verwende prinsesjes (3)
het sprookje van de seksualisering
Na een onbedoelde radiostilte pakken we Elma Drayer’s Verwende Prinsesjes weer op. Het zesde hoofdstuk gaat over de recente hype rond de seksualisering of pornoficatie van onze samenleving. Met haar niet te evenaren talent voor het kiezen van het juiste citaat om een publicatie of een wetenschappelijk onderzoek onderuit te halen, volgt zij de hele commotie. Om tot de conclusie te komen dat er niets nieuws onder de zon is en al helemaal niet iets wat tot onmiddellijke actie van de kant van de overheid zou moeten leiden. Of toch? Aan het eind van haar betoog legt zij de vinger op een wel heel zere plek.
Eind 2007 kwam de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid met het rapport Identificatie met Nederland, waarin een hoofdstuk was opgenomen met als titel Het seksuele mijnenveld. Eerder dat jaar was de documentaire Beperkt houdbaar van Sunny Bergman uitgekomen en in het voorjaar van 2008 verscheen Slow sex: een erotisch beschavingsoffensief van de linkse denktank Waterland. Was er jarenlang nauwelijks enig kritisch geluid te horen geweest over de seksuele mores hier te lande, opeens was het een thema dat volop in de schijnwerpers stond.
Myrthe Hilkens kwam in november 2008 met haar boek McSex: De pornoficatie van de samenleving en diezelfde maand werd de documentaire Sex sells van Mildred Roethof uitgezonden. Van grote invloed lijkt ook het onderzoek Taskforce Report on the Sexualization of Girls uit 2007 van de American Psychological Association te zijn geweest. Het werd tot in beleidsnota’s van de overheid veelvuldig aangehaald.
Dat is het meest opvallende aan de hype: de overheid trekt zich de plotselinge bezorgdheid aan en ziet ‘de seksualisering van de maatschappij’ als een ‘nieuwe uitdaging in het emancipatieproces’. In de nota Meer kansen voor vrouwen. Emancipatiebeleid 2008-2011 spreekt toenmalig minister Ronald Plasterk van ‘portrettering van meisjes en vrouwen als lustobject, onhaalbare schoonheidsidealen en de toenemende vercommercialisering en seksualisering van het vrouwelijk lichaam in de media’. Hier was in de eerste plaats gedegen onderzoek nodig, vond de minister.
Toen de resultaten daarvan in april 2009 verschenen, bleek dat de onderzoekers – met merkbare tegenzin, aldus Drayer – ‘bij elk gevonden verband vooralsnog moesten concluderen dat we niets kunnen zeggen over “de kip en het ei”. Veroorzaken de media bepaalde gevoelens, gedachten en gedrag, of kiezen jongeren juist die media die aansluiten bij hun eigen visie en behoeften?’ Deze uitkomsten kregen weinig belangstelling en de minister werd er niet door van zijn plannen tot ingrijpen via het onderwijs afgebracht. Er volgde nog een onrustbarend onderzoek, het rapport Grenzeloze generatie van onderzoeksbureau Motivaction, dat door Drayer als het zoveelste vals alarm wordt afgeserveerd.
Ondertussen ontkent Elma Drayer niet dat schoonheidsidealen alles met seks te maken hebben. Alleen, zij tilt er niet zo zwaar aan. In een luchtig gebrachte anecdote over verschil en overeenkomst tussen haarzelf en haar twintigjarige dochter schrijft zij: “Ik zie haar ontharingsijver hoofdschuddend aan. Maar is die een teken van toenemende seksualisering? Van een geperverteerde moraal? Welnee. Mijn dochter is een gehoorzaam kind van haar tijd. Net als ik dat was.” Waarmee zij doelt op de tijd dat zij zelf rondliep in ‘T-shirts en bloesjes waar de tepels onbekommerd doorheen schemerden’.
Nee, waar Drayer zich op haar beurt wel met gepaste zorg en verontwaardiging over verwondert, is dat ‘verkrachting, ook in groepsverband, nog steeds zo onwaarschijnlijk lauw wordt aangepakt’. Vervolgens schetst zij twee voorvallen waarin op een wel heel klassieke wijze op verkrachting wordt gereageerd, namelijk door het slachtoffer te verwijten niet duidelijk genoeg te zijn geweest over haar ongenoegen met de gang van zaken. Het verbaast haar ‘dat over dit soort incidenten nauwelijks deining ontstaat. Ook niet bij vrouwen als Sunny Bergman, Myrthe Hilkens en Stine Jensen, die zich zo druk maken over onze seksuele moraal. Sowieso verbaast het mij dat er in dit debat zo weinig belangstelling is voor de rol van de jongens. Waarom wordt er toch zo exclusief op de meisjes ingezoomd? Waarom moet hen weerbaarheid worden bijgebracht?’
Zij waarschuwt: “Hier ligt immers een oude mythe op de loer. Door zo ijverig op de meisjes in te zoomen onderschrijven zij stilzwijgend de idee dat vrouwen verantwoording dragen voor wat mannen uitspoken. Het is dezelfde ideologie als waarmee de islam het hoofddoekgebod rechtvaardigt.” Waarop zij verheugd constateert dat de overheid dit, blijkens een brief aan de Kamer van staatssecretaris Jet Bussemaker van november 2009, uiteindelijk wel onder de aandacht heeft.
LOVER is benieuwd naar hoe haar lezers het hele debat rond deze thematiek hebben ervaren en of en hoe zij daarin een ‘nieuwe uitdaging in het emancipatieproces’ zien.
Lees ook de nummers twee uit deze serie!