Genderblinde artsen en ontbrekende cijfers
De noodzaak van vrouwspecifieke zorg
We weten het met zijn allen al een tijdje. (Biologische) vrouwenlichamen zijn anders dan (biologische) mannenlichamen. En niet alleen aan de buitenkant: ook van binnen zijn er behoorlijk wat verschillen tussen de seksen. Deze verschillen zijn zowel fysiologisch - denk aan de hormoonhuishouding - als anatomisch.
Zolang een persoon gezond is blijft het lichamelijke onderscheid tussen man en vrouw onbetwist. Iedereen weet dat jongens de baard in de keel krijgen, dat bij meisjes de groeispurt eerder plaatsvindt en dat de overgang rond het vijftigste jaar zijn intrede doet. Sekseverschillen worden dagelijks in zowel politieke als mediakringen op de voorgrond geplaatst, waarbij hij/zij-retoriek zelfs regelmatig de inzet is van populair gewin. Zodra een lichaam echter ziek wordt lijkt er aan dit onderscheid weinig aandacht meer besteed te worden. Zowel bij het stellen van een diagnose als tijdens de daaropvolgende behandeling en verzorging gaan professionals er in het algemeen van uit dat gezondheidsklachten en zorgbehoeften van vrouwen gelijk zijn aan die van mannen. Maar is dat eigenlijk wel zo?
rokende vrouwen
Er komt steeds meer bewijs dat sommige ziekten en aandoeningen bij vrouwen anders tot uiting komen dan bij mannen. Waar mannen zich bijvoorbeeld voorafgaand aan een hartaanval presenteren met de klassieke symptomen van pijn op de borst, klagen vrouwen vaker over gevoelens van vermoeidheid en algehele malaise. Hartproblemen kunnen bij vrouwen zo te laat herkend worden, met alle gevolgen van dien. Daarnaast komen sommige aandoeningen, zoals schildklierziekten en reuma, vaker voor bij vrouwen, en hebben rokende vrouwen een hogere kans op longkanker en chronische longziektes dan hun mannelijke mede-rokers. Het ontbreken van kennis over deze cijfers kan het stellen van belangrijke diagnoses onnodig vertragen. Tenslotte leven vrouwen gemiddeld langer dan mannen. Een groot deel van die vrouwelijke levensjaren wordt gemarkeerd door de aanwezigheid van chronische ziektes. Door de vergrijzing zullen er in de toekomst relatief meer vrouwen bijkomen die lijden aan ouderdomsdiabetes, hartfalen en dementie. Daarbij zullen het met name vrouwen zijn die voor al deze aandoeningen medicijnen moeten gaan slikken, met het risico op allerhande bijwerkingen, interacties en overdoseringen als gevolg.
Het is dus van belang dat we kunnen beschikken over een gezondheidszorg waarin het vrouwenlichaam en haar epidemiologie regelmatig onder de specialistische loep wordt gelegd. Toch is er, zowel in medische als maatschappelijke kringen, weinig bekend over specifieke vrouwenklachten en -ziektes en de bijbehorende zorgbehoeftes. Het resultaat is dat vrouwen niet altijd de zorg krijgen die ze nodig hebben.
'sexy' ziekte
Een van de verklaringen voor het gebrek aan kennis bij gezondheidszorg professionals ligt in de praktijk van de medische wetenschap. In het verleden werden vrouwen sneller uitgesloten van deelname aan onderzoek, bijvoorbeeld omdat de menstruele cyclus de betrouwbaarheid van metingen in de war schopte, of uit angst dat geneesmiddelen schade zouden kunnen toebrengen aan een foetus. Hierdoor liep de ontwikkeling van kennis over specifieke vrouwenklachten- en aandoeningen een flinke achterstand op. Deze achterstand ten opzichte van andere onderzoeksgebieden is ook tegenwoordig nog niet ingehaald. Een oorzaak daarvan zou kunnen zijn dat niet elke ziekte of aandoening ‘sexy’ genoeg is om subsidie mee binnen te halen - een remedie tegen diabetes vinden levert een onderzoeksinstituut meer prestige op dan vrouwen van hun menstruatiepijn afhelpen. Daarbij is het medisch onderzoek altijd een mannenwereld geweest – en hoewel de status quo snel aan het veranderen is, zitten er nog altijd weinig vrouwen op plekken waar zij onderzoeksthema’s kunnen bepalen.
Een andere oorzaak van de gelimiteerde bekendheid van vrouwspecifieke aandoeningen zou gezocht kunnen worden in de hardnekkige tradities met betrekking tot mannelijkheid en vrouwelijkheid die binnen de medische cultuur bestaan. Ondanks de aanwas van vrouwelijke studenten is er in het medisch onderwijs sinds jaar en dag sprake van een machocultuur - uitingen van ‘vrouwelijk gedrag’ bij artsen (emotioneel worden, je zachtaardig of terughoudend opstellen) worden door zowel mannelijke als vrouwelijke artsen als een zwakte beschouwd. Het medische equivalent van de ‘male gaze’ is dan ook ‘genderblind’, en maakt traditiegetrouw gering onderscheid tussen mannen en vrouwen: een blinde vlek in het medisch discours Dit medisch discours is trouwens selectief in haar beperkte aandacht voor genderverschillen: onder artsen is het stereotype van de zeurende vrouwelijke hypochonder nog volop in leven.
leefstijlkeuzes
Vrouwspecifieke klachten- en aandoeningen genieten ook buiten de gezondheidszorg weinig bekendheid. Een gevolg daarvan kan zijn dat vrouwen niet altijd handelen in overeenstemming met het risico waaraan ze worden blootgesteld. Weinig vrouwen weten bijvoorbeeld dat ze een veel grotere kans hebben op het krijgen van een levensbedreigende hart-en/of vaataandoening dan op borstkanker; informatiegebrek dat consequenties kan hebben voor een het maken van weloverwogen leefstijlkeuzes.
Het tekort aan kennis over medische verschillen tussen mannen en vrouwen kan een obstakel vormen bij het waarborgen van de zo gekoesterde kwaliteit van zorg in Nederland. Onlangs organiseerde WOMEN Inc. daarom de talkshow ‘vrouwspecifieke zorg’. Vrouwelijke professionals uit verschillende takken van de medische sport kwamen in een panel bijeen om te debatteren over het gebrek aan aandacht voor het zieke vrouwenlichaam. Onder de panelleden bevonden zich vertegenwoordigers van patiëntenverenigingen en belangenorganisaties, artsen, onderzoekers en zorgondernemers.
multidisciplinair
Dát er wat moet veranderen in de Nederlandse zorg, daar was het panel het snel over eens. Het inzetten van meer financiële middelen voor onderzoek kan dokters wellicht overtuigen van het belang van een vrouwspecifiek perspectief. Dit perspectief moet, volgens de panelleden, in de toekomst leiden tot een multidisciplinaire aanpak vanuit een gespecialiseerd gezondheidscentrum, met meer oog voor de kwaliteit van leven en zorgbehoeften van vrouwen. Ook zou het belang van lichamelijke en psychische vrouw-man verschillen standaard op de agenda van huisartsen en huisartsen in opleiding moeten komen. Die zouden daarbij getraind moeten worden in het communiceren met de vrouwelijke patiënt: vrouwen worden door de huisarts nog te vaak met een kluitje het riet in gestuurd.
Om vrouwspecifieke zorg alvast een stapje dichterbij te brengen kunnen vrouwen ook zelf wat doen, was de consensus onder de WOMEN-Inc.-panelleden. Goede communicatie in de spreekkamer moet uiteindelijk van twee kanten komen, en is alleen mogelijk als zowel arts als patiënt voldoende kennis in huis hebben. Bewustzijns- en preventiecampagnes bij een breed publiek kunnen vrouwen verder helpen om hun bekendheid met medische onderwerpen te vergroten, en hen motiveren om hun wensen en zorgbehoeftes te uiten.
Het is tijd dat Nederland gaat investeren in onderzoek, onderwijs en voorlichting op het gebied van vrouwspecifieke klachten en aandoeningen. Een dergelijke injectie is noodzakelijk om de zorg voor vrouwen naar een hoger kwaliteitsniveau te brengen. En daar ligt meteen een uitdaging: in een tijd waarin bezuinigen aan de orde van de dag zijn kan dit traject nog wel eens hobbelig gaan verlopen. Maar als we in Nederland de discussie over het belang van vrouwspecifieke zorg aan blijven gaan, kunnen we politieke, medische en maatschappelijke krachten bundelen. Er is namelijk nog genoeg (gezondheids)winst te behalen.
Maaike Muntinga is onderzoeker naar ouderenzorg bij de Vrije Universiteit Amsterdam.
Foto (CC) UN Women/David Snyder