Waarom zijn we niet meer solidair met werksters?

De onmisbaarheid van zorg

Saskia Poldervaart • 1 jun 2010

Zelfverklaarde feministen staan voorop om de werkster te verwelkomen als dé mogelijkheid om die felbegeerde carrière met een schoon huis te combineren. En dat voor maar een paar euro's per uur. Dus wat let je? Maar waar blijft dan ons feministisch streven naar gelijkwaardigheid van zorg, vraagt Saskia Poldervaart zich af. Gebruiken we stiekem de rug van de werkster om bij het glazen plafond in de buurt te komen?

Na in de jaren zeventig actief mee gediscussieerd te hebben over het belang van huishoudelijk werk in het 'huishoudelijke arbeiddebat' 1, merkte ik tot mijn verbazing dat tegenwoordig bijna al mijn feministische collegaís en vrienden een werkster hebben die ze gemiddeld een tiende betalen van hun eigen uurloon. Ik was helemaal geschokt toen Heleen Mees in een van haar columns in het NRC schreef over het huishouden als ëlaagwaardige arbeidí. Ik protesteer tegen het neerkijken op zorgarbeid. Ik zal niet snel stellen dat niemand een werk(st)er mag nemen, of beweren dat je met iedere vrouw solidair moet zijn 2, maar ik maak me wel zorgen over een situatie waarin er zo hiÎrarchisch over huishoudelijk werk wordt gedacht. Hoe komt het toch dat de meeste mensen in het Westen denken dat een hoogopgeleide vrouw haar eigen WC niet (meer) kan schrobben (laat staan een hoger opgeleide man) maar dat 'we' daarvoor 'anderen' nodig hebben? Hebben we voor niets zo lang gediscussieerd over de onmisbaarheid van huishoudelijk werk voor het in stand houden van de maatschappij, werk dat net zo belangrijk is als het produceren van goederen? Blijkbaar zijn we, feministen van de tweede golf, ook de feministische zorgtheorieën van de jaren 80 en 90 vergeten die ons leerden dat zorg te maken heeft met moraal en politiek, en dat huishoudelijke arbeid een onderdeel van zorg vormt. Of negeren we misschien opzettelijk de betekenis van dit gedachtegoed bij het nemen van een werk(st)er?

Mannelijk waardensysteem

Het huishoudelijke arbeiddebat van zoín veertig jaar geleden maakte duidelijk dat huishoudelijke arbeid onmisbaar is voor de instandhouding van de mannelijke werkende bevolking. De hierna langdurig gevoerde discussie over 'loon voor huishoudelijke arbeid' leidde tot de conclusie dat salaris voor huisvrouwen veel nadelen had (zoals de arbeidsdeling tussen de seksen: niet alle vrouwen willen 'alleen' huisvrouw zijn, maar ook heft zo'n loon het isolement en het dienstbaar zijn voor anderen van het huisvrouwenbestaan niet op)3. In de jaren tachtig werd de theorie van Carol Gilligan over zorg door velen omarmd. Zij stelde dat zorg in de maatschappij ondergewaardeerd wordt door de dominantie van het mannelijk waardesysteem. Volgens Gilligan denken en handelen vrouwen vanuit een zorgzaamheidsethiek (vanuit persoonlijke betrokkenheid) en mannen vanuit een rechtvaardigheidsethiek (vanuit regels en wetten). Deze theorie creÎert zo een tegenstelling tussen zorg en rechtvaardigheid, en tussen vrouwelijkheid en mannelijkheid. Hoewel Gilligan terecht het simpele idee van 'gelijkheid' bekritiseert omdat daarbij de betaalde arbeid van mannen de norm wordt, kan de wereld niet verdeeld worden in vrouwen en mannen met een daarbij behorende ethiek. Dit vlakt de rol uit van andere positioneringen zoals klasse, etniciteit, opleiding en noem maar op.

In het westerse denken bestaat er nauwelijks theoretische aandacht voor zorg, juist omdat in dit denken de rationele autonome man versus de afhankelijke zorgende vrouw als uitgangspunt is genomen. Het huishoudelijke arbeiddebat en Gilligan hebben het maatschappelijk belang van zorg en specifieker, het huishouden aangetoond. Joan Tronto bracht in 1993 het debat over het politieke belang van zorgethiek nog een stap verder met de publicatie van Moral Boundaries, A Political Argument for an Ethic of Care, waarin ze het denken in opposities oversteeg.4 Met haar definitie van zorg als ëeen activiteit die alles omvat wat we doen om onze wereld in stand te houden, voort te zetten en te corrigeren, zodat we er zo goed mogelijk in kunnen levení toont zij niet alleen de onmisbaarheid van zorg, maar ook dat iedereen zorgtaken kan uitvoeren. Bij zorg gaat het ook om hoe mensen met elkaar omgaan en dit bepaalt voor een groot deel de kwaliteit van het leven. Iedereen heeft te maken met zorg. Zorg is niet alleen gericht op zichzelf, want mensen zijn altijd afhankelijk van elkaar. Volgens Tronto gaat het in het zorgproces om arbeid, om de identiteit van mannen en vrouwen, om de moraal (goede zorg vereist aandacht, inlevingsvermogen, het relativeren van eigen belangen) en om politiek. Zij pleit voor een zorgethiek waarin wordt aangegeven hoe onze huidige morele en politieke theorieÎn werken om de ongelijkheden in macht en privileges te handhaven en 'anderen' (vrouwen, maar ook al of niet gekleurde mannelijke bedienden en arbeiders) die het verzorgende werk uitvoeren, degraderen.

De laatste tien jaar zijn er in de globaliseringsdiscussie publicaties verschenen over de domestic workers en over de organisatie van deze huishoudelijke werksters (met name de Philipijnse).5 Hierin wordt benadrukt dat het bij globalisering om veel meer gaat dan economische verhoudingen en bij zorgarbeid om meer dan sekse. Thera van Osch, van de Stichting voor Zorgeconomie, integreert de globaliseringsdiscussie in het denken over westerse zorgarbeid en concentreert zich in eerste instantie op de economische aspecten van onbetaalde zorgarbeid. Volgens haar is deze arbeid van vitaal belang voor de samenleving. Het is de basis en ook de grootste sector van de economie: van het totale arbeidsvolume in Nederland is momenteel circa 51% onbetaald en 49% betaald.6 Osch laat zien dat onbetaalde arbeid gedeeltelijk vervangen kan worden door betaalde arbeid, maar dat een groot deel moeilijk of niet vervangbaar is omdat er menselijke waardes aan vastzitten die niet te koop zijn op de arbeidsmarkt. Denk maar aan het geven van ouder-kind liefde, aan het gezellig maken van je huis, aan het vieren van verjaardagen van familieleden. Deze intrinsieke waarde van zorgarbeid is onmogelijk in geld uit te drukken. Osch pleit dan ook voor een gezonde balans tussen betaalde en onbetaalde arbeid voor iedereen.

Advocaten

Vinden we bovenstaande theorieÎn nu terug in het huidige debat over zorg? Sterker nog, kunnen we wel over een debat spreken nu het eerder lijkt te gaan om het uitbesteden van zoveel mogelijk zorgarbeid via werksters of nannies zodat we dit werk kunnen negeren? Trontoís pleidooi voor de (politieke) erkenning van het belang van zorg lijkt in het dominante feministische vertoog overspoeld te worden door de discussie over het glazen plafond. In deze discussie lijkt de positie van lager opgeleide vrouwen (en mannen) die nooit in de buurt van het glazen plafond komen, gemakkelijk over het hoofd gezien. Dat zorgarbeid onmisbaar is voor elke man en vrouw wordt geheel vergeten. Het is geen ëlaagwaardige arbeidí zoals de gelijkheidsfeministe Heleen Mees stelt, integendeel: deze arbeid is meer van nut dan de arbeid die zij als ëhoogwaardigí omschrijft zoals het werk van advocaten. Door zorgarbeid zo te degraderen blijft de machtsongelijkheid tussen vrouwen onderling gehandhaafd, leren mensen niet hoe ze zichzelf en hun omgeving moeten verzorgen, wordt genegeerd dat zorg ook met moraal te maken heeft en blijft het verzorgende werk als minderwaardig werk beschouwd worden.7

Vlieger

In mijn visie is het geheel uitbesteden van zorg, waar feministen die alleen streven naar seksegelijkheid zo vurig voor pleiten, niet alleen onmogelijk (niet alle zorgarbeid is te omschrijven of in geld uit te drukken), maar ook onwenselijk als je denkt aan sociale omgang binnen een gezin. Net zoals de Raad voor het Jeugdbeleid in 1995 voorstelde, wil ik een pleidooi houden dat ieder kind drie dingen leert: economische zelfstandigheid (dat is iets anders dan alleen het najagen van een carriËre), zorgzelfstandigheid (iedereen zou zichzelf en anderen moeten kunnen verzorgen) en maatschappelijke betrokkenheid (er is meer dan alleen je eigen huis, gezin, familie en werk). Door het nemen van een werkster komt de zorgzelfstandigheid van eventuele partner en kinderen al snel in de knel: de werkster (of werker) ruimt de rommel wel op! Maar waarom zouden hoog opgeleide mannen en vrouwen hun eigen vloer niet meer kunnen dweilen? Waarom zouden we op dit onmisbare werk neerkijken?

Daarnaast wordt door de uitbesteding van het huishouden de ongelijke taakverdeling tussen de seksen versterkt. Zoals een feministische collega vertelde: 'Sinds ik een werkster heb is de strijd met vriendlief over de taakverdeling gestopt. Als ik over de taakverdeling begin verwijst hij naar de werkster.' Bovendien is het mijn ervaring dat, als mannen net als vrouwen het huishouden en kinderen verzorgen, ze aardigere mensen worden. Helemaal als het gaat om het verlenen van zorg aan anderen. Hiermee ontwikkelen en praktiseren mensen morele capaciteiten als aandachtigheid, compassie en onderlinge betrokkenheid.8

Als je dan toch huishoudelijke arbeid of andere zorgarbeid wilt uitbesteden, dan zou je dit werk goed moeten belonen. En met goed bedoel ik dat je je eigen uurloon als richtlijn neemt. Dan pas erken je het belang van deze soort arbeid. Zie je het uitbesteden van het huishouden als een nobel streven om illegalen aan het werk te helpen? Die vlieger gaat enkel op als je hen ook goed betaalt en je je ook betrokken met je werk(st)er gaat voelen door bijvoorbeeld te pogen iets aan haar of zijn illegale status te verbeteren. Helaas ken ik ook de verhalen waarbij de feministische werkgeefster haar (illegale) werkster zoveel mogelijk vermijdt omdat zij geen enkele connectie met haar voelt of wil voelen. Maar zijn we dan niet heel ver van het begin van de tweede feministische golf afgedwaald? Waar blijft dan het feministische streven naar gelijkwaardigheid en betrokkenheid?

Handen uitsteken

Kortom: Het uitbesteden van zorg moeten we niet als iets feministisch zien. Eerder het tegendeel, omdat we tot nu toe deze zorg alleen laten verrichten door vrouwen (of mannen) die we weinig betalen. Daarnaast tonen we meestal weinig interesse in zowel de persoon die het uitvoert als in het werk dat het inhoudt. Hierdoor degraderen we het huishouden tot slecht betaalde dienstverlening, waarmee we verder zo weinig mogelijk te maken willen hebben. Zo blijven we gevangen in het dominante, alleen op eigen belang gerichte waardesysteem, waarbij alles draait om de economie en de intrinsieke waarde van zorg wordt vergeten. Feminisme is meer dan de strijd tussen de seksen, het gaat ook om andere ongelijkheden. Laten we dus solidair zijn met onze werk(st)ers (als we die hebben) door hen goed te betalen en het belang van hun werk ook aan onze eventuele partner en kinderen duidelijk te maken door deze zelf ook eens hun handen te laten uitsteken.

 

Notos 

 

Een Comedyhuis productie: www.comedyhuis.nl

Met: Soula Notos en Esther-Clair Sasabone

Foto's: Jeroen Pater Idee: Soula Notos

 

NOTEN

1 Zie voor dit debat onder meer: Anja Meulenbelt: 'De ekonomie van de koesterende functie', in Te Elfder Ure 20, Feminisme I, Nijmegen, SUN, 1975, p. 638-675.

2 Zie voor een kritiek op simplistische tegenstellingen en solidariteiten het Tijdschrift voor Genderstudies, nr. 4, jrg.12, 2009.

3 Zie Saskia Grotenhuis: 'Loon voor huishoudelijke arbeid?', in Socialisties-Feministiese Teksten 4, 1980, p. 126-153.,

4 Joan C. Tronto, Moral Boundaries. A Political Argument for an Ethic of Care, New York 1993.

5 Zie onder meer Marianne H. Marchand and Anne Sisson Runyan: Gender and Global Restructuring. Sightings, Sites and Resistances London, Routledge, 2000. Vaak wordt er een onderscheid gemaakt tussen Globalisering I en II, waarbij de eerste de economische en de tweede globalisering al het werk van de nannies, schoonmakers, sekswerkers et cetera betreffen van de niet-westerse mensen voor de westerse gezinnen en mannen. Opmerkelijk is, zo wordt geconstateerd, dat globalisering II bijna geheel wordt genegeerd in de westerse, dominante, neoliberale globaliseringsdiscussie.

6 Zie www.zorgeconomie.org

7 Als positief punt van het uitbesteden van huishoudelijk werk noemt men soms dat als zorgarbeid betaald wordt, het ook een hoger aanzien heeft. Maar dat is dus niet het geval als men het als ëlaagwaardige arbeidí blijft beschouwen waar je als hoogopgeleide vrouw maar beter ver weg van moet blijven.

8 Selma Sevenhuijsen: De zorg van het emancipatiebeleid. Een benadering vanuit de zorgethiek. Brochure Universiteit van Utrecht, Nederlands Genootschap voor Vrouwenstudies (NGV), 2001, p. 42. Deze morele capaciteiten gelden natuurlijk vooral voor de andere aspecten van zorg en niet zozeer voor het schoonmaken, maar vergis je niet in de trots die schoonmaak(st)ers in het goed uitvoeren van hun werk ervaren! Terwijl het uitbesteden van de zorg voor kinderen met argusogen wordt bekeken, wordt het uitbesteden van het schoonmaakwerk normaal of zelfs wenselijk gevonden. Maar schoonmaakwerk blijft een onderdeel van zorg.

 

Illustratie bovenaan: Lisa van Winsen