Voorbij de categorie
"Wij zijn mens."
In de media, in het publieke debat en in het academische discours zijn moslimvrouwen en de veronderstelde onderdrukking die zij ervaren een veelbesproken onderwerp. Het al dan niet dragen van een hoofddoek, het hebben van eigenzeggenschap en de vermeende achtergestelde positie van vrouwen zijn in die discussies hot topics. Maar hoe ervaren deze vrouwen dit zelf? En wat zou er gebeuren als we voorbij gaan aan het beperkte beeld dat de media presenteren van ‘de moslimvrouw’?Op zoek naar de eigen ervaringen van deze vrouwen gaan antropologiestudenten Roos, Chiara en Beatrijs met hen het gesprek aan. De ontmoetingen geven hen een waardevol inzicht in de gelaagdheid van het leven van deze vrouwen.
Waarom het huidige discours problematisch is
Het spreken over onderdrukking van vrouwen in islamitische context is een slippery slope, een discussie die snel kan leiden tot een vertekend beeld van de werkelijkheid, met name als er gesproken worden óver vrouwen, in plaats van mét vrouwen.
Het gevaar dat op de loer ligt is dat koloniale discoursen gereproduceerd worden: manieren van spreken en denken waarin onderdrukking centraal staat en vrouwen vanuit het ‘wij-zij denken’ worden verbeeld als ‘zij die gered moeten worden’. Daarnaast wordt in publieke (en soms ook in academische) debatten het bestaan van desbetreffende vrouwen vaak gereduceerd tot het geloof dat zij praktiseren.
Naast deze twee valkuilen zijn er nog meer redenen waarom het heersende discours problematisch is. Onderdrukking wordt als dichotoom concept geschetst: of je bent onderdrukker, of je wordt onderdrukt. Deze manier van denken veronderstelt een absolute machtsverdeling, waarin alle macht bij slechts één actor ligt.
Deze denkwijze veronderstelt dat onderdrukking een eenzijdige handeling is waarin een van de partijen een louter passieve rol speelt en een gebrek aan agency heeft. De andere partij, daarentegen, speelt een actieve, machthebbende rol waarin dominantie over de andere partij kan worden uitgeoefend. In publieke debatten over moslimvrouwen zien we deze denkwijze bijvoorbeeld terug in vooroordelen over de zelfstandigheid en zelfredzaamheid van vrouwen en hardnekkige ideeën over ongelijke machtsverhoudingen tussen mannen en vrouwen.
Reflectie op eigen positie
Als we kritisch willen kijken naar de manier waarop ‘de moslimvrouw’ als categorie wordt geconstrueerd, moeten we erkennen dat kennis altijd politiek geladen is en nooit neutraal kan zijn. Daarom reflecteren we eerst op de aspecten van onze eigen identiteit, die ons perspectief op de wereld vormen. Dat we witte, atheïstische, middenklasse, universitaire studentes zijn heeft invloed op de kennis die wij produceren. Onze positie beïnvloedt de wijze waarop wij kijken naar vrouwen in situaties van onderdrukking en zorgt ervoor dat we onbewust aannames doen over hun levens.
In de gesprekken die wij voeren met verschillende vrouwen bepaalt ons perspectief de manier waarop wij vragen formuleren en vervolgens de antwoorden van de vrouwen interpreteren. Wij zijn onderhevig aan de witgekleurde bril waardoor wij naar dit onderwerp kijken en dus niet immuun voor het onbedoeld reproduceren van het incomplete, onjuiste discours over onderdrukking van vrouwen. Een van de valkuilen die deze witgekleurde bril met zich meebrengt, is de aanname dat onderdrukking een eenduidig concept is dat voor iedereen dezelfde betekenis heeft. Onderdrukking is echter een concept waarvan de betekenis niet vanzelfsprekend is.
De plicht van verantwoording en representatie
Om erachter te komen hoe de vrouwen zelf over denken over thema’s als in- en uitsluiting, discriminatie en onderdrukking en hoe zij dit ervaren zijn we met een aantal vrouwen in gesprek gegaan. We ontmoetten de vrouwen op de campus van de Universiteit Utrecht.
Voor Nuran (24 jaar, student psychologie, Bosnisch) betekent onderdrukking dat iemand anders voor haar beslissingen maakt. Dit gebeurt in essentie ook wanneer zij te maken krijgt met mensen die een vooroordeel over haar hebben. “Wanneer iemand ziet dat ik moslim ben, heeft diegene vaak al het idee dat dit mij is opgelegd, dat ik zelf die keuze niet heb gemaakt en dat ik niet voor mezelf kan nadenken. Er wordt gedacht dat ik niet goed Nederlands spreek of dat ik niet vaardig ben.” Zij vindt het ergerlijk wanneer anderen stereotypische eigenschappen aan haar toekennen. “Dan hebben mensen een beeld van mij dat helemaal niet klopt, alleen vanwege het feit dat ik moslim ben. En mensen willen ook haast horen dat je wordt onderdrukt als moslima.” Dit maakt dat Nuran zichzelf moet verantwoorden, moet vertellen dat een hoofddoek dragen wél haar eigen keuze is en moet bewijzen dat zij wel degelijk voor zichzelf kan nadenken.
Andere vrouwen die we spreken geven aan dat ze, al voordat er een vooroordeel is uitgesproken, druk ervaren om dit eventuele vooroordeel weg te nemen. Farah (21 jaar, student criminologie, Afghaans) vertelt: “Wanneer ik op een openbare plek ben, let ik erop dat ik altijd aardig ben tegen iedereen. Ik probeer extra vriendelijk te doen, zodat ik een eventueel vooroordeel dat iemand heeft kan wegnemen.” Farah heeft het gevoel dat zij haar groep (alle mensen met een migratieachtergrond) goed moet representeren en het juiste voorbeeld moet geven, zodat zij en haar groep niet worden uitgesloten uit de Nederlandse maatschappij. Juist dit gevoel de eigen groep te moeten representeren, zo schrijft Amerikaanse feminist Peggy McIntosh, laat zien dat er mechanismen van in- en uitsluiting aan het werk zijn. Om geaccepteerd te worden in de Nederlandse samenleving moet Farah zich voortdurend aan deze mechanismen aanpassen.
Agency in onderdrukking?
In gesprek met verschillende vrouwen komen we erachter dat het dichotome idee van onderdrukking niet klopt. Er is niet één onderdrukker en één onderdrukte, er is geen absolute machtsverdeling en het onderdrukken is geen eenzijdige handeling. Dat er in een onevenredige machtsdynamiek ook agency bestaat, wordt vaak buiten beschouwing gelaten in de mainstream debatten over personen in non-normatieve posities.
Maar je bevinden in een onderschikte machtspositie sluit, ook binnenshuis, het hebben van agency niet uit. “Ik ga altijd met mijn ouders in discussie wanneer ik ergens heen wil maar het van hen niet mag. Door te praten en onderhandelen probeer ik tot een middenweg te komen,” vertelt Farah bijvoorbeeld. Ze voegt daar aan toe: “Gender is erg belangrijk. Ik merk dat ik als vrouw bepaalde dingen niet mag, alleen omdat ik vrouw ben.” Maar toch gaat Farah keer op keer de discussie aan met haar ouders, omdat zij hiertegen wil vechten.
Khadija (25 jaar, student Neuroscience and Cognition, Afghaans), de oudere zus van Farah, vertelt over een Afghaanse uitdrukking, ‘zaroor nest’, wat zoveel betekent als ‘het is niet nodig’. Wanneer zij haar ouders ergens om vraagt is dat vaak de reactie die zij te horen krijgt. Het symboliseert voor haar een gevoel van onderdrukking. “Dan voel ik me boos, ik ga tegen mijn ouders in en ontstaat er soms ruzie.” Op de vraag of zij buitenshuis ook een gevoel van onevenredige machtsdynamiek ervaart, antwoordt Khadija: “Buitenshuis onderdrukt niemand mij, ik geef niemand dat recht. Ik respecteer alleen de mening van mensen om wie ik geef, en dat zijn mijn ouders. Alleen zij hebben wat over mij te zeggen. Ik geef mijn ouders zelf het recht om mij te onderdrukken.”
Khadija en Farah hebben dus een actieve rol in deze machtsdynamiek en zij ervaren de agency om zelf te bepalen hoe zij met deze situatie omgaan. Dat zij uiteindelijk hun ouders gehoorzamen betekent niet dat zij zich neerleggen bij onderdrukking, maar dat zij uit respect en culturele traditie naar hun ouders luisteren.
Religie of cultuur?
Dit raakt aan een belangrijk punt waar meerdere vrouwen die we spraken zich aan ergeren: de verwarring over cultuur en religie. In de publieke (media-)debatten over onderdrukking van vrouwen wordt er nauwelijks onderscheid gemaakt tussen onderdrukking door religie of onderdrukking door cultuur. Nuran ziet met name in de media dat vaak de schuld van vermeende onderdrukking van vrouwen bij religie wordt gelegd. Zij ziet dit zelf echter anders. “Geloof heeft mij handvatten gegeven om mezelf te ontdekken en ontwikkelen. Het heeft niks van me weggenomen, maar het heeft me juist veel gegeven.” Farah voegt daar aan toe: “Ik ervaar meer beperking van mijn vrijheid vanwege het feit dat ik een vrouw ben, dan vanwege het feit dat ik een moslima ben. Dit is ook deels cultureel bepaald.”
In sommige gevallen is het moeilijk te bepalen of een bepaalde machtsdynamiek ontstaat vanuit culturele of religieuze waarden, omdat cultuur en religie met elkaar verweven zijn. Het is dan ook niet productief om een duidelijke lijn te willen trekken tussen de twee. Belangrijker is het erkennen van de voortdurende wisselwerking tussen religie en cultuur, om zo de verwijtende vinger niet direct naar religie te wijzen en los te komen van de notie dat onevenredige machtsrelaties gekoppeld zijn aan religie. Dit kan er op zijn beurt voor zorgen dat we associaties van onderdrukking die we hebben met moslimvrouwen achter ons laten.
Wij zijn mens
“Wij zijn mens, dat is het belangrijkste. Geloof is voor ieder voor zichzelf belangrijk, maar niet voor andere mensen. Wat voorop staat is dat we allemaal mens zijn” aldus Negar (52 jaar, huisvrouw, Afghaans), moeder van Khadija en Farah. Deze uitspraak draagt een duidelijke boodschap uit: wij zijn meer dan ons geloof en wij zijn net als iedereen ook gewoon mens. Om het beperkte, dominante beeld van moslimvrouwen te doorbreken, moeten we onszelf de vraag stellen: ‘Hoe kunnen we het feit dat deze vrouwen moslima zijn zien als onderdeel van hun identiteit en niet als de factor die hun gehele identiteit bepaalt?’
Wanneer we met deze vrouwen in gesprek gaan – in plaats van over hen spreken – dan pas krijgen we een beter beeld van hun ervaringen. Door hen te vragen naar de voor hen belangrijke identiteitsaspecten, ontdekken we dat niet alleen religie, maar ook punten als zelfstandigheid, ambitie en zelfontplooiing hen maken tot wat zij zijn. Khadija vertelt bijvoorbeeld dat zij het belangrijk vindt om constant zichzelf te ontwikkelen en ergens naar te streven. Als ze later gaat werken, wil ze graag een leiderschapsrol op zich nemen. Nuran vertelt over de invloed die studeren op haar heeft gehad: “Als ik geen student was geweest, was ik minder zelfstandig geweest. Het vormt een bepaalde manier van denken. Ik was niet dezelfde persoon geweest als ik niet had gestudeerd.” Zij vindt het belangrijk dat zij zelfstandig is en dat anderen haar ook als dusdanig zien. Nuran wil dat mensen verder kijken dan de zichtbare uitingen van haar geloof.
Het is niet alleen hoog tijd dat wij ons bewust worden van de beperkte blik op moslimvrouwen die velen hebben, het is ook hoog tijd dat we stoppen dit discours te reproduceren. Wij zijn mens, dat is het belangrijkste.
Over de auteurs
Chiara Thijssen (21) is vierdejaars student Culturele Antropologie aan de Universiteit Utrecht. Na haar bachelor (die ze dit jaar hoopt af te ronden) wil ze haar kennis over de Islam en de islamitische wereld verder uitdiepen met het volgen van de master ‘Islam in the Modern World’ aan de UvA.