Vorm of vent?

De marketing van etnische identiteit in kunst en cultuur

Garjan Sterk • 1 sep 2010

Hoe zinnig is het dat media zich afvragen waarom een Surinamer klassieke muziek maakt? Verandert de betekenis van een gedicht als je ontdekt dat de maker een migrant is? Garjan Sterk volgt het Nederlandse debat over het omstreden belang van de etnische identiteit van de kunstenaar.

Begin twintigste eeuw woedde er in Nederlandse literaire kringen een discussie over de mate waarin ‘vorm’ of ‘vent’ centraal moesten staan in de kunst.(1) Menno ter Braak en E. du Perron vonden dat een kunstwerk alleen van belang is als het getuigt van maatschappelijk engagement. Zij zetten zich af tegen ‘sierschrijvers’ als Leopold en Martinus Nijhoff. Voor de ‘ventisten’ werd een kunstwerk niet voldoende gelegitimeerd door de opvatting l'art pour l'art: een echte vent staat ergens voor. Hierbij was ‘vent’ niet m/v, want als de kunstenaar een vrouw was – met uitzondering van Henriette Roland Holst – werd dat vrijwel altijd gezien als verklaring voor inhoud en stijl.

Naar aanleiding van de poëzie van Gerrit Achterberg kwam er later in de twintigste eeuw een vergelijkbare discussie op gang. Een belangrijk thema in zijn werk, een niet (meer) bereikbare geliefde, krijgt extra lading als het privéleven van de dichter betrokken wordt bij de interpretatie: Achterberg heeft in 1937 in een vlaag van verstandsverbijstering zijn hospita vermoord. Sommige critici beschouwen Achterbergs gedichten als een verwerking van deze gebeurtenis, volgens andere is de onbereikbare liefde slechts een behandeling van een universeel thema.

In deze gemodificeerde Vorm of Vent-discussie draait het om de mate waarin context een rol speelt bij de interpretatie van een kunstwerk. Kan een kunstwerk juist geïnterpreteerd worden als je niet op de hoogte bent van de ervaringen en visies van de kunstenaar? Of is een kunstwerk autonoom en is de betekenis besloten in het werk.

HANG NAAR EXOTISME
De Vorm of Vent-discussie is nog altijd actueel en tegenwoordig in een etnisch jasje gestoken.‘Allochtone’ schrijvers en beeldend kunstenaars hebben altijd al deel uitgemaakt van de Nederlandse kunst- en cultuurwereld. Het publiek was bekend met het werk van Jan Toorop, met literatuur van Astrid Roemer en Hella Haasse, met muziek van Julian Coco en de Blue Diamonds. Maar pas tijdens de jaren 90 probeerde een grote groep migrantenkinderen, volwassen geworden in Nederland, een plek te veroveren in de culturele sector. Dit leidde tot nieuwe vragen: is de etniciteit van de kunstenaar een relevante factor? Is een theatervoorstelling van bijvoorbeeld Surinamers anders dan een voorstelling van autochtone Nederlanders? Verandert een tekst van betekenis als je ontdekt dat de dichter een Iraanse vluchteling is en niet geboren in Zwolle? En wat als een schrijver Marokkaanse ouders heeft, maar opgroeide in Rotterdam?

Deze nieuwe invulling van de Vorm of Vent-discussie werd uitgebreid met de discussie over de kwaliteitscriteria in de Westerse kunstsector. Zijn deze wel toereikend om kunst uit andere delen van de wereld én van mensen in de diaspora (arbeidsmigranten, vluchtelingen, mensen uit de voormalige koloniën) te kunnen beoordelen? Niet zelden werd het werk van deze kunstenaars vooral beschouwd als kunstuitingen die bedoeld waren om ‘hun eigen gemeenschap’ te bedienen.

In recensies werden producties, van onder andere Rufus Collins, Maarten van Hinte en Marjorie Boston, niet beoordeeld op hun artistieke kwaliteiten, maar op hun mogelijk sociaal-maatschappelijke effecten. Het ging niet over schoonheid, visie of engagement, maar om de vraag: wat leren wij over de multiculturele samenleving? Het verzet kwam vanuit geëngageerde theatergroepen als DNA en Made in da Shade eind jaren negentig. Ze wilden niet langer betaald worden uit welzijnspotjes, maar volwaardig deelnemen aan de culturele sector. Migrantenkunstenaars namen deel aan het publieke debat en problematiseerden elk aspect van de Nederlandse kunst- en cultuursector: van de eenzijdige samenstelling van culturele besturen tot het programmeerbeleid van podia, van opleidingen die geen aandacht besteden aan tradities in niet-westerse kunst tot de hang naar exotisme bij delen van het publiek.

PIJNLIJKE SITUATIES
In het afgelopen decennium veranderde ook de visie van het publiek: kunstuitingen van migranten zijn niet alleen voor ‘hun gemeenschap’ van belang, maar verrijken de Nederlandse cultuur. Kunstenaars met een migrantenachtergrond worden nu geprezen om hun andere, soms scherpere blik op de Nederlandse samenleving. Hun ervaringsdeskundigheid met andere muzikale tradities leidde tot de muziekstroming die de naam fusion kreeg. De voormalige taalachterstand werd een bron van taalvernieuwing en herontdekking van betekenissen die in de loop van de tijd verloren waren gegaan.

Binnen dit kader is het noemen van de etniciteit van de kunstenaar of artiest niet helemaal onterecht. Toch blijft het ongemakkelijk als een blueszangeres, die al jaren in Amsterdam woont, aangekondigd wordt als ‘African-American’, of als de bloemrijke taal van Hafid Bouazza, die zich nadrukkelijk verwant voelt met de Tachtigers, in verband wordt gebracht met zijn Marokkaanse afkomst en de Arabische poezië. De grens tussen authenticiteit en stereotypering is echt flinterdun. Het kan tot pijnlijke situaties leiden als de relatie met de persoon zelf en niet met de artistieke uiting gelegd wordt. En dit gebeurt helaas steeds vaker.

MADAME BOVARY
Zo mocht ruim twee jaar terug de cellist Steven Bourne als net verkozen ‘Jonge Musicus van het Jaar’ bij Pauw & Witteman aanschuiven en kreeg hij van Witteman de vraag: ‘In Suriname is er, naar wij weten, niet veel belangstelling voor Westerse klassieke muziek. Hoe is dat bij jou zo gekomen?’. Witteman is op zoek naar de mens achter de cellist, maar hij activeert ook een oud stereotype beeld van trommelende negertjes. Hij had beter naar de persoonlijke motivatie van Bourne kunnen vragen. ‘Surinaams’ en ‘klassieke muziek’ is een combinatie die net zo min vanzelfsprekend is als ‘jong’ en ‘klassieke muziek’. Het ongemak dat de relatie tussen etniciteit en kunst soms teweegbrengt, is alleen op te lossen door de kunstenaar of artiest de ruimte te geven om zelf te vertellen over het werk en zijn persoon.

Twee jaar later is Bourne te gast bij Kunststof TV. Ondanks de verscheidenheid van de tafelgasten – drie vrouwen en twee mannen, maar ook: drie actrices, een musicus en een schrijver, of: drie allochtonen en twee autochtonen – wordt de etnische achtergrond van de gesprekspartners niet eenmaal genoemd. Kunststof TV (2) is dan ook een programma over kunst en de functie van kunst, en niet over de mens achter de kunstenaar. Toch slaagt ook dit programma er niet altijd in om een werk onbevooroordeeld door kennis over de maker te bespreken. Afgelopen winter was Yasmine Allas te gast bij Kunststof TV om te spreken over haar roman. Voor een documentaireserie van de IKON ging Allas na vele jaren weer terug naar haar geboorteland Somalië. Daar raakte ze tamelijk overstuur: ze vond niets terug van haar jeugd en haar herinneringen waren mooier dan de werkelijkheid. Ze nam haar toevlucht tot de verbeelding en besloot ter plekke dat ze een boek moest schrijven. Als presentator Joost Karhof tijdens het gesprek over Een nagelaten verhaal de ik-persoon laat samenvallen met de schrijfster, onderbreekt Yasmine Allas hem. Het personage heeft weliswaar een aantal vergelijkbare ervaringen en is voortgekomen uit de persoonlijke urgentie een verhaal te vertellen, maar het personage is níet Yasmine Allas.

Vorm of vent, that is the question, zeker als het gaat om de relevantie van de etnische identiteit van de kunstenaar voor de betekenis van een werk. De ik-persoon uit haar roman is niet Yasmine Allas, maar zonder de persoonlijke geschiedenis van Yasmine Allas was dit personage niet tot leven gewekt. Het is dus heel verleidelijk om een verband te veronderstellen met de etniciteit van de auteur. Maar waarom zou etniciteit een afdoende verklaring zijn voor een verhaal of personage en andere categorieën niet? Madame Bovary is tenslotte niet minder geloofwaardig omdat ze voortkomt uit een mannelijke verbeelding.

Garjan Sterk is zelfstandig onderzoeker en adviseur op het gebied van diversiteit, cultuur en media.

Noten:

1 De dichter J.C Bloem schreef in 1932 het essay Vorm of Vent, waarmee deze discussie haar naam kreeg. Bloem had voor beide standpunten begrip en betrok geen van beide posities.

2 http://www.nps.nl/page/programma/3769/kunststoftv.


Beeld bij dit artikel is van Farida Laan.