Patricia Cornflakes kijk op kunst en feminismen #3
Expositie Female Power: krachtig door voldoende diversiteit
Een tentoonstelling over het matriarchaat, spiritualiteit en utopie is niet aan iedere feminist besteed, maar gelukkig geven de meeste kunstwerken in Female Power, tentoongesteld in het Museum voor Moderne Kunst (MMKA) in Arnhem, aanleiding tot meerdere interpretatiemogelijkheden. De kunst doet dus haar werk. In het bekijken en analyseren van al deze tentoongestelde werken, ontwaart de toeschouwer allerlei verschillende manieren waarop je over identiteit kunt vertellen.
Female Power speelt in op een zogenaamde revival van de bovengenoemde thema’s uit de jaren ‘60 en ‘70 binnen de hedendaagse feministische kunst. Het is een gewaagde keuze van Mirjam Westen, dé feministische curator van Nederland, die internationaal wordt geprezen om haar blockbustertentoonstelling Rebelle, Art & Feminism 1969-2009 in het MMKA in 2009, om te spreken van vrouwelijke kracht. Want we bevinden ons nu namelijk ook in een periode waarin feministische kunstenaars, kunsthistorici en cultuurcritici juist de scheidingslijn tussen vrouwelijk en mannelijk doen vervagen. Goede voorbeelden van zulke kunstenaars zijn Risk Hazekamp en Sands Murray-Wassink, die met hun queer kunst – respectievelijk fotografie en schilder- en performancekunst – zowel ingebed zijn in een feministische kunsttraditie als deze uitdagen. Niet geheel onbedoeld verlaagt Westen zo met haar invalshoek de drempel voor het bezoekend publiek.
Ondanks het feit dat het vrouw-zijn dus benadrukt wordt in deze tentoonstelling, is de diversiteit qua leeftijd, culturele en etnische achtergrond en seksuele oriëntatie onder de kunstenaars in de tentoonstelling erg groot. Daarnaast tonen sommige werken zelfs overschrijdingen van gender en genderidentiteit. Door middel van videowerken, schilderijen, fotografie, installaties, performances, collages, striptekeningen verbeelden de kunstenaars de zoektocht naar (hun eigen) vrouwelijke identiteit in omgevingen gedomineerd door genderstereotypen.
Daarin ontbreekt de hardcore feministische kunst gelukkig niet, waarbij het vrouwelijk lichaam het uitgangspunt vormt voor sociale verandering. Op een monitor zien we Betsy Damons performance 7000 Year-Old Woman uit 1978. De acht performers uit 7000 Year-Old Woman werden op hun performance voorbereid aan de hand van een vierdaagse consciousness-raising-workshop, om tijdens hun opvoering het publiek te vragen hun herinneringen aan gewelddadige seksuele ervaringen te delen. Dit lezen we op de zaaltekst ernaast. Het is echter gissen naar hoe het werk toen werd ervaren en ontvangen door het publiek. Hoe verliep de dialoog tussen de performers en het publiek in die tijd? Wat vonden de toeschouwers ervan? Werd hun bewustzijn daadwerkelijk vergroot? En waar spraken zij met elkaar na afloop van de performance over? Deze vragen blijven jammer genoeg vaak onbeantwoord bij registraties van performances.
Misschien koos de Deense kunstenaar Lea Porsager daarom drie decennia later voor een performance zonder publiek met een meer museale registratie die een paar zalen verderop in de tentoonstelling te zien is. Een videoprojectie, ingelijste posters en installatie van houten kegels verbeelden haar Anatta Experiment uit 2012, waarbij zes vrouwen door middel van rituelen en performances een egoloze toestand probeerden te bereiken. Helaas wordt ook hier de betekenis van dit alles voor de toeschouwer onvoldoende inzichtelijk gemaakt.
Van de tentoongestelde kunstwerken die een eigen, alternatief verhaal vertellen over culturen, tradities en landen, is de intentie het meest duidelijk, en dat maakt dat deze werken schitteren in de tentoonstelling. Zo heb je Nandipha Mntambo, die met haar fotografie en installatie rondom Europese mythologie politieke en historische vragen stelt over zowel gender- als zwart-witverhoudingen; Chitra Ganesh, die in de stijl van populaire Indiase stripboeken een eigen versie toont van seksualiteit, vrouwelijkheid en macht; Almagul Menlibayeva, die in haar films desolate landschappen bedekt met fictie waarin dorpsbewoners uit de omgeving acteren en Tsholofelo Monare, een jonge regisseur, die aan de hand van een doordachte documentairestijl ons haar geschiedenis en land laat begrijpen.
Deze jonge kunstenaars bewijzen de functie van kunst in het inspireren van anderen. Zo worden zij zelf rolmodellen en hun kunstwerken instrumenten die zij aanreiken aan de toeschouwers, zodat deze laatsten hun eigen verhalen vertellen. Deze visie op kunst en feminismen wordt perfect gecontextualiseerd door de werken van Nancy Spero, Mary Beth Edelson, Louise Bourgeois en Shakuntala Kulkarni, die van een oudere generatie zijn. Door het zien van deze kunst van verschillende generaties wordt het kunsthistorisch besef van de toeschouwer vergroot en legt het een netwerk aan gedachten, handelingen en humorvol verzet bloot – de humuslaag waaruit steeds weer nieuwe feministische kunstwerken ontstaan.
Vanuit dit oogpunt schept het verwarring, dat het werk van Mathilde ter Heijne zo’n prominente plek inneemt in de tentoonstelling. Wat moeten we met het kunstwerk bestaande uit de handgemaakte replica’s die tijdens vollemaanrituelen werden gemaakt (Experimental Archaeology, 2006)? Het werk mag dan wel op feministische kunst lijken, maar hoe draagt het bij aan de verbetering van de positie van vrouwen?
Ook Ter Heijnes vertelling over het zogenaamde wandelend huwelijk in de Chinese Mosuo-cultuur – waarbij mannen en vrouwen volgens de traditie apart blijven wonen – is een staaltje ambachtelijke hedendaagse kunst, maar geeft geen antwoord op bovenstaande vraag. Met de video Constructing Matriarchy (2007), waarin vrouwen en mannen een Mosuo-huis bouwen, een door de bezoeker mee te nemen beeldverhaal en een piepschuimen replica van een Mosuo-huis op ware grootte, lijkt zij alles uit de kast te halen om haar westerse (kunstenaars)perspectief te rechtvaardigen.
Het beeldverhaal The Empire of Women, Not a Fairy Tale (2008) verhaalt met de nodige humor over de cultuurverschillen tussen de Mosuo en Ter Heijnes filmcrew en de sociale veranderingen waar de Mosuo-cultuur mee wordt geconfronteerd. Aan de ene kant gebruikt Ter Heijne fictie – zoals het hoort – om haar positie als buitenstaander te verantwoorden. In het boekje kan de toeschouwer bijvoorbeeld achterhalen dat de tekeningen zijn gemaakt door ene Xing Li, wat een samenwerking tussen beide culturen suggereert. Aan de andere kant, echter, idealiseert Ter Heijne de Mosuo-cultuur en houdt zij stereotypen – waaronder een hardnekkige heteronormativiteit – in stand. Het zijn de vragen die ter Heijne niet stelt die het werk een neokoloniaal tintje geven en mythes reproduceren waar feministen niet op zitten te wachten. Voor een museum ligt dat anders, gezien de speeltuin aan werken die ze opleveren.
Deze kritiek terzijde: Female Power presenteert een verzameling van kunstwerken die onderling voldoende van elkaar verschillen en waarvan je het merendeel niet wil missen, al was het maar om je eigen denken over kunst en feminismen te scherpen.
Hoewel de titel en het thema van de tentoonstelling anders doen vermoeden, hoef je tijdens het bezoeken van deze expositie niet te vrezen dat je geconfronteerd gaat worden met homogeniteit of een te eenzijdige benadering van feministische kunst. Westen koos precies de kunstwerken die – opzichzelfstaand en gezamenlijk – antwoord geven op die typisch Nederlandse vraag: ‘Moet dat nou, een tentoonstelling met alleen maar vrouwen?’
Ja, dat moet! En het is een privilege om een dergelijke expositie in Nederland te hebben en te kunnen bezoeken. Er zijn immers veel te weinig plekken op de wereld waar de werken van deze kunstenaars op dergelijke wijze worden geïnstalleerd en feministisch goed tot hun recht kunnen komen.
Female Power is nog te zien tot en met 20 mei.
__________________________________________________________________________________
Beide afbeeldingen; COPYRIGHT 2013 ©Suzanne van Rossenberg