Uitgelicht: Gay Genes - ja of nee of waarom eigenlijk?
Er is er weer één: zo’n zeldzaam wetenschappelijk onderzoek dat zo maatschappelijk relevant is dat het ook in de mainstream media terecht komt. En dus massaal verkeerd wordt geïnterpreteerd en uitgelegd, want de nuances en tekortkomingen van een onderzoek vallen nu eenmaal niet in een krantenkop te vangen. De Volkskrant deed haar best: “Het ‘homogen’ bestaat niet, maar homoseksualiteit is wel erfelijk”. Vol enthousiasme declareert ze de winst voor de homogemeenschap; ze zijn dus wel ‘born this way’, maar er is geen simpele DNA-test die kan uitwijzen of iemand homoseksueel is. Leuk allemaal, maar het voelt een beetje outdated.
Dat is ook Owen Jones’ standpunt, in een opiniestuk in de Guardian met de titel: “‘Gay gene’ theories belong in the past – now we know sexuality is far more fluid”. Volgens hem is een onderzoek als dit eigenlijk irrelevant in de strijd tegen homofobie en discriminatie. In de comments op facebook wordt hij er vooral van beschuldigd dat hij het onderzoek niet volledig begrijpt, maar ja, dat is dus juist het punt.
Als je hier één artikel over wil lezen, lees dan deze uitgebreide analyse in de New York Times. Hierin ligt de nadruk niet zozeer op de bevindingen van het onderzoek, maar op de tekortkomingen en de morele aspecten van publicatie - en überhaupt uitvoering - van zo’n onderzoek. In onderzoekskringen en betrokken LGBTQ-gemeenschappen is daar een maandenlange discussie over gevoerd. De grootste angst is dat uitkomsten worden misbruikt om bias en discriminatie rond homoseksualiteit te versterken. Een memorabele quote van geneticist Steven Reilly: “In a world without discrimination, understanding human behavior is a noble goal, but we don’t live in that world”.