Controversieel maar revolutionair: de eerste genderkliniek ter wereld

Beeld door Hannah Vonk
Beeld door Hannah Vonk
Romy van der Houven (redacteur)

Het is honderd jaar geleden dat het Institut für Sexualwissenschaft, ’s werelds eerste instituut voor seksuologie, zijn deuren opende in Berlijn. Wat betekende dit centrum voor de queer-gemeenschap van zijn tijd?

Van 1919 tot 1933 was het centrum een toevluchtsoord, onderzoeks- en kenniscentrum, gemeenschap en een aanbieder van gezondheidziorg voor “gender outlaws”–tegenwoordig gay, queer, intersekse of trans personen. Daarnaast konden ze hun genderidentiteit bevestigen met baanbrekende chirurgische ingrepen.

Magnus Hirschfeld

Alex Bakker, historicus en schrijver gespecialiseerd in transgendergeschiedenis, legt tijdens zijn lezing in Spui25—het debatcentrum van de UvA—uit dat de genderkliniek direct na de Eerste Wereldoorlog werd gesticht. Duitsland lag op dat moment nog in puin. Magnus Hirschfeld, de oprichter, financierde het instituut met eigen middelen. Eerder kreeg hij bekendheid in Duitsland door zijn inzet voor homorechten. Hirschfeld wordt gezien als de grondlegger van seksuologie, waarbij onderwerpen als homoseksualiteit, genderdiversiteit, BDSM en fetisjisme werden onderzocht. 

Hirschfelds fascinatie voor genderonderwerpen was niet willekeurig. “Zelf was hij homoseksueel,” zegt Bakker. Wetenschap was voor Hirschfeld het allerbelangrijkste, wat betekende dat zijn geaardheid alleen binnen zijn eigen kring bekend was. Ook de relatie met zijn partner en tevens assistent hield hij geheim voor de buitenwereld. Hij wilde immers niet dat men dacht dat hij handelde vanuit eigenbelang. “Carl Giese, zijn geliefde, was een onmisbare spil binnen het instituut. Hij beheerde het archief, gaf een groot deel van de lezingen en hield de boel bij elkaar.”

Vier pijlers

Voor Hirschfeld was genderonderzoek belangrijk, niet omwille van de wetenschap, maar als middel voor maatschappelijke verandering en emancipatie. “Het was de eerste van vier pijlers van zijn instituut,” zegt Bakker. Homoseksualiteit en genderdiversiteit werden in die tijd—vanuit religieus perspectief—gezien als morele zonden of psychiatrische perversies. Om wetenschappelijke acceptatie en maatschappelijke verandering op gang te brengen, gingen Hirschfeld en zijn collega’s op zoek naar de biologische oorzaken van homoseksualiteit en genderdiversiteit. Ze deden metingen van lichaamslengte, vingers en bloedwaarden in hun eigen laboratorium. Hun conclusie was dat de belangrijkste factor in de inwendige geslachtsklieren moest liggen. “Tegenwoordig zouden we dat hormonen noemen,” aldus Bakker.

Onderwijs was de tweede pijler. Omdat seksuologie een nieuw vakgebied was, werd er gratis seksuele voorlichting gegeven. “Die was zowel gericht op professionals en geneeskunde studenten als het grote publiek,” vertelt Bakker. Het instituut had een indrukwekkende bibliotheek en seksuologisch archief met etnografische objecten. Ook richtten Hirschfeld en zijn collega’s een museum op dat populair werd bij toeristen. “Een goede manier om mensen naar het instituut te lokken en bekendheid te creëren met seksuele diversiteit,” voegt Bakker toe.

De derde pijler was zorg. Bakker legt uit dat de genderkliniek anticonceptie en soa-zorg bood; wie geen geld had, hoefde niet te betalen. Dat trok het eerste jaar 3.500 bezoekers aan; een derde daarvan was homoseksueel, transvestiet of hermafrodiet. Queer mensen kwamen vooral voor advies over seksuele identiteit en mentale lijdensdruk.

Ook diende het instituut als toevluchtsoord—de vierde pijler. Volgens Bakker was het een veilige plek voor homoseksuelen, biseksuelen en transvestieten. Ze konden er lezingen bijwonen, muziek luisteren, films kijken en elkaar ontmoeten.”

Genderonderzoek

Al voordat Hirschfeld de genderkliniek opende, deed hij onderzoek naar wat hij “het derde geslacht” noemde, vertelt Bakker; “een verzamelbegrip voor homoseksualiteit, genderdiversiteit en transvestitisme.” In 1910 introduceerde hij de term Transvestitismus, afgeleid van ‘trans’ en het Latijnse vestis (kleding). Het verwees naar het dragen van kleding die traditioneel hoort bij het andere geslacht, wat op dat moment nog verboden was. “Via gesprekken met de Berlijnse politie regelde Hirschfeld een uitzonderingspas,” zegt Bakker. Die zogeheten Transvestitenschein was een medisch paspoort dat transvestieten toestemming gaf om zich te kleden naar hun gendergevoel.

Elk mens bevindt zich op een spectrum tussen ‘mannelijk’ en ‘vrouwelijk,’ geloofde Hirschfeld. Waar iemand precies op dat spectrum valt, wordt bepaald door een unieke combinatie van hormonen en genetica, legt Bakker uit. Deze theorie noemde Hirschfeld Zwishenstufen, wat ‘seksuele tussenstellingen’ betekent. Hij onderscheidde vier groepen: intersekse personen, mensen met kenmerken van beide geslachten, homoseksuelen en transvestieten. Genderidentiteit zou psychologisch bepaald worden, niet lichamelijk.

Hirschfeld was als seksuologisch expert betrokken bij twintig rechtszaken waarin mensen hun juridische geslachtsaanduiding in hun documenten wilden wijzigen. Hij vond dat niemand het recht had een persoon die als man geregistreerd was te dwingen om man te blijven, terwijl diegene zich vrouw voelt. Op grond van zijn ideeën, die de basis hebben gelegd voor wat nu ‘genderidentiteit’ heet, kreeg Hirschfeld de rechter in zeventien van de twintig rechtszaken mee.

Hoewel de genderkliniek een bolwerk van emancipatie was, stuitte Hirschfelds werk ook op felle weerstand. Tegenstanders maakten hem belachelijk en vielen hem soms zelfs fysiek aan.

Dora’s casus

Dora Richter, een jonge trans vrouw, onderging in 1922 de allereerste geslachtsbevestigende operatie bij Hirschfelds instituut. Bakker vertelt dat de artsen na psychiatrische observatie instemden met haar wens. Het was immers haar laatste resolute, anders zou ze zelfmoord plegen. Aanvankelijk werd alleen een castratie uitgevoerd, geen penectomie, uit angst voor complicaties. En de drang om de penis te laten verwijderen, althans zo werd gedacht, zou na de castratie verdwijnen.

Hoewel in 1912 bij een trans man al een mastectomie en hysterectomie werden uitgevoerd, leidde Dora’s casus als eerste tot een transparante benadering. Waar eerdere castraties nog onder de radar plaatsvonden, begon het instituut er nu wél over te publiceren.

Bij Dora Richter bleef de wens tot penectomie. In 1930–31 hadden artsen eindelijk het vertrouwen om de medische risico’s te overwinnen. Ze bereidden binnen het instituut de allereerste vaginoplasties voor en voerden die uit bij Dora én nog twee andere transgenderpatiënten. Zo groeide het instituut uit tot het epicentrum van geslachtsbevestigende chirurgie.

Einde hoofdstuk

Slecht nieuws voor wie de genderkliniek in Berlijn wil bezoeken: die bestaat niet meer. Op 10 mei 1933, enkele maanden nadat de nazi’s de macht hadden gegrepen, plunderden zij het instituut en verbrandden op de Opernplatz een stapel ‘verbotener’ boeken. Van die stapel was naar schatting 75 procent afkomstig uit de collectie van het instituut, aldus Bakker, als “propagandistisch statement tegen seksuele, linkse en joodse ‘degeneratie”’.” Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het pand vervolgens bij een geallieerd bombardement vrijwel volledig verwoest.

Met deze vernietiging eindigde een hoofdstuk in de geschiedenis. Wat stond voor persoonlijke vrijheid, seksuele diversiteit en acceptatie werd doelbewust uitgeroeid. Maar dit was niet het einde van het boek; het luidde juist een nieuw hoofdstuk in voor wat later moderne genderwetenschap en LGBTQ+-emancipatie zou worden.

Steun LOVER!
LOVER draait sinds de start in 1974 volledig op vrijwilligers en donaties. Wil je dat een van Nederlands oudste feministische tijdschriften blijft bestaan? Help ons door een (eenmalige) donatie. Elke euro is welkom en wordt gewaardeerd. Meer informatie vind je hier.

Meer LOVER? Volg ons op XInstagramLinkedIn en Facebook.