Wij vinden vrouwen echt heel tof, hÈ

Nikki Dekker • 18 sep 2011

‘En het mooiste is,’ besloot ik mijn “vertoog over Brett Easton Ellis’ American Psycho”, ‘dat precies die vrouwen, die Ellis ongeschikt vindt voor het medium film, dat die vrouwen vervolgens zijn boek verfilmen. En dat elke grap die de film dragelijk maakt, het idee was van de regisseuses. Die grappen komen überhaupt niet voor in het boek! Dat is toch fantastisch!’ Het is even stil en dan vraagt één van mijn vrienden, Alex; ‘Jij vindt vrouwen echt heel tof hè?’

Gezien het feit dat ik mezelf als vrouw identificeer ben ik natuurlijk lichtelijk bevooroordeeld. Maar ja, Alex’ opmerking sloeg de spijker op zijn kop en markeerde precies wat het fundament is van mijn persoonlijke feminisme. Hoewel feministen allemaal deel uitmaken van dezelfde beweging, bewegen we ons binnen de groep wel degelijk in verschillende richtingen. Wat mij motiveert als feminist, de filosofie die ik propageer en in het dagelijks leven tracht te praktiseren, is dat ik vrouwen echt heel tof vind.

Zijn mannen dan niet tof? Natuurlijk wel, waarschijnlijk zelfs net zo tof als vrouwen. Maar het is moeilijk te zien, omdat ze al continu een aura van ‘tofheid’ om zich heen dragen. Het is algemeen geaccepteerd dat mannen leuk, succesvol, interessant en ondernemend zijn – terwijl vrouwen in de collectieve beeldvorming toch eerder als mooi, zorgzaam, bitchy en emotioneel voorkomen. Deze generaliseringen zijn wellicht achterhaald en uitgespeeld, maar ook nog steeds alom aanwezig. Wanneer twee vrouwen een mislukt boek tot een meesterfilm weten om te bouwen, is dat een nieuwe overwinning voor alle vrouwen: zie je wel, we zijn wel getalenteerd, succesvol en grappig.

 

 

Oh, zijn vrouwen dan grappig? Marja Pruis vroeg het zich af in nummer 33 van de Groene Amsterdammer. In haar artikel gaat ze in op de verschillende contexten en connotaties van humor, zoals het verwerven van een partner, de macht grijpen en jezelf voor schut zetten. Pruis benadrukt de rol van cultuur: waar mannen getraind worden om grappen te maken, hebben ‘vrouwen er een levenslange scholing op […] zitten om beleefd te lachen om die mannen.’ Als we ervan uitgaan dat vrouwen eeuwenlang hebben moeten vechten om de beste mannen, is het heel begrijpelijk dat ze veel om de mannen lachten om hen te bekoren en nauwelijks om elkaar. Wanneer je om iemand lacht, erken je namelijk dat diegene leuk is. En die erkenning, die onderlinge bewondering, past niet in de klassieke vrouw-verhoudingen van competitie en afgunst.

Vrouwen concurreren misschien nog steeds om (de leukste) mannen, maar die concurrentie draait gelukkig niet meer om inkomen en leefzekerheid – enkel om seksuele voorkeur en partnerselectie. Toch leven we nog grotendeels in een cultuur waarin mannen de grappen maken en vrouwen erom lachen. Ook dit heeft veel te maken met conditionering: wanneer we zelf worden aangeleerd om beleefd, vriendelijk en rustig te zijn, zullen we andere vrouwen aan de hand van  diezelfde maatstaf beoordelen. Als een man luidruchtig de aandacht trekt, lachen we aldus vriendelijk, maar wanneer een vrouw hetzelfde doet, denken we ‘stel je niet zo aan, doe eens rustig, houd je mond – gedraag je als een dame’.

Marja Pruis suggereert dat vrouwen niet grappig zijn omdat ze zichzelf niet ten schande willen maken – ik vermoed dat vrouwen niet grappig gevonden worden omdat men het niet toelaat dat ze zichzelf ten schande maken.

Deze vorm van genderongelijkheid is verschrikkelijk zonde. De enige manier om een dergelijke zelfbeperking machteloos te maken, is door erom te lachen. Door ronduit te zeggen: ik vind deze vrouw grappig. Ik vind die vrouw leuk. Ik vind vrouwen echt heel tof. Het “bewuste besluit om vrouwen leuk te vinden” ook wanneer we ons enigszins ongemakkelijk voelen, of niet dezelfde overtuigingen delen, is niet alleen politiek en feministisch, maar ook gewoon hartstikke gezellig. Zo valt er nog eens iets te lachen.