#zeghet: keuzes op basis van angst
Ik was precies vier weken 13 jaar oud. Ik weet nog precies welke kleren ik droeg. Ik zat in de brugklas en fietste over de Veluwse heide terug naar huis in een vormloos wijd wit T-shirt en groene wijde korte broek. Ik had al borsten en was al ruim anderhalf jaar ongesteld, maar nog volop in de ontkenningsfase. Mijn vrouwelijke lichaam voelde nog niet van mij. Ik fietste over een kronkelig paadje waardoor ik de groep witte Hollandse jongens al van ver zag aankomen.
Ik kende ze. Een van hen had op dezelfde basisschool gezeten en ik was regelmatig door hem en zijn oudere, vaak erg agressieve vrienden lastiggevallen. Dit schooljaar had ik ze al een paar keer met moeite ontweken. Een week of wat geleden hadden ze me zelfs de halve weg naar huis achtervolgd en me bijna van mijn fiets getrapt. Dus toen ik ze zag aankomen, voorzag ik al problemen.
Ik reed de bosjes in en probeerde me te verstoppen, maar ik was te laat, ze hadden me al gezien. Ze stapten van hun fiets af en grapten dat ik me vast aan het vingeren was. ‘Nu gaan we je verkrachten,’ zei een van de jongens. ‘Jij bent zo’n vuile Spanjaard hè met je dikke Spaanse tieten,’ zei de ander. ‘Nou, kom op, kleed je maar uit,’ zei de derde. De rest ging allemaal heel snel. Ik weet nog dat ik verstijfde en verbaasd dacht: ‘Maar dit gebeurt alleen op tv.’ Ze trokken mijn broek ruw naar beneden en grepen naar mijn borsten en mijn kruis, met al mijn kracht sloeg ik keer op keer hun handen weg. Een van de jongens werd agressiever, boos dat ik zijn handen weg sloeg, en probeerde al mijn kleding uit te krijgen. De jongen die ik van de basisschool kende, riep iets als ‘Laat die hoer maar gaan’ en weerhield hem van verder gaan. Uiteindelijk lieten ze me gaan. Ze riepen me nog spottend na dat ik maar aangifte moest doen van aanranding.
Tijdens de rest van de weg naar huis was mijn eerste gevoel schaamte. Het voornemen dat ik dit nóóit, maar dan ook nóóit, aan iemand zou vertellen. Maar meteen moest ik denken aan wat mijn moeder mij enige tijd eerder nadrukkelijk had verteld. Dat veel meisjes en vrouwen zich schamen na zo’n ervaring en het aan niemand durven vertellen, maar dat je dat juist wel moet doen. Ik weet nog dat ik dat niet snapte. Waarom zou je je schamen voor iets wat een ander doet? Maar nu snapte ik het, en hoewel ik het op dat moment liever gewoon wilde vergeten, heb ik het toch meteen aan mijn moeder verteld. Die reageerde heel alert en zei dat ik vooral niet moest ophouden met huilen en vooral de situatie niet moest afzwakken tegen de politie. Ze heeft me direct meegenomen naar het politiebureau.
Ik kende maar één van mijn drie aanvallers, maar de namen van de andere twee heb ik ook onthouden. De politie wist meteen wie ik bedoelde en mijn aanklacht werd meteen uiterst serieus genomen. Alle drie kregen ze een bezoek van de politie, met als resultaat dat ze nooit meer mijn richting op durfden te kijken. Dat was het goede nieuws. Maar de volgende dag wist de hele school wat er was gebeurd, terwijl die drie jongens helemaal niet naar mijn school gingen. Ik werd - door zowel jongens als meisjes - nageroepen en aangesproken: ‘Tss, ben jij naar de politie gegaan en heb je gezegd dat je bent aangerand? Je liégt! Kuthoer!’ Ik was een ziekelijke leugenaar, volgens hen, en ik moest dood, enzovoorts. (Een paar jaar later bood één van die meisjes haar oprechte excuses hiervoor aan en dat waardeer ik nog steeds enorm.)
Zo ging het een paar dagen, of zelfs weken door, ik weet het niet meer precies hoe lang. Daarna was iedereen het snel vergeten. Alleen ik niet. Ik durfde niet meer naar publieke evenementen. Op de fiets verstopte ik mijn vlecht onder mijn jas, wegens te herkenbaar. En toen ik een van die jongens twee jaar later tegenkwam op de jaarlijkse braderie, liet ik abrupt alles uit mijn handen vallen. Ik was verlamd. Mijn zus heeft wel eens geopperd dat het maar ‘jongetjes’ waren en dat ik me niet moest aanstellen. Dat deed uiteraard pijn, want mijn ervaring voelde wel degelijk echt bedreigend. Ik was bovendien ook nog maar 13 jaar oud. Wat mijn zus zich nooit heeft gerealiseerd, is dat leeftijd geen rol speelt bij seksueel geweld, alleen een machtsverschil. En dat was er al. Deze ‘jongetjes’ hadden als 10-jarigen al agressieproblemen, maar hun middelen (kracht) waren nog beperkt. In de pubertijd was dat in sneltreinvaart veranderd. De combinatie van explosief groeiende spierkracht en gierende hormonen maakte van deze jongetjes tikkende tijdbommen. En dat bleek ook wel, want twee van hen hadden het al vaker gedaan en een van hen hing een opname in een jeugdgevangenis boven het hoofd. Bovendien had ik duidelijk kunnen merken dat de meest agressieve me wel degelijk wilde verkrachten, en er alleen door zijn vriend van weerhouden was.
Eén jaar eerder was ik nog groter en sterker dan mijn leeftijdsgenootjes-met-piemel, maar die tijd was nu duidelijk voorbij. Hormonen hadden kleine mannetjes van de jongetjes gemaakt. Mij hadden enkel ze maandelijkse bloedingen en het belemmerende gewicht van borsten opgeleverd. Hun toenemende spiermassa maakte de machtsverhouding tot een feit. Op die Veluwse heide werd ik ineens met dat verschil tussen mij en die geile pubers geconfronteerd en dat vond ik heel heftig. Ik kon ze amper wegslaan. Een jaar geleden had ik ze nog zonder moeite verslagen met armpje-drukken, nu zwollen er pezige spieren in die armen. Ik wist dat ik geen kans maakte. Ik was opeens de zwakkere partij en werd geconfronteerd met een binaire oppositie waar ik me nog niet eerder zo bewust van was geweest.
Mijn hele middelbare schooltijd heb ik in een permanente staat van waakzaamheid geleefd. En nog steeds ben ik niet graag in het dorp waar ik grotendeels ben opgegroeid. Seksueel geweld is de ultieme vorm van diefstal. Je onschuld is afgenomen, geroofd, en niet meer terug te halen. En dan heeft deze ervaring mij nog maar beperkt beschadigd (het heeft mijn seksuele vrijheid niet onontkoombaar beperkt), kun je nagaan. Aangifte doen werd ook mij trouwens afgeraden. Ik weet niet meer precies door wie, alleen de waarschuwing zelf staat me nog bij. Ik zou kapot gemaakt worden, het zou zwaar worden en er zou me worden aangepraat dat ik er stiekem om had gevraagd. Ik weet niet of dat een terechte waarschuwing is geweest, maar ik heb uiteindelijk inderdaad geen officiële aangifte durven doen.
Durven. Hoe bizar klinkt dat. Keuzes maken op basis van angst. Die angst heeft vooral te maken met de reacties van de gemeenschap, en daarom is #zeghet ook zo enorm belangrijk. Er leeft nog zoveel onbegrip over meisjes en vrouwen die te maken krijgen met seksueel geweld. Een eerste reactie is altijd nog vaak ‘Hoe weten we dat ze niet liegt?’ Maar al te vaak gevolgd door het vooroordeel dat meisjes dit soort leugens vaak verspreiden om aandacht te vragen of wraak te nemen. Bewijs eerst maar jouw slachtofferschap, en daarna zien we wel verder. Dat absúrde idee moet eens worden losgelaten. Ervoor uitkomen dat je het slachtoffer bent van seksueel geweld doe je echt niet voor je lol. Iedereen weet welke lading shit je staat te wachten als je die stap neemt. Maar toch domineert nog steeds de idee dat je er als vrouw iets uit kan halen, uit die arme, kwetsbare mannen die zich van geen kwaad bewust zijn. En dus wordt het slachtoffer altijd eerst in twijfel getrokken: wat voor agenda heeft ze? Zou het wraak zijn voor eenvoudige hartenpijn? Het Engels heeft er een mooi woord voor, victim blaming. Er bestaat geen ander misdrijf waarbij het slachtoffer eerder in twijfel wordt getrokken dan de dader. Dat gebeurt alleen bij seksueel geweld.
Bij mij zou een eventuele rechtszaak naar mijn gevoel één grote zwakke plek gehad hebben, namelijk die roddel die ooit was rondgegaan dat ik ‘op’ mijn oud-klasgenoot was. Het was basisschoolpesterij waar ik geen invloed op had, en toch weerhield het me van officiële aangifte. Maar het had geen reden mogen zijn. Overigens heb ik mijn ouders nooit verteld over die roddel, de schaamte was te groot.
Dus dit is het, mijn #zeghet, alleen dan anders, want soms zijn Twitters 140 tekens gewoon te kort. Ik vond dat ik niet kon achterblijven, al was ik liever in mijn eigen veilige comfort zone gebleven, want leuk leesmateriaal is het niet. Maar het móet verteld worden. Ook mijn ervaring als prille 13-jarige, toen mijn lichaam al als openbaar bezit werd opgeëist voordat ik het me eigen kon maken. Nog voordat ik mijn vrouwelijkheid had kunnen accepteren was mijn lichaam al besmeurd met handen en woorden. Dat is een vieze wereld, deze wereld waarin jongens en mannen leren dat ongeremd zijn normaal is en waarin vrouwen hun eigen lichaam niet mogen bezitten. Het is geen wereld die ik de mensheid gun.
Mijn handen trillen terwijl ik dit typ. Misschien wordt het tijd om boos te worden. Het moet anders. En erover spreken is een eerste stap. #zeghet
Ter aanvulling: Samen met mijn klasgenootje wiens Opa Grieks was, fungeerde ik als zwart schaap en zondebok in de klas. Mijn verweten Spaansheid was gebaseerd op mijn zwarte wenkbrauwen, mijn vroege ‘rijpheid’, mijn slissende ‘s’, en het feit dat ik er amper één jaar had gewoond. Achteraf realiseer ik me hoe ‘bijzonder’ het is – ik weet het, een vreemde woordkeus – dat ik als witte Nederlander de rol van zogenaamde ‘buitenlander’ een klein beetje heb ervaren: ergens geboren zijn, het betreffende paspoort bezitten maar verweten worden dat je hier niet hoort, dat jouw zogenaamde culturele achtergrond inferieur is, dat jouw ‘soort’ de banen van fatsoenlijke Hollanders pikt, enzovoorts, en hoe dat anders-zijn wordt geseksualiseerd en jouw het recht aan zelfbeschikking teniet probeert te doen. ‘Vuile Spanjaard, ga terug naar je eigen land!’ En: ‘We zullen die Spaanse hoer een lesje leren’. Niet alleen mijn vrouw-zijn, maar ook mijn anders-zijn, mijn zogenaamde niet-Nederlands-zijn leek een vrijbrief voor het seksuele geweld waar ik het slachtoffer van was.