Waarom de rede niet mag zwijgen
Er is een reden waarom het doelwit van de aanslagen van gisteravond een bolwerk van jong, progressief Frankrijk was, een gebied waar etniciteiten samenkomen. Voor wie oorlog wil, is niet de directe tegenstander het gevaar, dat zijn de bruggenbouwers, degenen die de vrede zoeken.
Het is de dag na het bloedbad in Parijs en mijn bewondering voor vrienden die ook vandaag nog moedig de haatbrigades bestrijden is groot. Die strijdvaardigheid heb ik, LOVER-redacteur van dienst Natasja, vandaag even niet. Ik gaf één reactie, op iemand die meer wapens als het enige antwoord op wapens zag: 'Bewapen ons allemaal!' - en het niet kon velen dat ik haar erop wees dat twee wapens in de handen van twee tegenstanders alleen maar twee schietschijven oplevert. Ze verwijderde haar reactie voordat ik weer kon reageren en ik vroeg me af waarom ik het probeerde. Zulke mensen zijn niet gevoelig voor de rede, en al helemaal vandaag niet. Ze voelen zich gerechtvaardigd in hun oorlogszucht.
Maar in alle historische conflicten zijn de gematigden en ruimdenkenden altijd het eerste doelwit - maar dat wil niet zeggen dat deze stemmen daarom stil mogen blijven, merkte een vriend van mij zeer terecht op. De rede mag niét zwijgen, hoeveel oorlogszucht er ook op haar wordt afgevuurd. Houd het hoofd koel, informeer jezelf, blijf kritisch denken, blijf bruggen bouwen en de vrede bepleiten. Geef niet toe aan de hysterie. Nog tijdens de aanslagen – de gijzeling in concertzaal Le Bataclan was zelfs nog gaande – ging er in Calais een asielzoekerscentrum in vlammen op. Maar de vluchtelingen zijn niet de reden voor de aanslagen, de aanslagen zijn de reden voor de vluchtelingen. Zij hebben dezelfde vijand als wij: terreur. Maar de angst mag niet winnen. Die kosten zijn te hoog: het versterkt extremisme aan beide zijden en veroorzaakt nog zo onnoemelijk veel méér menselijk leed. Als we dat willen voorkomen blijft zelfreflectie dan ook bittere noodzaak. En in die gedachte geef ik nu het woord aan mijn LOVER-collega Eva M. Verbeek, die eerder vandaag zo trefzeker verwoordde waarom we onze mond niet mogen houden.
*****
Ongeveer twintig jaar geleden overleed mijn streng gereformeerde opa. Ik was 11 jaar oud, en wist weinig van mijn opa behalve dat het geen aardige man was geweest. Nu was hij dood, en ik zat met mijn - veelal oudere - neven en nichten in een zijkamer van het huis van opa en oma in een cirkel een plakkerig stukje cake weg te werken. We kletsten wat, ik weet niet meer waarover. Ik moest lachen, waarom weet ik ook niet meer. "Opa is dood. Je mag niet lachen", zei mijn oudere neef streng. Ook mijn neef was geen aardige jongen. En nu, op de dag dat mijn opa werd begraven, vond hij eindelijk weer een reden om mij en iedereen van wie hij vond dat het nodig was de mond te snoeren. Terwijl het onderwerp van gesprek niet eens mijn opa was geweest. Het is een klassieke dooddoener waar je niets tegenin kan brengen. Doe x niet, want er is iemand dood. Poep niet, want er is iemand dood, kom niet klaar, want er is iemand dood, en geniet vooral niet van je kopje koffie want er is iemand dood. Zo lijkt het ook na nationale en internationale rampen te gaan.
Je kritische blik, over wat dan ook, moet even op pauze, want durf je wel? Er zijn ergere dingen aan de hand, er zijn mensen dood. Nou weet je wat, er gaan verdomme elke dag mensen dood waar jij je nooit om bekommert, omdat ze niet in de buurt wonen, of omdat ze een religie aanhangen die jij bespottelijk vindt, of omdat je het irrationele idee hebt dat die mensen er wel om gevraagd zullen hebben. Er worden elke dag onschuldige mensen op brute wijze afgeslacht (dat maakt een nieuwe nationale of internationale ramp overigens niet minder erg), er worden elke dag mensen onderdrukt, uitgebuit, en daar maken wij ons druk om terwijl jij je tweede biertje tijdens de vrimibo aan het bestellen bent. Dus nee, we houden niet even ons mond, we gaan door, want met een kritiekloze houding en woorden inslikken is de wereld nooit beter geworden.
Beeld: cartoonist Simon laat zien waarom satire niet grappig hoeft te zijn. Het hoeft alleen maar raak te zijn.