Zonder cultuur geen menselijkheid
Vorige zomer waren ze er opeens: de Colour Run, het Holi Festival of Colours, en vele andere evenementen die elke kans aangrepen om gekleurd poeder in het rond te strooien, een daad die geïnspireerd is door het Zuid-Aziatische Holi-feest. Deze evenementen hadden echter niets te maken met Hindoeïsme, maar legden meer de nadruk op mooie kleurtjes. Zowel de organisatoren als de bezoekers zijn over het algemeen blank en hebben geen kaas gegeten van de Zuid-Aziatische cultuur.
Zo ook in Brighton, de plek waar ik voor mijn studie verblijf. Aangezien Brighton een grote inclusief-feministische beweging huisvest die zich ook tegen racisme keert, was hier enige opspraak over: waarom organiseren mensen die niets met het Hindoegeloof te maken hebben een Holi-feest? Waarom wordt het poeder gezien als een hip mode-item, terwijl het eigenlijk deel is van een oude, gerespecteerde traditie? Waarom wordt een belangrijk cultuurelement ingepakt en verscheept naar het westen, waar het van alle context wordt ontdaan?
Enfin, enkele mensen zijn in opspraak gekomen, zonder veel resultaat. De organisatoren van een van de festivals (ik zou de naam geven, maar ik vrees dat dat juridische problemen zou geven), antwoordden dat ze “de kleuren gewoon erg mooi vonden” en dat ze zelf vinden dat zij eigenlijk een bijdrage hebben geleverd aan de cultuur, omdat “meer mensen wereldwijd er nu van hebben gehoord.” Tja. Ik zou deze personen aanraden om de film The Monuments Men te kijken. Goed, die gaat dan wel niet over de Aziatische cultuur, maar het belang van cultuur voor de identiteit van een volk wordt wel benadrukt. De film speelt zich af in Europa tijdens de laatste dagen van de Tweede Wereldoorlog. Een groep voornamelijk Amerikaanse kunstkenners, onder leiding van Frank Stokes, gespeeld door George Clooney (Clooney was ook de co-schrijver, regisseur en producer van de film), wordt naar de bezette landen gestuurd om uit te zoeken waar Hitler zijn voorraden gestolen kunst bewaart. Want, in de woorden van Stokes: “You can wipe out an entire generation, you can burn their homes to the ground and somehow they'll still find their way back. But if you destroy their history, you destroy their achievements and it's as if they never existed. That's what Hitler wants and that's exactly what we are fighting for.”
Dit is een belangrijk deel van de oorlog (en, zoals de verschillende nep-Holi-feesten laten zien, een belangrijk deel van het dagelijks leven) dat helaas vaak wordt vergeten. Cultuur is belangrijk voor een volk, en wanneer volkeren hun cultuur wordt afgenomen verliezen ze hun menselijkheid. Natuurlijk is het belangrijk om aandacht te schenken aan de vele doden die zijn gevallen in de oorlog, aangezien dat is wat achteraf de meeste impact heeft gehad, maar het heeft Hollywood een gênant lange tijd gekost om een film te maken over hoe volken gedehumaniseerd kunnen worden door het vernietigen van hun cultuur. Het is een verademing, zowel vanuit een politiek standpunt als vanuit een entertainmentstandpunt, om Hollywood een nieuwe weg in te zien slaan, met zowel The Monuments Men als de recent uitgekomen film The Book Thief, een verhaal over een meisje in Nazi-Duitsland dat de waarde van boeken inziet en zoveel mogelijk boeken van de brandstapel probeert te redden.
Hoewel de algemene boodschap in mijn ogen dus erg belangrijk is, wordt deze niet zo goed vormgegeven in de film. Het verhaal wordt verteld door middel van een ensemble-cast van gevestigde comedy-acteurs: onder andere Matt Damon, Bill Murray, John Goodman, Jean Dujardin (Oscarwinnaar in 2011 voor The Artist) en bovengenoemde George Clooney. De enige prominente vrouwenrol wordt vertolkt door Cate Blanchett. Dit lijkt een perfecte opstelling voor een tragikomedie, en dat had het ook kunnen zijn, ware het niet dat de cast aan het begin van het verhaal al opgesplitst wordt om het verhaal de vorm van een mozaïekvertelling te geven. Hierdoor is het onduidelijk wie nu eigenlijk wie is, en de personages komen niet erg goed uit de verf.
Vervolgens is het plot erg doorzichtig en wordt er heftig gebruik gemaakt van symboliek, tot het punt waarop het ergerlijk begint te worden. Natuurlijk vallen de Nazi’s een kerk binnen om te laten zien dat ze zelfs voor heilige grond geen respect hebben. Natuurlijk krijgen de soldaten tijdens Kerst bericht van hun kinderen, en is er daarom een hele scène gevuld met heimwee. De hoeveelheid clichés begint na enige tijd een beetje vermoeiend te worden. Pogingen om de film zowel lichthartig als dramatisch te maken falen en zorgen ervoor dat de film geen van beide is. Er is slechts één punt waarop de film dat echt meeslepend is en dat is het moment waarop het publiek enkele honderden kunststukken in vlammen ziet opgaan. Echter, dit is een scène zonder dialoog en met minimaal acteerwerk, en de spanning komt voornamelijk door de angstaanjagende muziek van componist Alexandre Desplat (o.a. bekend van The Tree of Life, The King’s Speech en The Curious Case of Benjamin Button).
Wat betreft feminisme is de film niet heel vooruitstrevend. De film is nergens inclusief qua ras of seksualiteit, en aan het einde is er een flinke portie Amerikaans nationalisme, met een enorme Amerikaanse vlag die wappert terwijl luidende klokken laten weten dat de oorlog voorbij is. Zoals genoemd is Cate Blanchetts karakter Claire Simone de enige prominente vrouwenrol in een film gemaakt voor en door mannen. De Franse Claire Simone is de eerste helft van de film een bijzonder interessant personage. Ze werkt als curator in een museum waar ze wordt gedwongen de Nazi’s te helpen met het stelen van de kunst. Ze is komt hierdoor in een positie waarin ze kan bijhouden waar alles wordt opgeslagen, iets wat gretig wordt aangegrepen door de kunstkenners, die haar hulp snel inroepen. Echter, ze laat haar kracht als personage zien door in eerste instantie te weigeren om te helpen. Ze is ervan overtuigd de Amerikanen, als ze de kunst hebben ontdekt, net zo goed alles naar hun eigen musea zullen verplaatsen en zullen weigeren om het aan de originele eigenaars terug te geven. Dit was een erg interessante manier om ambiguïteit in het verhaal te krijgen, Amerikanen die eens niet als grote redder worden neergezet. Helaas wordt dit personage min of meer vergeten door de schrijvers en lijkt haar karakter vooral te zijn gebaseerd op wat het plot van haar verlangt.
Hoewel het veelbelovende concept in uitvoering dus nog te wensen over laat, is er aan het einde wel een gouden moment: Stokes vertelt over hoe zijn groep kunstkenners alles over had om kunst te redden, waarop iemand antwoordt of het dat eigenlijk wel waard was. Want wie herinnert zich nou de mannen die hun leven op het spel zetten voor kunst? Hier is het punt waar de film zelfreflectie krijgt. Ja, natuurlijk is er meer aandacht voor de soldaten die vochten voor hun land. Natuurlijk willen mensen liever grote geweren zien en het lawaai van vliegtuigen horen. Maar wat iedereen ook zegt, cultuur is belangrijk, en het is nodig om dat van tijd tot tijd te erkennen. Zeker in tijden waar men geen enkel probleem ziet om cultuur te decontextualiseren en te denigreren.