Empatia Lezersoproep
Schrijf zelf ook een feministisch sf-verhaal
Vorige week was het Internationale Vrouwendag en één van de thema’s was ‘Planet 50/50, onze wereld over dertig jaar’. LOVER-redacteur Natasja van Loon greep die kans aan en schreef een feministisch sf-verhaal – futuro-feminisme – waarbij ze de dertig-jaar-grens overboord gooide wegens te beperkend. Diezelfde vrijheid heeft iedereen die wil deelnemen aan onze nieuwe Lezersoproep: schrijf een futuro-feministisch verhaal. Nabije toekomst, lichtjaren verder, een gendergelijk utopia, een afschrikwekkende dystopie, een space opera: alles mag. De beste inzendingen publiceren we op LOVER. In de tussentijd wensen we jullie veel leesplezier met Empatia.
Zoals iedereen die het eind ziet naderen, dacht ook Novaya in deze laatste dagen van haar leven vaak terug aan het verleden. De eerste blik op deze glorieuze planeet: dat was de herinnering die haar vandaag bezocht. Die glooiende zandvlaktes van rood en goud onder sterrenlicht zo helder als de late middagzon op de oude wereld. Wat was Empatia toen nog wild en ongerept. Op de oude wereld dachten de sterrenkijkers van weleer ooit dat Empatia uit louter rotsen bestond, ze hadden geen idee. ‘Kepler’ noemden ze deze wereld toen. Als Novaya haar ogen sloot voelde ze haar voeten weer wegzakken in dat vreemde rode zand.
Het waren niet haar eigen herinneringen, maar die van haar moeder, wist ze. Novaya had nooit haar eigen voeten op die nog onontgonnen wereld gezet. Ze was er al wel, maar was nog niet geboren. Haar moeder was zwanger toen ze met de groep eerste kolonisten de nieuwe thuisplaneet bereikte. Novaya behoorde tot de eerste generatie die op Empatia het levenslicht zag, daarom heette ze ook Novaya. ‘Nieuw’, in haar moeders oude taal. Een nieuw begin, een tweede kans. Net als haar generatiegenoten was ze een primaire hoeder van de collectieve herinneringen van de voorgangers, de pre-Empatianen die het leven op de vorige planeet Aarde nog kenden. Als ze stierf waren er geen primaire hoeders meer, elke herinnering aan die wereld van weleer zou dan enkel secundair overgedragen worden. Want Novaya was ook de laatste van de eerstgeborenen. Het einde van een tijdperk.
Novaya rilde en opende haar ogen. De spiraalvormige torens van Rojava, de derde stad van die naam, glinsterden in het flauwe licht en in de verte kleurde de kristallen koepel van de Compassie Tempel al langzaam van roze naar paars. Geen wonder dat ze het koud had, de ster zou spoedig ondergaan. Niet dat Novaya van plan was om al naar bed te gaan, daarvoor had ze nog te veel te doen, in te weinig tijd. Moeizaam en hijgend hees ze zichzelf van het bankje voor haar huis omhoog. Er moest nog zoveel geschiedenis worden geschreven.
De psychotransferstoel in haar huiskamer oogde comfortabel, warm en veilig, maar ze wist hoe bedrieglijk die indruk was. Zodra ze in de stoel zat en het synapsscherm zich boven haar hoofd sloot, begon de pijnlijke confrontatie met een verleden dat niet mocht verflauwen in generationele overdracht. Hoe de pre-Empatianen dát bestaan konden bouwen, hun planeet zó konden mishandelen, en toch met zichzelf hadden kunnen leven… Zelfs als je in ogenschouw nam dat ze toen nog geen middelen hadden om elkaar te laten voelen wat anderen voelden, bleef het een raadsel. Maar ergens in de herinneringen van Novaya’s voorouders lag het antwoord verscholen.
Ze liet zich in de stoel zakken. Het synapsscherm sloot zich en begon te zoemen. Ze wist dat ze uitgeput zou zijn als de ster weer opkwam, maar het was te belangrijk. De lessen van het verleden mochten niet vergeten worden, en er was geen betere manier om ze te herinneren dan ze te beleven, zo helder en direct alsof je erbij was. Wat in feite ook zo was, want wie de Zaal der Verlorenen in de Compassie Tempel betrad, beleefde het verleden vanuit het perspectief van de voorgangers. Hun leven, hun ervaringen, hun vergissingen, hun rampspoed. En een bezoek aan de Zaal der Verlorenen was verplicht voor elke Empatiaan op de grens van volwassenheid. De Raad van Rojava had dat zo gedecreteerd, omdat dat de beste garantie bood dat dit verleden niet herhaald werd.
Novaya sloot haar ogen en gaf zich over aan psychotransfer. Ze opende haar ogen in het eerste Rojava, dat geteisterde gebied in de eenentwintigste eeuw op Aarde, dat echter ook een enclave van hoop was tijdens de verschrikkelijke Syriaanse Oorlog waarvoor miljoenen op de vlucht sloegen. Ze streed mee met het Rojavaanse leger tegen barbaarse horden, ze hoorde de bommen, borg de lijken van hun slachtoffers en droeg bij waar ze kon aan de bevrijding van hun slavinnen. In haar eigen gemeente sprak ze mee op de bijeenkomsten die Rojava de Eerste vormgaven: de staat voorbij de staat, waarin alle mannen en vrouwen alle machtsposities deelden, om en om, en waarin het toen heersende kapitalisme verworpen werd ten bate van een ecologisch feminisme. Het was een ruwe versie, maar het waren dezelfde grondslagen als degene waarop Empatia nu nog steeds gestoeld was. Daar, in dat zo zwaar beproefde gebied, zag ze de ideeën voor haar eigen wereld geboren worden.
Maar ze was ook elders in dezelfde tijd, aan de noordzijde van die wereld, in een gebied dat ze toen Fort Europa noemden. Daar heerste toen geen oorlog, de mensen waren er welvarend, maar stiekem was ze liever in Rojava de Eerste, hoe gevaarlijk het er ook was, want in Fort Europa hadden de mensen geen hoop. Ze hadden minder reden tot angst, maar waren des te banger. Stiekem wisten ze dat hun welvaart, hun manier van leven, verantwoordelijk was voor zoveel verschrikkingen op Aarde; ze hadden de barbaren aan hun poorten zelf geschapen. En de angst voor het zwaard van de rechtvaardigheid, voor het monster dat hun leefwijze had voortgebracht, was een knagend kwaad dat ook in hun eigen gelederen steeds meer monsters baarde. Mannen met rare kapsels en boze woorden, die tot meer bloedvergieten opriepen. Mannen in pakken maar zonder gezichten, die meedogenloos hun eigen hebzucht najoegen in de schaduw en alles wat goed was ondermijnden. Soms zaten er ook vrouwen bij. Ze zag het vuil, de hypocrisie, de haat, het schrikkeldraad waarachter de vluchtelingen uit de Syriaanse Oorlog vergeefs om toegang smeekten. Ze stikte bijna onder de schaamte die als de dodelijke rook uit de Leguineaanse Grotten over deze rijke, maar gespleten wereld lag, en die zich uitstrekte aan beide zijden van de grote oceaan die ze Atlantica noemden.
De psychotransfer kende geen genade, de gebeurtenissen waarin het proces haar meenam gingen steeds sneller. Ze zag brandende torens in woestijnen, rivieren vol afval, een plastic deken over de oceanen, smeltend ijs en stijgend water. Mensen die elkaar neerschoten, gevangenissen vol zwarte mensen en witte bewakers, ze hoorde nog meer boze mannen die eisten dat vrouwen hen gehoorzaamden, overal ter wereld, al gebruikten ze verschillende middelen om vrouwen aan zich te onderwerpen. Ze zag Rojava vallen en herrijzen, op steeds verschillende plekken omdat je ideeën niet kunt doden. Ze was erbij, bij elke keer dat de ideeën steeds een beetje beter werden, maar er was zoveel angst, zoveel haat, zoveel tegenkracht. Misschien zouden de dragers van die ideeën het tij gekeerd hebben, als er meer tijd was geweest. Maar er was geen tijd, net als elke hoeder wist Novaya precies hoe dicht de doemdagklok al bij het einde was. En niemand onder de pre-Empatianen die al wist hoe ze gevoelens konden overdragen, er was geen manier om iemand te laten voelen wat hij een ander aandeed. Empathie, dat fundament van Novaya’s eigen samenleving, waar het als de hoogste deugd gold en zozeer als een noodzakelijkheid voor het bestaan werd gezien dat hun planeet ernaar vernoemd was, stierf op de Aarde van weleer bij steeds meer mensen uit.
Novaya’s fragiele lichaam, broos van ouderdom, trilde in de stoel. Hoe vaak ze het proces ook al ondergaan had, het boette nooit in aan kracht. Meestal was ze blij dat de meeste Empatianen het maar één keer in hun leven hoefden door te maken; hoewel ze zich – nu ze haar eigen eind voelde naderen – wel steeds meer afvroeg of de Vaker-raadsleden niet toch gelijk hadden. Maar die reflectie moest wachten, want de transfer was nog niet compleet, ze had nog niet gevonden wat ze zocht. Ze zocht te breed, haar bereik was te groot, besefte ze. Ze moest dieper, niet de collectieve maar persoonlijke herinneringen volgen. Minutieus tastte ze individuele geheugenpieken af, het was als zoeken naar een zefirgolf in een sonische superstorm. Eén enkele herinnering in zo onnoemlijk veel mensenlevens. De Aarde was aan het eind zó vol. Misschien moest ze verder terug in de tijd. En misschien… ineens trof het haar. Niet het grote verdriet, maar het kleine verdriet. Hoe persoonlijker, hoe accurater de zoektocht kon zijn. Niet dat Novaya klein verdriet onderschatte, want elke Empatiaan wist dat kleiner verdriet niet mínder verdriet betekent. Daar had de Empatiaanse Gevoelsoverdracht wel voor gezorgd.
Burenruzies, arbeidsconflicten, familietwisten, scheidingen: daar lag het leed dat haar de weg zou wijzen. Kinderverdriet kon ze overslaan, de wens kon daar weliswaar al in sluimeren, maar het vergde een volgroeide verbeelding om iets te verzinnen dat de wens zou demonstreren. Waarschijnlijk was het een kleine gebeurtenis, iets wat ze vroeger banaal zouden noemen. Liefdesverdriet, een afwijzing – voor een moment liet Novaya zich meesleuren door het kleine leed in haar eigen genetische lijn, de wens schreeuwde haar zo luid tegemoet. Een kleine vrouw die geluidloos huilde in bed en vurig bad dat ze degene die haar gekwetst had kon laten voelen wat zij nu voelde. Wat zou Novaya trots zijn als ze de demonstratie in haar eigen genetische lijn zou vinden, maar in deze vrouw vond ze alleen de wens, de uitvoering die ze zocht ontbrak.
Maar ze zat al wel in de juiste tijd, op de juiste plek, voelde ze. De vrouw in bed was in de buurt geweest, of zou er snel in de buurt van komen. Een verhaal, een anekdote in dit geheugen, die moest ze vinden en dan volgen. Ze vond een groepje vrienden in een huiskamer, twee vrouwen en een man. Ze huilden, praatten, omhelsden elkaar, lachten en dansten. De herinnering was weldadig, een bad van empathie en troost en Novaya glimlachte, een beetje schaapachtig omdat ze er niet eerder aan gedacht had om naar de lichtheid te zoeken. Want natuurlijk lag het antwoord in de lichtheid tussen leed. En ja hoor, daar was het, een zilverglinsterend draadje in deze drie geheugens die zo dicht tegen elkaar genesteld lagen, en dat naar een andere huiskamer in een ander geheugen leidde.
Novaya greep het draadje en ineens had ze twee broodjes warme kroket in haar hand, zo vers gebakken dat ze nog dampten. Op Empatia hadden ze geen kroket en Novaya vermoedde dat ze het ook helemaal niet zou lusten, maar in dit geheugen vond ze ze heerlijk. En er was nog iemand in deze ruimte die ze heerlijk vond, voelde ze, en die er nu enorme zin in had. Novaya wist dat dat een vrouw was, en dat dit geheugen dat van een man was. Een grote man, een aannemer (die hadden ze ook niet op Empatia), met beide voeten in de klei, zijn herinnering toonde zijn gezicht in de spiegel terwijl hij al tranen verbijtend zijn kin scheerde. Ze voelde zijn wanhoop, zijn vertwijfeling, zijn hunkering naar verdoving, ontsnappen aan de verpletterende zwaarte van de afwijzing door de vrouw bij hem in de kamer. Zijn vrouw, die nu van de bank opstond, op hem afliep en verlangend haar handen naar de broodjes kroket uitstrekte, die hij zojuist voor haar had gehaald omdat ze er zo’n zin in had. Toen ze op het punt stond om de broodjes aan te pakken, griste hij ze weg en kieperde hij ze in één beweging in de vuilnisbak. ‘Kijk! Zo voelt dat nu!’ riep hij.
Het synapsscherm stopte met zoemen en opende zich. Opgetogen lachend opende Novaya haar ogen. Ze had hem gevonden. Die ene herinnering die haar alternatief voor de Raadsplannen compleet zou maken. Ze stond langzaam op, al dat geleende verdriet ging haar nooit in de kouwe kleren zitten, en laadde de herinnering van de psychotransferstoel naar de externe geheugenbanken die ze morgen naar de Tempel zou brengen. Haar compromis tussen de opvattingen van de Eenmalig-raadsleden en die van de Vaker-raadsleden. Ze onderkende het gevaar van herinneringen die alleen nog secundair overgedragen zouden worden, zonder de directe genetische link van de hoeders van de eerste generatie. Het risico op te veel afstand was te groot. Het was de zwaarte van herhaalde empathische herinneringenoverdracht die haar tegenstond. Als geen ander wist ze hoe hoog de tol was van het keer op keer opnieuw beleven van de verschrikkingen van de eenentwintigste eeuw, toen alleen de verbeeldingsrijken een idee hadden van wat de mensheid zichzelf aandeed.
Buiten was de ster van Empatia alweer opgekomen en de lucht was warm. Met een zachte kreun liet Novaya haar vermoeide lichaam op het bankje zakken. Maar goed dat haar toevoeging aan de Tempel nu voltooid was, dit zou ze niet nog heel veel vaker kunnen. Ze was te oud geworden, maar nu was het goed, ze ontspande zich en wederom opgelucht glimlachend begon ze haar pijp te stoppen. Lichtheid, dat was altijd al het antwoord. Het noodzakelijke tegenwicht voor empathie en compassie, dat weliswaar niet zonder empathie kon ontstaan, maar er ook niet altijd úit ontstond. Te veel empathische voorgangers gingen ten onder doordat ze geen licht meer konden zien. Die ene herinnering aan twee broodjes kroket zouden meer zilverige draadjes blootgeven in het gigantische geheugen van de Zaal der Verlorenen, die naar meer momenten van lichtheid in die donkere laatste Aarde-eeuw zouden leiden, ook als er geen hoeders meer waren om de Empatianen door dat geheugen te gidsen. Novaya nam een trekje van haar pijp en keek naar de stad voor haar, schitterend in het vroege sterrenlicht, zoog de schoonheid ervan op. Ze wist niet wát de toekomst van Empatia zou brengen, maar ze wist wel dat ze de kans dat het Utopia kon blijven vannacht had vergroot. Ze kon in vrede sterven.