weigerambtenarenbillen

Janiek Kistemaker • 16 okt 2011

"Als verpleegkundige/verzorgende heb ik als uitgangspunt dat iedere zorgvrager recht heeft op zorg.

Dat betekent met name

• dat etnische afkomst, nationaliteit, cultuur, leeftijd, geslacht, seksuele geaardheid, ras, geloof, levensbeschouwing, politieke overtuiging, sociaaleconomische status, lichamelijke of verstandelijke beperking, aard van de gezondheidsproblemen, levensstijl niet van belang zijn voor de vraag of iemand zorg krijgt

• dat ik iedere zorgvrager en zijn naasten met hetzelfde respect tegemoet treed."

Dat las ik vanmorgen in de Nationale Beroepscode voor Verpleegkundigen en Verzorgenden. Vlak voor mij op de houten vloer lag mijn zaterdagkrant, Trouw, met op de voorpagina het bericht dat het huidige kabinet zich achter de zogeheten ‘weigerambtenaren’ opstelt. En opeens werd ik bestormd door allerlei vragen. Ethische vragen.

Als dienstverlening zonder aanzien des persoons zozeer een basisgegeven is voor de beroepsuitoefening in mijn professie, hoe kan het dan dat het voor ambtenaren niet even vanzelfsprekend zou gelden? Goed, ook de geciteerde beroepscode voorziet in “gewetensbezwaren” die ingegeven zouden kunnen zijn door iemands levensovertuiging. Maar die gelden voor het uitvoeren van “bepaalde handelingen”, niet het uitsluiten van bepaalde mensen. Bovendien moet een dergelijke beperking ten aanzien van de beroepsuitoefening bij het aangaan van het dienstverband gemeld worden, wat impliceert dat het in de beoordeling van geschiktheid meegewogen zal worden.

Trouwens: hoe zit het eigenlijk met dat geweten? Het is een ervaringsfeit dat een bepaalde gewetensnood niet vanzelf gegeven is met een bepaalde geloofsovertuiging. Exegetisch zie ik op dit punt geen grond voor het plaatsen van eigen normen en waarden boven het uitvoeren van je taak als ambtenaar. Men geve de keizer wat des keizers is, want het koninkrijk Gods is niet van deze wereld. Het geweten is toch een individuele aangelegenheid? Ik stel mij daarbij bovendien iets heldhaftigs voor: “Hier sta ik en ik kan niet anders.”
Voor mijn geestesoog vliegen de bovenste overhemdsknoopjes reeds alle kanten op, terwijl de borst wordt ontbloot en de ziel zich voorbereidt op het komende martelaarschap. Zijn onze steile calvinisten dan zo laf geworden dat ze door de overheid in bescherming genomen willen worden tegen hun eigen heldendom? Zou het niet veel eerlijker zijn de eer aan zichzelf te houden en te concluderen dat hun geweten hen voor bepaalde beroepen ongeschikt maakt?

En die overheid, waar leent die zich voor in dit geval? Terwijl het haar taak is de gelijkheid van alle burgers voor de wet te waarborgen, geeft zij een signaal af dat dit niet opgaat zodra mensen van gelijk geslacht met elkaar in het huwelijk willen treden. Alsof het dan niet om een huwelijk als alle andere gaat, maar om een - excusez le mot – “homohuwelijk”.

Tenslotte vraag ik mij af wat er zou gebeuren als ik morgen opeens weigerde de billen van die gereformeerde oude heer te wassen, die mijn mannelijke collegae niet aan zijn lijf wil hebben omdat hij “geen poot is”. Is zoiets niet simpelweg disfunctioneren? Terecht is het dan in de eerste plaats aan mijn leidinggevende om daar samen met mij een oplossing voor te zoeken. Maar zou het uiteindelijk een kwestie van nationaal belang zijn, als het mij de verlenging van mijn contract zou kosten? Ik verwacht het niet. Daarom krijg ik mijn hoofd er niet omheen dat het disfunctioneren van discriminerende ambtenaren wel een politieke kwestie zou moeten zijn, die de voorpagina van mijn krant haalt.

Gelukkig ben ik zelf zeer gewetenloos: ik was alle billen, gelovige billen en agnostische billen, homofiele billen en homofobe billen, rechtse billen en linkse billen. Zelfs weigerambtenarenbillen.