Underground Railroad en kwam in het noorden terecht, in een nederzetting met de naam Africa. Jackson verwierf er een stuk land en begon een kleine boerderij om zichzelf te onderhouden.

Haar land bevond zich aan de route van de Underground Railroad en al snel nam ze vluchtelingen in bescherming. Vermomd als zwakke, oude vrouw voerde ze diverse listige aanslagen uit op anti-abolitionisten. Onder haar omslagdoek verborg ze een slagersmes en een ketel kokend water. Zo wist ze menig slavenjager tegen te houden.

Harriet Tubman (circa 1823-1913)
Ook Harriet Tubman zette zich in voor de Underground Railroad. Tubman – geboren als Araminta ‘Minty’ Ross als kind van tot slaaf gemaakte ouders – werd al jong naar verschillende huishoudens gestuurd om dwangarbeid te verrichten. Door een ongeluk, waarbij ze een stuk hard staal tegen haar hoofd kreeg, had ze haar leven lang last van duizeligheid, epileptische aanvallen en hypersomnie waardoor ze soms overdag in slaap viel. In 1844 trouwde ze met John Tubman en veranderde ze haar voornaam in Harriet, de naam van haar moeder.

Na de dood van haar ‘eigenaar’ ontsnapte ze met haar broers. Haar man had ze niet op de hoogte gebracht van haar vluchtpoging, omdat hij het er niet mee eens was vanwege de risico’s. Onder bedreiging keerden de broers terug, maar Tubman zelf ontsnapte via de Underground Railroad. Ze kwam terecht in Philadelphia en ging meewerken aan de Underground Railroad, waarmee ze zeker zeventig mensen hielp te ontsnappen.

Tijdens de Amerikaanse burgeroorlog (1861-1865) werkte Tubman als spionne, verpleegster en kokkin. Ook begeleidde ze ontsnapte tot slaaf gemaakten om te wennen aan hun nieuwe leven. Na de oorlog bleef ze zich voor hen inzetten. Ze zamelde geld in voor armoedebestrijding en scholen. Na de afschaffing van de slavernij in 1865 streed Tubman voor onder meer het vrouwenkiesrecht. In 2016 werd aangekondigd dat haar beeltenis op een dollarbiljet komt. Dat is tot op heden nog niet gerealiseerd.

Elisabeth Samson (1715-1771)
Elisabeth Samson werd in 1715 geboren in Paramaribo tijdens de Nederlandse kolonialisatie. Haar moeder werkte als tot slaaf gemaakte op een plantage. Toen de plantage-eigenaar overleed, kochten de oudste kinderen hun moeder vrij. Samson was de jongste en is als enige kind in vrijheid geboren. Ze groeide op bij haar halfzus Maria Jansz. De echtgenoot van Maria was zakenman. Samson nam uiteindelijk de administratie en de correspondentie van haar zwager voor haar rekening.

Samson kreeg een relatie met de Duitser Carl Otto Creutz en samen startten zij een koffieplantage. Na zijn overlijden, kwam de plantage in haar bezit. Met de erfenis van haar zus kocht Samson nog meer plantages en zo groeide ze uit tot een grote en rijke koffie-exporteur.

Voor veel Surinamers is Samson omstreden. Op haar plantages werkten namelijk tot slaaf gemaakten. Ook deed zij in hun ogen te weinig voor afschaffing van slavenarbeid en betere leefomstandigheden voor tot slaaf gemaakten.

Toen Samson in 1764 wilde trouwen met een witte man, kreeg ze daar geen toestemming voor. Samson spande een rechtszaak aan tegen de Nederlandse Staat en na drie jaar stelde de rechter haar in het gelijk. Te laat voor Samson, want haar verloofde was inmiddels overleden. Maar toen ze in 1767 uiteindelijk trouwde met de twintig jaar jongere én witte Daniel Zobre, kwam de uitspraak van de rechter toch van pas.

Claudia Jones (1915-1964)
Claudia Jones was een journaliste, feministe, politiek activiste en visionaire. Jones werd in 1915 in Trinidad geboren. Ze ging wonen en werken in de Verenigde Staten, waar ze actief lid was van de Amerikaanse Communistische Partij. In 1955 werd Jones verbannen naar het Verenigd Koninkrijk. Daar zette ze haar levenslange strijd tegen rassenongelijkheid en intolerantie voort. Samen met activistische organisaties voerde ze campagne tegen onrechtvaardige huisvesting, discriminatie op de werkplek en racistisch immigratiebeleid. Jones was ook een fervent voorvechtster van vrouwenrechten.

In 1958 richtte Jones de West Indian Gazette (WIG) op, een antiracistische krant die streed voor sociale gelijkheid. De WIG was de eerste commerciële Zwarte krant van het Verenigd Koninkrijk, die onder meer patronen van raciale intimidatie en vooroordelen in het land belichtte. Toen in hetzelfde jaar in Notting Hill gewelddadige rellen uitbraken lanceerde Jones het Notting Hill Carnival, een Caraïbisch festival met als doel de Zwarte Britse gemeenschappen te verenigen en te versterken. Dit festival groeide uit tot een van de grootste straatbijeenkomsten ter wereld en bestaat nog steeds.

Lorraine Hansberry (1930-1965)
Lorraine Hansberry werd in 1930 geboren in Chicago. Haar moeder was onderwijzeres en haar vader was makelaar. Toen ze acht jaar oud was, verhuisde het gezin naar een witte buurt, waar ze gewelddadig werden aangevallen door buurtbewoners. Ze weigerden te verhuizen totdat een rechtbank hen daartoe veroordeelde. De zaak kwam voor het Hooggerechtshof, dat de beperkende afspraken onwettig verklaarde.

Hansberry volgde in New York een opleiding tot schrijfster en werkte een aantal jaren voor de progressieve Zwarte krant Freedom. In 1956 nam ze daar ontslag en werd ze fulltime schrijfster. Als lid van de Daughters of Bilitis, een van de eerste lesbische organisaties, schreef ze artikelen over feminisme en homofobie voor het tijdschrift The Ladder. Uit angst voor discriminatie publiceerde ze onder haar initialen, L.H.

Haar succesvolle toneelstuk A Raisin in the Sun, over een Zwarte familie in moeilijkheden, was het eerste toneelstuk van een Zwarte vrouw op Broadway. Hansberry was met haar 29 jaar de jongste Amerikaan die er een New York Critics’ Award mee won. De filmversie van A Raisin in the Sun (1961) werd bekroond op het Filmfestival van Cannes. Gedurende haar hele leven was ze sterk betrokken bij de burgerrechten. Ze stierf op 34-jarige leeftijd aan alvleesklierkanker.

Meer vergeten vrouwen leren kennen? Eerder publiceerde LOVER Vergeten vrouwen (24 juni 2018), Eerherstel voor oermoeders (20 november 2020), Vergeten vrouwen II (31 augustus 2021), Vergeten vrouwen #3 (12 februari 2022), Vergeten vrouwen #4: kunstspecial (28 mei 2022) en Vergeten vrouwen #5 (10 september 2022).


Steun LOVER!
LOVER draait uitsluitend op vrijwilligers en donaties. Wil je dat Nederlands oudste feministische tijdschrift blijft bestaan? Help ons door een (eenmalige) donatie. Elke euro is welkom en wordt gewaardeerd. Meer informatie vind je hier.

Meer LOVER? Volg ons op TwitterInstagramLinkedIn en Facebook.