Stijl, Elegantie, en de Onopgesmukte Werkelijkheid
Het archief van de New York Ballroom scene
Een zacht-treurig gevoel bekroop mij tijdens het beluisteren van de compilatie CD Voguing and the House Ballroom Scene of New York City 1976 - 1996. Dat bitterzoet gevoel lag noch aan het vloeiende ritme van het nummer Love Hangover gezongen door de zoetgevooisde Diana Ross, noch aan het bijtende nummer Cunty van Kevin Aviance. De nummers op deze mooie verzameling van vogue hits namen mij mee naar de onopgesmukte werkelijkheid in Paris is Burning (1990). Deze rauwe documentaire van Jenny Livingston over de vogue-cultuur in het New York City van eind jaren tachtig beschrijft het leven van enkele Afro-Amerikaanse en Latijns-Amerikaanse LGBTQs. Jenny Livingston contrasteert op een snijdende manier de weelderige stijl en elegantie van de “house balls” met de sombere werkelijkheid van de hoofdpersonen.
De film schetst enerzijds een bestaan vol armoede en gebrek aan kansen om hoger op te komen en anderszijds een leven waarin de hoofdpersonen worden gefêteerd door een enthousiast publiek van gelijkgestemden. Op de geïnproviseerde runways van de “drag balls” kunnen deze fabulous Queens ten minste hun dromen en ambities uitleven. Het succes dat The American Dream hen belooft, lijkt in de echte wereld alleen weggelegd te zijn voor cisgender Witte heteroseksuele mannen en vrouwen uit gegoede kringen. Het is dus geen toeval dat Afro-Amerikaanse en Latijns-Amerikaanse LGBTQs, een nagenoeg onzichtbare groep in de Amerikaanse maatschappij, de poses imiteren van de modellen die het voorblad van het tijdschrift Vogue sieren en zodoende de stijl van de Witte culturele elite nabootsen. Joseph Beam schrijft in Making Ourselves from Scratch dat stijl, oftewel drag, meer is dan alleen je anders voordoen dan je werkelijk bent. RuPaul zei ooit, “we all came into this world naked, the rest of it is all drag.” Stijl is een gelikte promotiecampagne waarmee je jezelf wapent tegen de naaktheid van het bestaan. Voguing and the House Ballroom Scene of New York City 1976 – 1996 heeft aan stijl en attitude geen tekort. De categorieën, waarin zowel Butch als Femme Queens tegen elkaar wedijveren, onderstrepen de zucht naar erkenning door middel van mimicry: Executive Realness, Military Realness, Banjee Boy Realness. Tijdens de “house balls, ” ook wel “extravaganzas” genoemd, bepaalt een jury het echtheidsgehalte van de verschillende “walkers,” i.e. hoe overtuigend de “runway walkers” zijn in hun (gender)normatieve performance. Deze wetenschap geeft het nummer “Got to be real” waarin Cheryl Lynn “what you find, what you feel now, what you know to be real” zingt een wrange nasmaak. Paris is Burning vervalt echter niet tot een tragisch vertoon. De film heeft de energie van het nummer “Moment of my life” van Inner Life. “This life is all mine,” zingt Jocelyn Brown in dat nummer “God gave it to me.” De Drag Queens in Paris is Burning tonen dezelfde weerbaarheid en zijn ook niet wars van zelfkritiek en zelfspot. De keiharde realiteit wordt moeiteloos omgetoverd tot humor, hetgeen de naam van de “house ball” categorie “The Gay Basher Who Beat You Up On The Way Here Tonight” aantoont.
Het was waarschijnlijk de subversieve stijl en de kameleontische maakbaarheid van de drag balls die Madonna ertoe bracht in 1990 een nummer over vogue te maken. Wat de legendarische Material Girl ons echter liet zien steekt in schril contrast af met de “drag balls” in Paris is Burning. Er wordt op geen enkele manier – de dansstijl uitgezonderd – gerefereerd aan de rijke geschiedenis en complexe cultuur van de “drag balls” in de videoclip van Madonna. De cultuur waaruit vogue is voortgekomen en de lange geschiedenis van de “houses” bleken van ondergeschikt belang. Madonna introduceerde weliswaar vogue tot een groter en breder publiek, maar reduceerde vogue door het weglaten van de culturele context tegelijkertijd tot een trendy dansje.
Voor hen die vogue slechts kennen als een nummer van Madonna en zich (alsnog) in vogue en voguing willen verdiepen, is Voguing and the House Ballroom Scene of New York City 1976 – 1996 en het bijbehorende boek met foto’s van Chantal Regnault een goede nadere kennismaking. Een leuke bijkomstigheid: in het nummer “Deep in Vogue” van Malcolm McLaren zijn de leden van verschillende “drag houses” te horen. De cd is een fijne mix van de verschillende muziekstijlen (oldskool, acid, new beat, house en disco) die de club scene hebben gedomineerd gedurende de twintig jaar die de cd beslaat. W.E.B. Du Bois schreef in The Souls of Black Folk, “[H]erein the longing of black men must have respect: the rich and bitter depth of their experience, the unknown treasures of their inner life, the strange rendings of nature they have seen, may give the world new points of view and make their loving, living, and doing precious to all human hearts.” Vogue en de vogue-cultuur spreekt boekdelen over de weerbaarheid van de Afro-Amerikaanse en Latijns-Amerikaanse Queer gemeenschap. Hun wensen en dromen, de “unknown treasures of their inner life,” zijn zichtbaar in de geometrische en gestileerde bewegingen van armen en benen en hun cunty stijl. Zowel de cd als het boek doet recht aan de Afro-Amerikaanse en Latijns-Amerikaanse LGBTQ gemeenschap en geeft hen de aandacht die zij verdienen.
Voguing and the House Ballroom Scene of New York City 1976 – 1996 is uitgebracht door Soul Jazz en zijn verkrijgbaar via www.souljazzrecords.co.uk